Direct naar content gaan

Samenvatting

Verdachte X is door Hof Amsterdam strafrechtelijk veroordeeld voor het feitelijk leidinggeven aan een rechtspersoon die valse facturen aan de Belastingdienst voor raadpleging beschikbaar heeft gesteld met als gevolg dat te weinig belasting is geheven.

De verdediging had primair de niet-ontvankelijkheid van het OM bepleit, omdat – kort gezegd – de hoogte van het fiscale nadeel het in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) genoemde drempelbedrag van € 20.000 niet haalt.

Volgens het Hof heeft het OM evenwel niet in strijd met het Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van douane en toeslagen (hierna: Protocol AAFD) en het BBBB gehandeld door tot strafvervolging over te gaan.

Namens de verdachte is tegen dit oordeel tevergeefs cassatieberoep ingesteld (eerste cassatiemiddel).

Het Hof heeft aan zijn oordeel ten grondslag gelegd dat het ten laste gelegde feit voldoet aan de criteria voor aanmelding voor mogelijke strafrechtelijke afhandeling als bedoeld in het Protocol AAFD. Daarbij heeft het Hof betrokken dat de zaak zich leent voor een strafrechtelijke afdoening onder de ‘thematische aanpak’ als bedoeld in paragraaf 2.2, onderdeel j, Protocol AAFD.

Daarnaast heeft het Hof overwogen dat het voorschrift van paragraaf 15, lid 6, BBBB niet aan de ontvankelijkheid van het OM in de weg staat, omdat – kort gezegd – die paragraaf betrekking heeft op het melden door een ambtenaar van de Belastingdienst van een vermoeden van een strafbaar feit bij de boete-fraudecoördinator. Het gaat dus om meldingen binnen de Belastingdienst waarmee geen afbreuk wordt gedaan aan of nadere beperkingen worden aangebracht in de wijze waarop, overeenkomstig het Protocol AAFD, de afstemming tussen de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie plaatsvindt in gevallen waarin zowel de oplegging van een bestuurlijke boete als een strafrechtelijke afdoening openstaat.

Gelet op de regelingen in het Protocol AAFD en het BBBB, geeft het oordeel van het Hof niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk, oordeelt de Hoge Raad.

Ook het (tweede) middel over de bewijsvoering wordt ongegrond verklaard. De Hoge Raad verwijst hierbij naar artikel 81 Wet RO.

Metadata

Rubriek(en)
Strafrecht
Belastingtijdvak
2016
Instantie
HR
Datum instantie
20 februari 2023
Rolnummer
21/02113
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:237
Auteur(s)
mr. K.M.G. Demandt
Tilburg University / Demandt Advocatuur
NLF-nummer
NLF 2023/0555
Aflevering
16 maart 2023
Judoreg
NFB5660
bwbr0002320&artikel=68,bwbr0002320&artikel=68,bwbr0002320&artikel=69,bwbr0002320&artikel=69

Naar de bovenkant van de pagina