Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten(3)
- Jurisprudentie(26)
- Commentaar NLFiscaal(1)
- Literatuur(3)
- Recent
Samenvatting
X (belanghebbende) en Y zijn (fiscaal) partners.
Partner Y heeft met zijn ex-echtgenote een zoon. Het huwelijk van Y en de ex-echtgenote is bij akte van herroepelijke verstoting van 27 januari 2004 ontbonden.
In deze procedure inzake de aan X opgelegde aanslag IB/PVV 2017 is nog in geschil of X recht heeft op een aftrek voor onderhoudsverplichtingen ter hoogte van een bedrag van € 2.000. Zij voert aan dat Y zich verplicht voelt om in het levensonderhoud van zijn ex-echtgenote te voorzien vanwege zijn geloof en de cultuur in Marokko.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van oordeel dat de betaling van € 2.000 in dit geval niet als onderhoudsverplichting kan worden afgetrokken. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat Y verplicht was om dit bedrag aan de ex-echtgenote te betalen om in haar levensonderhoud te voorzien. Voor zover de cultuur en het geloof zouden leiden tot een dwingende morele verbintenis om de betalingen te doen, is – eveneens – niet aannemelijk gemaakt dat betaling daarvan bij de rechter kan worden afgedwongen.
Het beroep is wel gegrond omdat de Inspecteur op twee andere punten alsnog aan X is tegemoetgekomen.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2022 in de zaak tussen
belanghebbende, uit plaats, belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1. Inleiding
1.1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van inspecteur van 23 december 2020.
1.2. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.136. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur € 77 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.3. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.121 en de belastingrentebeschikking overeenkomstig verminderd.
1.4. De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur] .
1.5. Belanghebbende heeft na de zitting nadere stukken overgelegd. De rechtbank heeft daarin aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen alleen voor zover het beroep ziet op de onderhoudsverplichtingen (alimentatie [ex-echtgenoot partner] ) en de aftrek van specifieke zorgkosten (kleding en beddengoed). Voor zover de stukken zien op de aftrek van uitgaven voor weekendbezoek van ernstig gehandicapten (verblijf [naam 2] ) heeft de rechtbank het onderzoek niet heropend. Partijen hadden op de zitting al overeenstemming bereikt over de aftrek van deze uitgaven, waardoor het te laat is om na de zitting hierover nog nadere stukken of standpunten in te dienen. De inspecteur heeft op de nadere stukken gereageerd.
1.6. De rechtbank heeft partijen vervolgens laten weten dat zij een nadere zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een nadere zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
2. Feiten
2.1. Belanghebbende en [partner] (de partner) zijn (fiscaal) partners.
2.2. [partner] heeft een zoon, [zoon] (de zoon). [ex-echtgenoot partner] is de moeder van de zoon en de voormalige partner van [partner] (de ex-echtgenote).
2.3. Het huwelijk van [partner] en de ex-echtgenote is bij akte van herroepelijke verstoting van 27 januari 2004 ontbonden. In een vertaling van deze akte staat onder meer:
2.4. Bij akte van definitieve echtscheiding van 9 oktober 2017 is verklaard dat de herroepelijke verstoting definitief is geworden.
2.5. Op uitdraaien van door belanghebbende overgelegde bankafschriften staan de volgende overboekingen aan de zoon:
- 21 november 2014 |
€ 450,00 |
- 3 juni 2015 |
€ 500,00 |
- 27 juli 2015 |
€ 450,00 |
- 21 maart 2016 |
€ 500,00 |
- 31 mei 2016 |
€ 450,00 |
- 26 juli 2016 |
€ 1.000,00 |
- 19 december 2016 |
€ 2.500,00 |
- 21 maart 2017 |
€ 450,00 |
- 2 mei 2017 |
€ 2.450,00 |
De overboeking van 19 december 2016 heeft als omschrijving ‘ALLIEMENTATIE [zoon] 50RO, [ex-echtgenoot partner] 2000 EURO ONDERHOUD’.
Bij de overboeking van 2 mei 2017 is als omschrijving vermeld ‘ALIMENTATIE [zoon] PLUS ZIJN MOEDER [ex-echtgenoot partner] ’.
2.6. Belanghebbende heeft een aangifte IB/PVV 2017 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.494. Dit inkomen is als volgt gespecificeerd:
Uitkering UWV |
€ 15.136 |
|||
Uitgaven voor onderhoudsverplichtingen |
€ 2.000 |
|||
Aftrek specifieke zorgkosten |
€ 476 |
|||
Weekenduitgaven voor gehandicapten |
€ 70 |
+ |
||
Totaal persoonsgebonden aftrek |
€ 2.642 |
- |
||
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 12.494 |
2.7. De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2017 geen rekening gehouden met persoonsgebonden aftrek. De door hem geaccepteerde zorgkosten waren lager dan de daarvoor geldende drempel.
2.8. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur een aftrek wegens specifieke zorgkosten toegestaan van € 15 en het belastbaar inkomen uit werk en woning om die reden verminderd tot € 15.121.
3. Beoordeling door de rechtbank
3.1. De rechtbank beoordeelt of de aanslag tot het juiste bedrag is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De inspecteur is aan belanghebbende tegemoetgekomen. De hoogte van de aftrek voor specifieke zorgkosten en de uitgaven voor weekendbezoek van ernstig gehandicapten is daardoor niet langer tussen partijen in geschil. Dit leidt tot een vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.590. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij dit inkomen heeft berekend.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een aftrek voor onderhoudsverplichtingen. De aanslag IB/PVV 2017 wordt daarom niet nog verder verminderd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wat zijn de gevolgen van de tegemoetkoming door de inspecteur?
