Direct naar content gaan

Samenvatting

Een man had een Zwitserse bankrekening. De Duitse fiscale autoriteiten hebben de Nederlandse Belastingdienst gegevens verstrekt waaruit onder meer blijkt dat de man betrokken is geweest bij een Liechtensteinse stiftung. Het doel van die Stiftung was het beheer van die Zwitserse bankrekening. In juni 2009 heeft de inspecteur de man om informatie over die Stiftung gevraagd. De man heeft verklaard de gegevens niet te (kunnen) verstrekken. Ter behoud van rechten heeft de inspecteur geschatte navorderingsaanslagen IB en VB opgelegd en vergrijpboeten. In kort geding heeft de Staat van de de man alsnog, onder dwangsom, op grond van artikel 47 AWR de verstrekking van de gevorderde informatie verzocht.
In geschil is of de Staat de informatie op straffe van verbeurte van een dwangsom mocht vorderen.
De Hoge Raad stelt in deze civiele zaak voorop dat een belastingplichtige op grond van art. 47 AWR verplicht is om aan de inspecteur alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die van belang kunnen zijn voor de belastingheffing te zijnen aanzien.
De Hoge Raad maakt vervolgens onderscheid tussen de verkrijging van wilsonafhankelijk materiaal langs de weg van een kort geding en de verkrijging van wilsafhankelijk materiaal.
De verkrijging van wilsonafhankelijk materiaal langs de weg van een in kort geding gegeven bevel levert geen schending van art. 6 EVRM op, ook niet als aan dat bevel een dwangsom wordt verbonden, aldus de Hoge Raad.
Voor zover sprake is van wilsafhankelijk materiaal, geldt het volgende. Voorop staat dat de verkrijging van zodanig materiaal mag worden afgedwongen voor heffingsdoeleinden. Indien niet kan worden uitgesloten dat het materiaal tevens in verband met een “criminal charge” tegen de belastingplichtige zal worden gebruikt, zullen de nationale autoriteiten moeten waarborgen dat de belastingplichtige zijn recht om niet mee te werken aan zelfincriminatie effectief kan uitoefenen. Aangezien hierop gerichte regelgeving in Nederland ontbreekt, dient de rechter in de vereiste waarborgen te voorzien. Om deze reden dient de (voorzieningen)rechter een op het vorenstaande gerichte clausulering te verbinden aan het door hem uit te spreken bevel.
In casu had de (voorzieningen)rechter de bevelen niet ongeclausuleerd mogen geven. De Hoge Raad doet de zaak zelf af en verbindt aan de veroordelingen in het vonnis van de voorzieningenrechter de restrictie dat het verstrekte materiaal uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van de belastingheffing.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1998 >
Instantie
HR
Datum instantie
12 juli 2013
Rolnummer
12/01880
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:BZ3640
bwbid=bwbr0&artikel=47,bwbr0002320&artikel=47&lid=1,bwbr0002320&artikel=52a&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina