Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In verband met het bekend worden dat de FIOD de beschikking had gekregen over zijn verzwegen Luxemburgse bezittingen en inkomsten had een belastingplichtige zijn advocaat opdracht gegeven deze alsnog bij de Belastingdienst aan te geven. Bij het eerste contact daarover met de Belastingdienst had de advocaat de naam van zijn cliënt nog niet genoemd omdat hij er zeker van wilde zijn dat geen vervolging bij de strafrechter zou plaatsvinden. Nog voor de advocaat de naam van zijn cliënt genoemd had ontving deze een brief van de Belastingdienst waarin inlichtingen over zijn buitenlandse bezittingen en inkomsten werden verlangd. Daarop volgde een navorderingsaanslag vermogensbelasting met een boete van 50 procent. Met het Hof oordeelt de Hoge Raad dat er sprake is van een vrijwillige verbetering en dat daarom geen boete kan worden opgelegd. De belastingplichtige mocht uit de inhoud van een persbericht van het Ministerie van Financiën (van 15 januari 2002) afleiden dat zijn initiatief (waarmee het Hof kennelijk doelt op de uiting, jegens zijn raadsman, van zijn wil om alsnog juiste en volledige aangifte te doen) zou worden aangemerkt als een vrijwillige verbetering als bedoeld in artikel 67n van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Tegen laatstbedoeld oordeel, dat ’s Hofs beslissing zelfstandig draagt, wordt in cassatie niet opgekomen.Het cassatieberoep van de staatssecretaris wordt daarom ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1998
Instantie
HR
Datum instantie
15 februari 2008
Rolnummer
43.061
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC4330

Naar de bovenkant van de pagina