Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(18)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent(1)

Samenvatting

Douane-expediteur X (bv) heeft uit China geïmporteerde partijen knoflook onjuist ingedeeld in de Gecombineerde Nomenclatuur. Daarop heeft de Inspecteur uitnodigingen tot betaling aan X uitgereikt. X heeft een verzoek om terugbetaling of kwijtschelding van douanerechten ingediend op de voet van artikel 239 CDW. Om hiervoor in aanmerking te komen moet zijn voldaan aan twee cumulatieve voorwaarden:

  • er moet sprake zijn van een bijzondere situatie,
  • die het gevolg is van omstandigheden die geen manipulatie of klaarblijkelijke nalatigheid van belanghebbende inhouden.

Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat de voorwaarden niet zijn vervuld. Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond. Het oordeel van het Hof geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

Ingevolge artikel 239, lid 1, CDW kan ook tot terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer worden overgegaan in de gevallen anders dan bedoeld in artikel 236, 237 en 238 CDW.

Uit de hiervoor vermelde bepalingen van het CDW kan – anders dan in de oordelen van het Hof ligt besloten – niet worden afgeleid dat voor toepassing van elk van de hiervoor vermelde bepalingen een afzonderlijke procedure moet worden gevoerd, in die zin dat een belanghebbende voor toepassing van een van de hiervoor vermelde bepalingen van het CDW een afzonderlijk verzoek om terugbetaling of kwijtschelding moet doen, waarop door de Inspecteur (afzonderlijk) wordt beslist. Indien in een verzoek om terugbetaling of kwijtschelding een van de hiervoor vermelde bepalingen van het CDW wordt genoemd, terwijl de daartoe aangevoerde omstandigheden niet overeenkomen met het in de desbetreffende bepaling bedoelde geval maar wel met dat bedoeld in een van de andere bepalingen, ontslaat dat de douaneautoriteiten en de rechter niet van de verplichting te onderzoeken of de in het verzoek aangevoerde omstandigheden in aanmerking komen voor toepassing van een andere bepaling (vgl. onder meer HvJ 7 september 1999, C-61/98 (De Haan Beheer B.V.), ECLI:EU:C:1999:393, punt 28; HvJ 11 november 1999, C-48/98 (Firma Söhl & Söhlke), ECLI:EU:C:1999:548, punt 89; en HvJ 12 februari 2004, C-337/01 (Hamann International GmbH), ECLI:EU:C:2004:90, punt 34 en 35).

De zaak is ter verdere behandeling terugverwezen naar Hof Amsterdam.

Anders Conclusie A-G Ettema.

Dit betreft in korte tijd het tweede arrest van de Hoge Raad dat handelt over de toepasbaarheid van de billijkheidsclausule zoals vastgelegd in artikel 239 CDW. Op grond van dit artikel komt een belanghebbende in aanmerking voor terugbetaling of kwijtschelding als (1) sprake is van een bijzondere situatie (2) die het gevolg is van omstandigheden die geen manipulatie of klaarblijkelijke nalatigheid van belanghebbende inhouden. Anders dan het arrest van 30 juni 2017 gaat de Hoge Raad niet uitgebreid in op de vraag of sprake is van een bijzondere situatie. Het middel van belanghebbende dat aanvoert dat sprake is van een bijzondere situatie kan namelijk niet tot cassatie leiden, aldus de Hoge Raad. Er kan derhalve geen teruggaaf worden verleend op grond van artikel 239 CDW. Evenwel gaat de Hoge Raad in op de reikwijdte van het door de belanghebbende ingediende teruggaafverzoek. 

Terugbetalingsverzoek ruim opvatten

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
8 december 2004 t/m 6 juni 2005
Instantie
HR
Datum instantie
14 juli 2017
Rolnummer
15/03521
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:1343
Auteur(s)
dr. M.L. Schippers LLM
EY/ESL/EFS
NLF-nummer
NLF 2017/1842
Aflevering
3 augustus 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB642
bwbr-commun&artikel=236,bwbr-commun&artikel=237,bwbr-commun&artikel=238,bwbr-commun&artikel=239

Naar de bovenkant van de pagina