Direct naar content gaan

Samenvatting

Memira Holding AB (hierna: Memira) is de moedermaatschappij van een concern dat dochterondernemingen heeft in verschillende landen, waaronder Duitsland. De activiteiten van de Duitse dochteronderneming hebben tot verliezen geleid. De activiteiten van de dochteronderneming zijn inmiddels vereffend. De dochteronderneming zou alleen nog schulden en bepaalde liquide middelen hebben. De groep overweegt nu om de Duitse dochteronderneming te laten fuseren met de Zweedse moedermaatschappij door middel van een grensoverschrijdende fusie. De fusie houdt in dat de dochteronderneming zonder vereffening wordt ontbonden. Na de fusie zal de groep niet langer beschikken over een onderneming in Duitsland. De groep zal daar via de moedermaatschappij of een andere groepsvennootschap ook geen activiteiten meer uitvoeren.

De Duitse dochteronderneming heeft gecumuleerde verliezen uit voorgaande jaren voor een bedrag van in totaal ongeveer € 7,6 miljoen. Het gaat hierbij om exploitatieverliezen die verband houden met de activiteiten in Duitsland en die zijn ontstaan ten gevolge van een gebrek aan rentabiliteit. De verliezen kunnen door de dochteronderneming fiscaal worden afgetrokken in Duitsland. Niet verrekende verliezen kunnen worden voortgewenteld en – zonder beperking in de tijd – worden afgetrokken van de eventuele winst die de dochteronderneming in de volgende jaren boekt. Op grond van het Duitse recht is het echter niet mogelijk om door middel van een fusie verliezen over te dragen aan een andere onderneming die in Duitsland belastingplichtig is.

De Skatterättsnämnd (adviescommissie voor fiscale vraagstukken, Zweden) heeft geoordeeld dat Memira bij de fusie met de Duitse dochteronderneming niet voldoet aan de voorwaarden waaronder de negatieve inkomsten op grond van het Unierecht kunnen worden afgetrokken. Bij de beoordeling of de verliezen definitief zijn, zou overeenkomstig de rechtspraak van het HvJ rekening moeten worden gehouden met de wijze waarop de verliezen worden behandeld op grond van de wetgeving van de staat waar de dochteronderneming is gevestigd. Aangezien de verliezen op grond van het Duitse recht niet kunnen worden verrekend bij een fusie met een andere onderneming die in Duitsland belastingplichtig is, zouden zij niet als definitief kunnen worden beschouwd in de zin van de rechtspraak van het HvJ. Bijgevolg zou in zoverre ook geen sprake zijn van strijd met het Unierecht.

Tegen dit prealabele advies is door zowel de Skatteverk (belastingdienst) als Memira bij de Högsta förvaltningsdomstol (hoogste bestuursrechter, Zweden) beroep ingesteld, die hierover prejudiciële vragen heeft gesteld aan het HvJ.

A-G Kokott geeft het HvJ in overweging de vragen als volgt te beantwoorden:

  1. Artikel 49 VWEU (vrijheid van vestiging) juncto artikel 54 VWEU (vennootschappen gelijkgesteld met onderdanen) vereist voor een grensoverschrijdende verliesverrekening dat het rechtens mogelijk is om de verliezen in de staat van vestiging van de dochteronderneming in aanmerking te nemen en dat de belastingplichtige van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Een dergelijke mogelijkheid tot verrekening omvat ook verliesverrekening via een fusie met een derde of verrekening via een verkoop van de vennootschap aan een derde.
  2. Voor dit resultaat is het niet van belang of de groep in het concrete geval nog beschikt over verdere groepsvennootschappen in de lidstaat van de dochteronderneming waaraan het verlies had kunnen worden overgedragen.
A Oy revisited?

Deze zaak komt sterk overeen met de zaak A Oy, waarin een Zweedse vennootschap in een Finse vennootschap fuseerde en er niets achterbleef in Zweden. Dat is hier in wezen niet anders. Het HvJ oordeelde in de zaak A Oy dat Finland verplicht was om een definitief verlies uit Zweden in aftrek toe te staan. In deze zaak is, in de kern, de vraag of de omstandigheid dat het feitelijk, dan wel rechtens niet mogelijk is om het verlies in aftrek te brengen in Duitsland, van invloed is op de verplichting om aftrek in Zweden toe te staan.

Geen toepassing definitieve-verliezenleer

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
10 januari 2019
Rolnummer
C‑607/17
ECLI
ECLI:EU:C:2019:8
Auteur(s)
dr. G.F. Boulogne
Universiteit van Amsterdam
NLF-nummer
NLF 2019/0187
Aflevering
24 januari 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2149
bwbv0001506&artikel=49,bwbv0001506&artikel=49,bwbv0001506&artikel=54,bwbv0001506&artikel=54

Naar de bovenkant van de pagina