Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Bij deze conclusie van A-G Wattel en de conclusie met nummer 23/02561, ECLI:NL:PHR:2024:293 hoort een gemeenschappelijk bijlage: ECLI:NL:PHR:2024:355.

De Ontvanger heeft stichting X (belanghebbende) medegedeeld dat een aan haar uit te betalen bedrag van € 1.678,66 is verrekend met een openstaande aanslag vpb 2012, openstaande kosten en verschuldigde invorderingsrente. Het bezwaar tegen de verrekening is door de Ontvanger kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van X ongegrond verklaard.

Hof Amsterdam heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, wegens niet (tijdig) betalen van griffierecht. X is daartegen in verzet gegaan, stellende dat zij de nota griffierecht niet heeft ontvangen.

Gelet op track & trace-gegevens van PostNL heeft het Hof het verzet ongegrond verklaard. Het beroep op verrekening van het verschuldigde griffierecht met vorderingen die X c.q. haar gemachtigde zou hebben in verband met toekenningen van vergoedingen voor proceskosten of immateriële schade heeft het Hof verworpen.

In cassatie bestrijdt X de juistheid van de gegevens op de track & trace-website van PostNL en stelt met name dat de daarop vermelde handtekening niet van de geadresseerde en/of de rechthebbende is.

Voorts meent X dat haar beroep op verrekening ten onrechte is afgewezen.

De A-G concludeert op basis van de bevindingen in de gemeenschappelijke bijlage dat er reden bestaat om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de ‘track & trace’-gegevens van PostNL ter zake van de bezorging van aangetekende post, maar dat het daarop gebaseerde bewijsvermoeden de feitenrechter voldoende ruimte biedt om serieuze rechtzoekenden te kunnen beschermen. Het probleem is ook niet zozeer de bewijsregel als wel de ondermaatse kwaliteit van de aangetekendepostbezorging, dat opgelost zal moeten worden door PostNL zelf of door de toezichthouder ACM en hoe dan ook in belang afneemt door toenemend gebruik van digitaal procederen.

In het geval van X heeft het Hof volgens de A-G de correcte (bewijs)maatstaf en bewijslastverdeling toegepast. Zijn feitelijke oordeel over (de geloofwaardigheid van) de stellingen over de (niet-)ontvangst van de nota griffierecht is geenszins onbegrijpelijk en voor het overige voorbehouden aan het Hof.

De afwijzing van het beroep op verrekening lijkt de A-G rechtskundig correct en voldoende gemotiveerd, zodat de klacht daarover ongegrond verklaard kan worden met toepassing van artikel 81 Wet RO. Conclusie: het cassatieberoep is ongegrond.

Zie ook de idem-zaak (NLF 2024/0935).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2012
Instantie
A-G
Datum instantie
15 maart 2024
Rolnummer
23/02244
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:297
Auteur(s)
mr. Y.E.J. Geradts
Geradts & Vetter Advocaten
NLF-nummer
NLF 2024/0900
Aflevering
16 april 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6347
bwbr0005537&artikel=8:37,bwbr0005537&artikel=8:37,bwbr0005537&artikel=8:41,bwbr0005537&artikel=8:41

Naar de bovenkant van de pagina