Direct naar content gaan

Samenvatting

Dit besluit (Stcrt. 2023, 12125) wijzigt onderdeel 4.1 van het besluit van 29 maart 2016, BLKB2016/433M (Stcrt. 2016, 17339). De wijziging van het besluit houdt verband met HR 9 september 2022, , 20/01549, ECLI:NL:HR:2022:1146 en Hof Arnhem-Leeuwarden 31 maart 2020, 19/00845, ECLI:NL:GHARL:2020:2782, NLF 2020/0926 inzake gezondheidskundige diensten van een medisch pedicure. In onderdeel 4.1 zijn ook enkele tekstuele wijzigingen aangebracht. Dit besluit is met ingang van 27 april 2023 in werking getreden. De laatste alinea van onderdeel 4.1, zoals bepaald in artikel I, onderdeel B, werkt terug tot en met 9 september 2022.

In de bovengenoemde belastingzaak was het volgende aan de orde:

X (belanghebbende) exploiteert een praktijk waarin zij onder meer werkzaamheden als medisch pedicure verricht.

Vanaf 2010 is voor patiënten met diabetes mellitus een Zorgmodule Preventie Diabetische Voetulcera (hierna: de Zorgmodule) beschikbaar. De Zorgmodule heeft tot doel het aantal voetulcera en -amputaties bij de hiervoor genoemde groep patiënten te verminderen.

In hoger beroep is in geschil of de instrumentele behandeling van patiënten met diabetes mellitus binnen de Zorgmodule die X geeft, is vrijgesteld van omzetbelasting op de voet van artikel 11, lid 1, onderdeel g, Wet OB 1968. Uitsluitend is in geschil of deze behandeling van gelijkwaardige kwaliteit is als die van een podotherapeut (i.e. een beroepsbeoefenaar als omschreven in de Wet BIG), en of het neutraliteitsbeginsel zich tegen de eis verzet dat sprake moet zijn van een opleiding op hbo-niveau.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de instrumentele behandeling een wezenlijk, inherent en onafscheidbaar deel vormt van de voetzorg voor diabetespatiënten volgens de Zorgmodule en als zodanig binnen de reikwijdte van voornoemde vrijstelling valt. De instrumentele behandeling verschilt niet zozeer van de behandeling die podotherapeuten geven dat dit een verschil in btw-behandeling rechtvaardigt. Het is niet aannemelijk dat dezelfde instrumentele behandeling door een podotherapeut van een hogere kwaliteit is in vergelijking met die door een medisch pedicure.

De vraag of het binnen de beoordelingsvrijheid van Nederland als lidstaat valt om onderscheid te maken tussen op mbo- en op hbo-niveau opgeleide dienstverrichters behoeft geen behandeling.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de staatssecretaris tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
27 april 2023 e.v.
Instantie
MvF
Datum instantie
26 april 2023
Rolnummer
2023-8146
NLF-nummer
NLF 2023/1005
Aflevering
4 mei 2023
bwbr0002629&artikel=11,bwbr0002629&artikel=11

Naar de bovenkant van de pagina