Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Aan een BV is bij één aanslagbiljet een aanslag in de Vpb opgelegd, alsmede een bestuurlijke boete. Het door de BV gemaakte bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard. De BV is in beroep gegaan. Het beroep is niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn en het niet-overleggen van een schriftelijke machtiging. De BV heeft tegen deze uitspraak van 4 juni 2010 verzet gedaan. Zij heeft zich in het verzetschrift niet uitgelaten over een eventuele wens om te worden gehoord. De Rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard zonder de BV te hebben gehoord.
Volgens de BV had de Rechtbank niet tot ongegrondverklaring van het verzet mogen overgaan alvorens haar in de gelegenheid te stellen te worden gehoord.
De Hoge Raad houdt het ervoor dat ook de boete in de onderhavige bezwaar- en beroepsfase in geding was en dat de uitspraak op bezwaar alsmede de uitspraak van de Rechtbank van 4 juni 2010 mede betrekking hebben op de boete.
In een geschil over een bestuurlijke boete, is de rechter volgens de Hoge Raad niet in alle gevallen gehouden de belanghebbende ambtshalve in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord naar aanleiding van diens verzet, maar slechts in die gevallen waarin het vereiste van een behoorlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM daartoe aanleiding geeft. Rechtspraak van het EHRM over uitleg van artikel 6 EVRM geeft de Hoge Raad aanleiding om met deze opvatting (gedeeltelijk) terug te komen van eerdere arresten.
Uit de uitspraak van de Rechtbank blijkt niet dat zij heeft onderkend dat een verzuimboete in geding was, zodat reeds hierom niet kan worden aangenomen dat de Rechtbank een afdoende beoordeling heeft gemaakt bij haar kennelijke beslissing om de BV niet in de gelegenheid te stellen om over het verzet te worden gehoord. Evenmin heeft de Rechtbank in de bestreden uitspraak vastgesteld dat de BV uitdrukkelijk of stilzwijgend afstand heeft gedaan van het recht om over het verzet te worden gehoord. De uitspraak van de Rechtbank kan daarom niet in stand blijven, aldus de Hoge Raad. De zaak wordt verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2006
Instantie
HR
Datum instantie
23 september 2011
Rolnummer
10.04259
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BT2295
26b&g=2006-01-01,bwbid=bwbr0&artikel=24a,bwbid=bwbr0&artikel=8:55,bwbr0002320&artikel=26b&lid=2,bwbr0005537&artikel=8:55&lid=4

Naar de bovenkant van de pagina