3.3. Tussen partijen is niet meer in geschil dat de aftrek van kosten voor medicijnen wordt verhoogd tot € 66 en de aftrek voor kleding en beddengoed van € 300 wordt gevolgd. Verder wordt € 70 als uitgaven voor weekendbezoek van ernstig gehandicapten in aanmerking genomen. De rechtbank beslist dienovereenkomstig.
3.4. De aftrek voor specifieke zorgkosten wordt dan als volgt:
Kosten medicijnen |
€ 66 |
|
Dieetkosten |
€ 250 |
|
Kleding en beddengoed |
€ 300 |
|
Genees- en heelkundige hulp |
€ 51 |
+ |
Subtotaal |
€ 667 |
|
Verhoging |
€ 247 |
+ |
Totaal |
€ 914 |
|
Drempel |
€ 438 |
- |
Aftrek specifieke zorgkosten |
€ 476 |
3.5. Als gevolg van de tegemoetkoming door de inspecteur wordt de aanslag IB/PVV 2017 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.590. Dit inkomen kan als volgt worden gespecificeerd:
Uitkering UWV |
€ 15.136 |
|||
Aftrek specifieke zorgkosten |
€ 476 |
|||
Weekenduitgaven voor gehandicapten |
€ 70 |
+ |
||
Totaal persoonsgebonden aftrek |
€ 546 |
- |
||
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 14.590 |
3.6. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. De rechtbank vermindert het bedrag van de belastingrente overeenkomstig de vermindering van de aanslag IB/PVV 2017.
Heeft belanghebbende recht op aftrek van onderhoudsverplichtingen?
3.7. Belanghebbende voert aan dat de partner zich verplicht voelt om in het levensonderhoud van zijn ex-echtgenote te voorzien vanwege zijn geloof en de cultuur in Marokko. Op de zitting heeft belanghebbende nader toegelicht dat veel vrouwen in Marokko niet werken. Als een man wil scheiden, dan moet hij de ex-echtgenote blijven onderhouden. De partner heeft op advies van de advocaat de onderhoudsverplichting (partneralimentatie) voor de ex-echtgenote niet door de rechter laten vaststellen, maar heeft zelf afspraken met haar gemaakt. De advocaat heeft stukken daarvan, maar het is belanghebbende nog niet gelukt om deze boven tafel te krijgen. Als de rechter de alimentatie had vastgesteld, dan was het bedrag hoger geweest. Ieder jaar wordt naast de kinderalimentatie voor de zoon een bedrag van € 2.000 betaald als partneralimentatie voor de ex-echtgenote. Toen de partner het bedrag een jaar niet kon betalen, heeft de rechtbank in Marokko bepaald dat hij de alimentatie alsnog moest betalen.
3.8. De rechtbank overweegt dat partneralimentatie als onderhoudsverplichting kan worden afgetrokken als rechtstreeks uit het familierecht een wettelijke verplichting volgt om periodiek uitkeringen te doen. Dat zo’n wettelijke verplichting bestaat kan blijken uit een uitspraak van een rechter waarbij partneralimentatie is toegekend of uit een overeenkomst tussen partijen waarbij is bepaald dat de één partneralimentatie aan de ander moet betalen (veelal een echtscheidingsconvenant). Als geen wettelijke, maar een dringende morele verplichting bestaat om te voorzien in het levensonderhoud van de ander, zijn periodiek gedane uitkeringen ook aftrekbaar. Voorwaarde is wel dat betaling daarvan bij de rechter moet kunnen worden afgedwongen, bijvoorbeeld omdat de verplichting is vastgelegd in een overeenkomst.
3.9. De rechtbank is van oordeel dat de betaling van € 2.000 in dit geval niet als onderhoudsverplichting kan worden afgetrokken. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de partner verplicht was om dit bedrag aan de ex-echtgenote te betalen om in haar levensonderhoud te voorzien. Belanghebbende heeft geen stukken overgelegd waaruit die verplichting blijkt, zoals de door haar genoemde overeenkomst of de uitspraak van de rechtbank in Marokko waarin zou zijn bepaald dat de niet-betaalde alimentatie alsnog moest worden betaald. In de akte van herroepelijke verstoting staat ook niet dat een overeenkomst tussen de partner en diens ex-echtgenote zou bestaan. Uit die akte volgt verder niet dat de rechter heeft bepaald dat de partner verplicht was om vaker dan eenmalig betalingen te doen voor het levensonderhoud van de ex-echtgenote. De toelichting op zitting alleen is onvoldoende om aannemelijk te achten dat de partner verplicht was ook na 2004 nog betalingen te doen. Voor zover de cultuur en het geloof zouden leiden tot een dwingende morele verbintenis om de betalingen te doen, is om dezelfde redenen niet aannemelijk gemaakt dat betaling daarvan bij de rechter kan worden afgedwongen. Belanghebbende krijgt daarom in zoverre geen gelijk.
4. Conclusie en gevolgen
4.1. Het beroep is gegrond. De rechtbank vermindert de aanslag IB/PVV 2017 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.590 en vermindert de belastingrentebeschikking evenredig daarmee. Omdat het beroep gegrond is, moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Belanghebbende heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
5. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2017 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.590 en wijzigt de belastingrentebeschikking in overeenstemming daarmee;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de bestreden uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 49 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 25 augustus 2022 door mr. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.