Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) was op 1 januari 2020 voor de helft eigenaar van de woning te A. Haar ex-partner was op dat moment voor de andere helft eigenaar. Zij woont al acht jaar niet meer in de woning te A en huurde het gehele jaar 2020 een woning te B. In juni 2020 is de woning te A verkocht.

Bij Rechtbank Noord-Holland is in geschil of de Inspecteur terecht de woning te A als vermogen in aanmerking heeft genomen voor het recht op huurtoeslag 2020. Daarnaast is in geschil of de terugvordering van de voorschotten huurtoeslag 2020 gematigd dient te worden.

Of een belanghebbende over het berekeningsjaar voordeel heeft uit sparen en beleggen, wordt vastgesteld aan de hand van gegevens van de Inspecteur van de Belastingdienst. De Rechtbank is van oordeel dat de Inspecteur op basis van de aanslaggegevens terecht heeft vastgesteld dat X op de peildatum 1 januari 2020 een voordeel uit sparen en beleggen had. Voor zover zij zich op het standpunt stelt dat de woning te A als vermogen buiten beschouwing moet worden gelaten bij het vaststellen van haar recht op huurtoeslag 2020, volgt de Rechtbank deze stelling niet. In haar situatie is geen sprake van bijzondere omstandigheden waardoor gehele of gedeeltelijke matiging kan plaatsvinden.

Metadata

Rubriek(en)
Toeslagen
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
13 maart 2023
Rolnummer
22/2888
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2023:2289
NLF-nummer
NLF 2023/0726
Aflevering
30 maart 2023

Naar de bovenkant van de pagina