Direct naar content gaan

Samenvatting

Een van de voormalig firmanten van een vof exploiteerde in de jaren 2007, 2008 en 2009 een agrarisch loonbedrijf in de vorm van een eenmanszaak. Op 1 oktober 2009 is deze eenmanszaak met terugwerkende kracht per 1 januari 2009 omgezet in een vof. Per 31 december 2009 is deze vof (verder: X) ontbonden.

X heeft in 2009 aan diverse werknemers auto’s ter beschikking gesteld voor de uitoefening van hun werkzaamheden. De Inspecteur heeft bij X loonheffing nageheven in verband met privégebruik van de auto’s en in verband met bovenmatige onbelaste reiskostenvergoedingen.

Na verleende vermindering bij uitspraak op bezwaar heeft Rechtbank Den Haag het beroep van X ongegrond verklaard voor zover gericht tegen de naheffingsaanslag en gegrond verklaard voor zover gericht tegen de boetebeschikking. De Rechtbank heeft de boete verlaagd, tot op het niveau van grove schuld.

Het hoger beroep is door Hof Den Haag ongegrond verklaard. Het Hof heeft de stelling van X verworpen dat, gelet op het feit dat de vof is ontbonden, de boete dient te vervallen. Daartoe heeft het Hof overwogen dat ook in het onderhavige geval na de ontbinding van de vof niet een situatie is ingetreden op grond waarvan moet worden aangenomen dat de voormalige vennoten in de onmogelijkheid verkeren zich te verdedigen.

X klaagt in cassatie dat het Hof heeft miskend toepassing te geven aan de rechtsopvatting dat een vof in het maatschappelijke verkeer als een afzonderlijk rechtssubject wordt behandeld en daaraan het rechtsgevolg te verbinden dat de aan een niet-bestaand lichaam of (afzonderlijk) rechtssubject, dus hier de vof, opgelegde aanslag en beschikkingen nietig zijn.

A-G IJzerman concludeerde in een conclusie van 21 februari 2017 (16/05235, ECLI:NL:PHR:2017:310) tot ongegrondheid van het cassatieberoep.

Nadien is bij de A-G aanvullend de vraag opgekomen of er alsnog grond bestaat voor cassatie, vanwege het navolgende. Uit nagekomen gedingstukken is gebleken dat het voornemen tot het toekennen van terugwerkende kracht tot 1 januari 2009 aan oprichting van de vof tot uitdrukking is gekomen in een aanvullende overeenkomst. Deze aanvullende overeenkomst is vastgesteld per 31 december 2009, per welke datum de vof tevens is ontbonden. De aanvullende overeenkomst is echter pas ondertekend op 7 januari 2011. Dat roept de vraag op of het rechtens mogelijk is achteraf op deze wijze, met terugwerkende kracht, een vof eerder te doen ingaan. Volgens de A-G is dat niet het geval en is de vof ingegaan op 1 oktober 2009.

Wellicht heeft de vof reeds eerder feitelijk bestaan, maar hiervoor moet verwijzing plaatsvinden om een en ander nader uit te zoeken en te beoordelen.

A-G IJzerman heeft twee conclusies genomen in dezelfde zaak. In de eerste conclusie van 21 februari 2017 gaat de A-G in op de volgende twee vragen:

  1. Mag aan een ontbonden vof een naheffingsaanslag loonbelasting worden opgelegd?
  2. Mag aan een ontbonden vof een boete worden opgelegd?

Na het afronden van de eerste conclusie zijn de A-G nieuwe processtukken onder ogen gekomen. Dit zijn de bijlagen bij het verweerschrift bij de Rechtbank. Naar aanleiding daarvan onderzoekt de A-G in de (onderhavige) conclusie van 13 april 2017 de volgende vraag:

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2009
Instantie
A-G
Datum instantie
13 april 2017
Rolnummer
16/05235
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:311
Auteur(s)
mr. A.J.C. Perdaems
Hertoghs advocaten
NLF-nummer
NLF 2017/1226
Aflevering
1 juni 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB498
bwbr0002320&artikel=20,bwbr0002320&artikel=42,bwbr0002320&artikel=67f,bwbr0002320&artikel=67f

Naar de bovenkant van de pagina