Direct naar content gaan

Samenvatting

De echtgenoot van A heeft de administratie en de belastingaangiften van haar eenmanszaak verzorgd. Omdat diverse aangiften opzettelijk onjuist waren ingediend wordt de echtgenoot daarvoor strafrechtelijk vervolgd. In cassatie is de vraag aan de orde of het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte (artikel 69, lid 2, AWR) een kwaliteitsdelict is zodat alleen een aangifteplichtige of diens vertegenwoordiger de pleger kan zijn.

De Hoge Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. Artikel 69, lid 2, AWR is gericht tot degene die een ‘bij de belastingwet voorziene aangifte’ onjuist of onvolledig doet. Als pleger van het onjuist of onvolledig doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte moet daarom worden aangemerkt degene die tot het doen van de aangifte gehouden is (vgl. HR 17 oktober 2006, 01599/05, ECLI:NL:HR:2006:AU8286). Die gehoudenheid tot het doen van aangifte kan worden vastgesteld bij eenieder die tot het doen van aangifte is uitgenodigd als voorzien in artikel 8, lid 1, AWR. Mede gelet op totstandkomingsgeschiedenis van de AWR kan een als aangifte ingediende gegevensdrager uitsluitend worden aangemerkt als een ‘bij de belastingwet voorziene aangifte’ indien die aangifte is gedaan door degene op wiens belasting- of betalingsplicht die aangifte betrekking heeft, of door degene die ex artikel 42 t/m 44 AWR als vertegenwoordiger van de belasting- of betalingsplichtige kan optreden. De opvatting dat ook buiten deze gevallen sprake kan zijn van het als pleger strafrechtelijk aansprakelijk zijn voor het onjuist of onvolledig doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in artikel 69, lid 2, AWR is onjuist. Opmerking verdient dat – zoals ook blijkt uit de totstandkomingsgeschiedenis van de AWR – artikel 47 t/m 51 Sr. diverse mogelijkheden bieden om degene die anders dan als pleger betrokken is bij het onjuist of onvolledig doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte, onder specifieke voorwaarden strafrechtelijk aansprakelijk te stellen voor die betrokkenheid. Onder omstandigheden kan een dergelijke gedraging ook opleveren het in artikel 225, lid 2, Sr. strafbaar gestelde (‘valsheid in geschrift’), welke delictsomschrijving tot eenieder is gericht.

De strafkamer van het Hof heeft de echtgenoot dan ook terecht vrijgesproken, aldus de Hoge Raad. Het cassatieberoep van het Openbaar Ministerie wordt verworpen.

Anders, Conclusie A-G Vegter.

Degene die aangifte doet zonder daartoe wettelijk gehouden te zijn, kan niet strafrechtelijk worden veroordeeld voor het opzettelijk onjuist doen van die aangifte. Dat volgt al uit een arrest van 2006 waarnaar de Hoge Raad verwijst. Niet nieuw – zie artikel 42 en 43 AWR – maar wel verduidelijkend is de overweging in dit arrest dat de bestuurder van een lichaam, wettelijk vertegenwoordiger, curator en bewindvoerder als plegers kunnen worden aangemerkt met betrekking tot een aangifte die zij in die hoedanigheid hebben gedaan. Daarnaast bevestigt de Hoge Raad dat ook de onverplicht ingediende aangifte in voorkomend geval als opzettelijk onjuist gedaan kan worden vervolgd.

Uitnodiging – onjuiste aangifte (artikel 69, lid 2, AWR)

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2011-2014
Instantie
HR
Datum instantie
28 januari 2020
Rolnummer
19/00182
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:121
Auteur(s)
mr. B.J.G.L. Jaeger
Jaeger Advocaten-belastingkundigen
NLF-nummer
NLF 2020/0421
Aflevering
20 februari 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3064
bwbr0002320&artikel=69&lid=1,bwbr0002320&artikel=69&lid=2,bwbr0002320&artikel=69&lid=2,bwbr0002320&artikel=42,bwbr0002320&artikel=42,bwbr0002320&artikel=43,bwbr0002320&artikel=43,bwbr0002320&artikel=44,bwbr0002320&artikel=44&lid=1,bwbr0002320&artikel=44

Naar de bovenkant van de pagina