Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) vormt met ingang van 1 januari 2014 een fiscale eenheid met dochter- en kleindochtermaatschappijen (hierna: de A-groep). De A-groep houdt zich bezig met performance testing en geautomatiseerd functioneel testen.

Een groepsmaatschappij (B) heeft op 30 oktober 2015 C (bv) gekocht. C is met ingang van 1 januari 2016 gevoegd in de fiscale eenheid. C verrichtte op het moment van aankoop drie hoofdactiviteiten: security testing, development en hosting. Na de aankoop van de aandelen in C zijn de activiteiten op het gebied van security testing en development, en het personeel van C overgegaan naar B. De aandelen in C zijn in augustus 2016 aan een derde verkocht en de fiscale eenheid is ten aanzien van C met ingang van 1 augustus 2016 verbroken.

De Inspecteur heeft bij de aanslag vpb 2016 de belastbare winst op grond van artikel 15ai Wet VpB 1969 verhoogd met een bedrag van € 1.944.347. X stelt dat artikel 15ai Wet VpB 1969 in de onderhavige situatie niet van toepassing is en Rechtbank Den Haag heeft haar gelijk gegeven.

De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld.

Hof Den Haag acht door de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat de overdracht van de vermogensbestanddelen van C binnen de fiscale eenheid in 2016, en niet zoals X betoogt buiten de fiscale eenheid in 2015, heeft plaatsgevonden. Op die overdracht is niet de uitzondering van artikel 15ai, lid 3, onderdeel a, Wet VpB 1969 van toepassing, omdat de overdracht niet heeft plaatsgevonden in het kader van een bij de aard en omvang van de overdrager en de overnemer passende normale bedrijfsuitoefening.

Het hoger beroep van de Inspecteur is gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
27 september 2023
Rolnummer
22/00787
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:2110
NLF-nummer
NLF 2024/0004
Aflevering
2 januari 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6155
bwbr0002672&artikel=15ai,bwbr0002672&artikel=15ai

Naar de bovenkant van de pagina