Samenvatting
In deze procedure is in geschil de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) van een deurmat die voor 98% uit rubber bestaat en waarop op de bovenzijde polyestervezels zijn gelijmd. De aangever meent dat postonderverdeling 4016 91 00 (matten van niet-geharde gevulkaniseerde rubber, met een bijbehorend tarief van 2,5%) van toepassing is. De Inspecteur meent dat postonderverdeling 5705 00 30 van de GN (andere tapijten van synthetische of kunstmatige textielstoffen, met een bijbehorend tarief van 8%) van toepassing is.
Rechtbank Noord-Holland heeft X in het gelijk gesteld, maar Hof Amsterdam heeft het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep gegrond verklaard. Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond.
Het Hof heeft, in cassatie onbestreden, vastgesteld dat de bovenzijde van de deurmat uit textielmateriaal bestaat. Daarvan uitgaande heeft het Hof terecht geoordeeld dat de deurmat bij toepassing van aantekening 1 op hoofdstuk 57 van de GN voldoet aan de bewoordingen van post 5705 van de GN. Daaraan kan niet afdoen dat de deurmat, zoals het middel aanvoert, is bestemd voor gebruik buitenshuis.
Anders Conclusie A-G Ettema (NLFÂ 2020/2447, met noot van Polak).
BRON
Arrest in de zaak van X bv te Z (hierna: belanghebbende) tegen de Staatssecretaris van Financiën op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2019, nr. 18/00307, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 16/1830) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven bindende tariefinlichting.
1. Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.C. van de Leur, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P, heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 30 september 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Uitgangspunten in cassatie
2.1.1. Belanghebbende heeft de Inspecteur verzocht om de afgifte van een bindende tariefinlichting voor een deurmat in een rechthoekige vorm (hierna: de deurmat). De deurmat bestaat voor 98 procent van het totale gewicht uit een laag rubber met daarop verhogingen van rubber die een sierpatroon vormen. De bovenzijde van deze verhogingen is voorzien van losse polyestervezels. Deze vezels zijn met hars verlijmd op het rubber en daarna bedrukt met een dessin. Het gewicht van de polyestervezels vormt ongeveer 1 procent van het totale gewicht van de deurmat. Door deze polyestervezels voelt de bovenzijde van de deurmat ruw aan.
2.1.2. De Inspecteur heeft op 7 december 2015 de gevraagde bindende tariefinlichting verstrekt. Hij heeft de deurmat ingedeeld in postonderverdeling 5705 00 30 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN). Deze postonderverdeling betreft âAndere tapijten, ook indien geconfectioneerdâ, âvan synthetische of kunstmatige kleurstoffenâ.
2.1.3. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de bindende tariefinlichting. Zij meent dat de deurmat moet worden ingedeeld in postonderverdeling 4016 91 00 van de GN. Deze postonderverdeling betreft âAndere artikelen van niet-geharde gevulkaniseerde rubberâ, âandere, vloerbedekking en mattenâ.
2.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de deurmat met toepassing van algemene indelingsregel 1 van de GN moet worden ingedeeld in postonderverdeling 5705 00 30 van de GN. Daartoe heeft het Hof overwogen dat volgens aantekening 1 op hoofdstuk 57 van de GN als tapijten wordt aangemerkt vloerbedekking waarvan de bovenzijde uit textielstof bestaat. Naar het oordeel van het Hof volgt uit de Engelse en de Franse taalversie van aantekening 1 van het Geharmoniseerde Systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: het GS) dat het voor toepassing van aantekening 1 op hoofdstuk 57 volstaat wanneer aan de bovenzijde van een vloermat textielmateriaal (âtextile materialsâ respectievelijk âmatiĂšre textileâ) is aangebracht. Naar het oordeel van het Hof lijdt het geen twijfel dat voor de toepassing van het GS polyestervezels als textielmateriaal zijn te beschouwen. De deurmat kan, aldus het Hof, met toepassing van algemene indelingsregel 1 van de GN worden ingedeeld onder een tariefpost die het volledige product omvat.
3. Rechtskader
3.1.1. Afdeling VII van de GN draagt het opschrift âKunststof en werken van kunststof; rubber en werken daarvanâ. Het tot afdeling VII van de GN behorende hoofdstuk 40 draagt het opschrift âRubber en werken daarvanâ.
3.1.2. Post 4016 van de GN luidt als volgt:
3.1.3. Aantekening 2 op hoofdstuk 40 van de GN bepaalt:
3.2.1. Afdeling XI van de GN draagt het opschrift âTextielstoffen en textielwarenâ. Het tot Afdeling XI van de GN behorende hoofdstuk 57 draagt het opschrift âTapijtenâ.
