Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in zijn aangifte IB/PVV 2011 een bedrag van € 9.529 aan extra vervoerskosten wegens ziekte in aanmerking genomen als persoonsgebonden aftrek. Hij heeft onder meer kosten van de auto’s van de echtgenote en van de (inwonende) zoon opgevoerd, kosten van de scooter van de (inwonende) dochter, en loonheffing over het privégebruik van de door de werkgever aan X ter beschikking gestelde auto. De Inspecteur heeft slechts een bedrag van € 2.910 in aftrek toegelaten.

Rechtbank Noord-Nederland en Hof Arnhem-Leeuwarden hebben het (hoger) beroep ongegrond verklaard.

Het Hof heeft geoordeeld dat noch de vervoerskosten van de zoon en dochter, noch de loonheffing over het privégebruik van de door de werkgever ter beschikking gestelde auto in aanmerking genomen kunnen worden als vervoerskosten. Daarvoor achtte het Hof redengevend dat de werkgever de auto aan X niet ter beschikking had gesteld met het oog op de ziekte van X, en dat de vervoerskosten van de zoon en dochter niet in direct verband staan met de ziekte of invaliditeit van X en de echtgenote.

X heeft cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dat gegrond.

Het Hof heeft een onjuiste maatstaf toegepast. Niet van belang is of de extra vervoerskosten zijn gemaakt met een vervoermiddel dat is aangeschaft of ter beschikking is gesteld met het oog op de ziekte of invaliditeit. De zaak is verwezen naar Hof Den Bosch.

De Hoge Raad merkt nog op dat, anders dan het middel betoogt, tot de vervoerskosten van het gezin van X mede moet worden gerekend het bedrag van de bijtelling voor het privégebruik van de door de werkgever ter beschikking gestelde auto, en niet de daarover geheven loonheffing (vgl. HR 29 september 1993, 29.337, ECLI:NL:HR:1993:AC5468).

Het causale verband tussen extra vervoerskosten en ziekte

In deze procedure is de aftrek van buitengewone uitgaven voor extra vervoerskosten in de zin van artikel 6.17, lid 1, onderdeel b, Wet IB 2001 in geschil. De Hoge Raad overweegt in r.o. 2.3.2, eerste volzin, omtrent het geschil voor het Hof:

‘In hoger beroep was klaarblijkelijk niet in geschil dat belanghebbende en de echtgenote extra kosten maken voor vervoer als rechtstreeks gevolg van hun ziekte.’

 

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2011
Instantie
HR
Datum instantie
29 juni 2018
Rolnummer
17/05455
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:1018
Auteur(s)
mr. E. Thomas
Tilburg University/Zelfstandig belastingadviseur
NLF-nummer
NLF 2018/1476
Aflevering
12 juli 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1627
bwbr0011353&artikel=6.17&lid=1,bwbr0011353&artikel=6.17&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina