Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(1)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur(1)
  • Recent

Samenvatting

NN is de moedermaatschappij van een Deens concern dat onder meer twee dochterondernemingen in Zweden heeft. Deze twee dochterondernemingen waren op hun beurt elk eigenaar van een in Denemarken gevestigde vaste inrichting. NN heeft de verliezen van de vaste inrichting over het jaar 2008 afgetrokken van de resultaten van het concern, maar de Deense belastingdienst heeft dit geweigerd omdat het, kort gezegd, op grond van de Zweedse belastingregels niet verboden is de verliezen van de Deense vaste inrichting die eigendom was van de in Zweden gevestigde dochteronderneming te verrekenen (dit wil zeggen dat het in deze laatste lidstaat aftrekbare verliezen betrof).

De Østre Landsret (rechter in tweede aanleg voor het oosten van Denemarken) vraagt zich af of de Deense wetgeving op dit punt in overeenstemming is met het VWEU en heeft het Hof van Justitie (HvJ) om een prejudiciële beslissing verzocht.

A-G Campos Sanchez-Bordona geeft het HvJ in overweging de Østre Landsret het volgende antwoord te geven:

‘1. Artikel 49 VWEU (vrijheid van vestiging) verzet zich in beginsel niet tegen een nationale regeling als die in het hoofdgeding, op grond waarvan in het kader van de belastingheffing van een concern in lidstaat A de verliezen van een vaste inrichting die in deze lidstaat is gevestigd maar eigendom is van een in lidstaat B gevestigde vennootschap, enkel kunnen worden verrekend met de inkomsten van andere vennootschappen van het concern als die verliezen ingevolge de regels van lidstaat B niet kunnen worden verrekend bij de berekening van de inkomsten van die vennootschap in lidstaat B.

2. Die nationale regeling is niet verenigbaar met artikel 49 VWEU voor zover zij in omstandigheden als die in het hoofdgeding de aftrek van verliezen in lidstaat A niet toestaat hoewel de belastingplichtige heeft bewezen dat die verliezen definitief niet aftrekbaar zijn in lidstaat B, wat door de verwijzende rechter moet worden beoordeeld.’

Het Hof van Justitie moet zich buigen over de Deense verliesverrekeningsregels voor binnenlandse vaste inrichtingen. Op grond van Deens recht zijn dergelijke vaste-inrichtingsverliezen alleen verrekenbaar met winsten van andere Deense groepsvennootschappen, indien de regels van het land van het hoofdhuis bepalen dat die verliezen niet kunnen worden verrekend met de winsten van dat hoofdhuis. De Deense regels trachten hiermee dubbele verliesverrekening te voorkomen.

Onderhavige kwestie betreft een Deens concern. Een van de Zweedse dochtervennootschappen heeft een Deense vaste inrichting met verliezen. De Deense vaste inrichting wilde de verliezen overdragen aan een Deense groepsvennootschap. Dit werd echter geweigerd door de Deense belastingdienst. Op grond van de Zweedse wetgeving zijn de vaste-inrichtingsverliezen namelijk technisch gezien verrekenbaar met hoofdhuiswinsten, maar de vennootschap had er klaarblijkelijk zelf voor geopteerd om de herstructurering van de Deense vaste inrichting belastingvrij te behandelen. In potentie bestond daardoor voor de Deense fiscus nog een risico van dubbele verliesverrekening (i.e. bij het Zweedse hoofdhuis en bij de Deense groepsvennootschap), waardoor de binnenlandse verliesverrekening op grond van de Deense bepaling geweigerd werd. De vraag is of deze weigering in strijd is met het EU-recht.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2008
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
21 februari 2018
Rolnummer
C‑28/17
ECLI
ECLI:EU:C:2018:86
Auteur(s)
mr. dr. J.J.A.M. Korving
Deloitte / Maastricht University
NLF-nummer
NLF 2018/0565
Aflevering
15 maart 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1359
bwbr-vweu&a&artikel=49,bwbr-vweu&a&artikel=49

Naar de bovenkant van de pagina