3.2.2. Post 5705 van de GN luidt als volgt:
3.2.3. Aantekening 1 op hoofdstuk 57 van de GN luidt als volgt:
De authentieke Engelse taalversie van deze aantekening luidt als volgt:
â1. For the purposes of this chapter, the term âcarpets and other textile floor coveringsâ means floor coverings in which textile materials serve as the exposed surface of the article when in use and includes articles having the characteristics of textile floor coverings but intended for use for other purposes.â
De eveneens authentieke Franse taalversie van deze aantekening luidt als volgt:
3.2.4. De toelichting van de Werelddouaneorganisatie (hierna: de WDO) op hoofdstuk 57 van het GS luidt in de authentieke Engelse taalversie â voor zover van belang â als volgt:
Deze toelichting luidt in de eveneens authentieke Franse taalversie â voor zover van belang â als volgt:
3.3. Algemene indelingsregel 1 van de GN luidt als volgt:
4. Beoordeling van het middel
4.1. Het middel is gericht tegen het hiervoor in 2.2 weergegeven oordeel van het Hof. Het middel neemt tot uitgangspunt dat afdeling XI van de GN ziet op âTextielstoffen en textielwarenâ en post 5705 van de GN op âandere tapijten, ook indien geconfectioneerdâ. Daaronder kunnen volgens het middel deurmatten die voor 98 procent uit rubber bestaan, niet met toepassing van algemene indelingsregel 1 worden begrepen. Het middel voert in dit verband aan dat tussen partijen niet in geschil is dat de deurmat is ontworpen voor gebruik buitenshuis. Aantekening 1 op hoofdstuk 57 van de GN ziet volgens het middel niet op deurmatten voor gebruik buitenshuis omdat dergelijke deurmatten â volgens algemeen taalgebruik â niet zijn aan te merken als vloerbedekking. De deurmat kan dus niet met toepassing van algemene indelingsregel 1 in de GN worden ingedeeld, aldus het middel.
4.2. Het Hof heeft terecht vooropgesteld dat voor de indeling in het douanetarief bepalend zijn de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken, waarbij het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen zoals deze in die bewoordingen en aantekeningen zijn omschreven. Voor zover het middel betoogt dat de bewoordingen van het opschrift van afdeling XI van de GN bepalend zijn, faalt het. Volgens de hiervoor in 3.3 geciteerde algemene indelingsregel 1 van de GN wordt de tekst van de opschriften van de afdelingen geacht slechts als aanwijzing te gelden. Het begrip textielwaren in het opschrift van afdeling XI van de GN behelst dan ook een rekbaar begrip en zegt nog niets over de verhouding aan stoffen waaruit een textielwerk moet zijn samengesteld.
4.3. Het Hof heeft, in cassatie onbestreden, vastgesteld dat de bovenzijde van de deurmat uit textielmateriaal bestaat. Daarvan uitgaande heeft het Hof terecht geoordeeld dat de deurmat bij toepassing van aantekening 1 op hoofdstuk 57 van de GN voldoet aan de bewoordingen van post 5705 van de GN.
Daaraan kan niet afdoen dat de deurmat, zoals het middel aanvoert, is bestemd voor gebruik buitenshuis. Het begrip vloerbedekking in aantekening 1 op hoofdstuk 57 van de GN is niet beperkt tot vloerbedekking die is bestemd voor gebruik binnenshuis. Het is buiten redelijke twijfel dat het begrip vloerbedekking in hoofdstuk 57 van de GN een ruim begrip is in zoverre dat vloer of bodem (âfloorâ of âsolâ) ziet op elk vlak gemaakt gedeelte van de grond, ongeacht of dat gedeelte van de grond zich binnenshuis of buitenshuis bevindt. Steun voor deze uitleg wordt ontleend aan de hiervoor in 3.2.4 geciteerde Engelse en Franse taalversie van de toelichting van de WDO op hoofdstuk 57 van het GS. Hoofdstuk 57 van de GN omvat dus ook vloerbedekking die is bestemd voor gebruik buitenshuis. Dat hoofdstuk is ook toepasselijk als het beoogde gebruik is beperkt tot het vegen van de schoenen voorafgaand aan het binnentreden van een pand. Aan de toepasselijkheid van dit hoofdstuk doet verder niet af dat bij deurmatten als de onderhavige het gewicht van de drager van het textielmateriaal het gewicht van het textielmateriaal verre overtreft. Het middel faalt daarom ook voor het overige.
5. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt, M.W.C. Feteris, M.A. Fierstra, en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2021.