Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(2)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten(3)
- Jurisprudentie(162)
- Commentaar NLFiscaal(5)
- Literatuur(6)
- Recent(7)
Samenvatting
Naar aanleiding van een controle stelt de Inspecteur dat twee auto’s van X (bv; belanghebbende) niet meer aan alle fiscale inrichtingseisen voor een bestelauto voldoen. Hij heeft de auto’s daarom fiscaal aangemerkt als personenauto's en het daarvoor geldende tarief voor de MRB toegepast.
De in verband hiermee opgelegde naheffingsaanslagen zijn bij Hof Den Bosch in hoger beroep niet meer in geschil. In geschil zijn de opgelegde (100%-)boetes van elk € 1.956.
Het Hof bevestigt het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de boetes passend en geboden zijn.
De Inspecteur heeft gesteld dat de boetes door een wijziging van paragraaf 34 BBBB per 1 juli 2023 moeten worden verlaagd tot 50% van de nageheven belasting. Dit betekent dat de boetes moeten worden verminderd tot elk € 978. Deze boetes moeten vervolgens nog worden verminderd met de door de Rechtbank toegepaste vermindering van 15% in verband met undue delay, zodat de boetes worden vastgesteld op elk € 831.
BRON
Uitspraak op het hoger beroep van belanghebbende bv, gevestigd in vestigingsplaats, hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 17 april 2023, nummers BRE21/2957 en 21/2958, in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, hierna: de inspecteur,
en
de Minister van Justitie en Veiligheid, hierna: de minister.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft twee naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting opgelegd. Tevens zijn bij beschikkingen boetes opgelegd.
1.2.Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. De inspecteur heeft nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.
1.6. De zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
1.7. Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2. Feiten
2.1. Belanghebbende is volgens het kentekenregister vanaf 24 april 2018 respectievelijk 15 mei 2018 houder van twee motorrijtuigen van het type [auto merk] met de kentekens [kenteken 1] en [kenteken 2] (hierna: de auto’s). De auto’s zijn voor het eerst in het buitenland (Hongarije) geregistreerd op 5 augustus 2015. In 2018 zijn de auto’s in het kentekenregister in Nederland geregistreerd als bestelauto, type opleggertrekker.
2.2. Op 17 januari 2020 zijn de auto’s onderzocht. Bij de controle is geconstateerd dat de oorspronkelijke laadbak, voorzien van een overkapping, (demontabel) is teruggeplaatst. De hierdoor ontstane gesloten laadruimte voldoet daarmee volgens de inspecteur niet meer aan de verplichte afmetingen. Tevens is geconstateerd dat niet wordt voldaan aan de eis dat 40% van de lengte van de laadruimte is gelegen voor het hart van de achterste as. De auto’s voldoen daarmee volgens de inspecteur niet meer aan alle fiscale inrichtingseisen voor een bestelauto. De inspecteur heeft de auto’s daarom fiscaal aangemerkt als een personenauto en het daarvoor geldende tarief voor de motorrijtuigenbelasting toegepast.
2.3. Als gevolg daarvan zijn aan belanghebbende twee naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting opgelegd van elk € 1.956. Gelijktijdig zijn aan belanghebbende twee boetes opgelegd van elk € 1.956.
2.4. De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de boetebeschikkingen vernietigd, de boetebeschikkingen verminderd tot elk € 1.662, de beroepen voor het overige ongegrond verklaard, de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 462, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 1.038 en een proceskostenvergoeding van € 1.133 en bepaald dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 360 aan haar vergoedt.
3. Geschil en conclusies van partijen
3.1. Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de boetebeschikkingen terecht zijn opgelegd en de hoogte van de boetes passend en geboden is.
3.2. Niet meer in geschil is dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
Belanghebbende heeft op de zitting de stelling dat de auto’s voldoen aan de fiscale inrichtingseisen ingetrokken.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vernietiging van de boetebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de boetes tot elk € 831.
4. Gronden
Ten aanzien van het geschil
4.1. De rechtbank heeft ten aanzien van de boetes het volgende overwogen:
4.2. Het hof acht deze overwegingen juist en op goede gronden gegeven en maakt deze overwegingen tot de zijne. Ook in hoger beroep heeft belanghebbende geen omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om de boetes te verminderen.
4.3. De inspecteur heeft gesteld dat de boetes door een wijziging van paragraaf 34 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst per 1 juli 2023 moeten worden verlaagd tot 50% van de nageheven belasting. Dit betekent dat de boetes moeten worden verminderd tot elk € 978. Deze boetes moeten vervolgens nog worden verminderd met de door de rechtbank toegepaste vermindering van 15% in verband met overschrijding van de redelijke termijn, zodat de boetes moeten worden vastgesteld op elk € 831.
4.4. Het hof acht deze boetes passend en geboden.
Tussenconclusie
4.5. De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende gegrond is en de boetes moeten worden verminderd tot elk € 831.
Ten aanzien van het griffierecht
4.6. De inspecteur dient aan belanghebbende het bij het hof betaalde griffierecht van € 548 te vergoeden, omdat de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd.
Ten aanzien van de proceskosten
4.7. Het hof veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep bij het hof, omdat het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is.
4.8. Het hof berekent de tegemoetkoming voor de kosten van het hoger beroep op 2 (punten) x € 875 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 1.750. Het hof ziet echter aanleiding tot matiging van de aldus berekende vergoeding. Belanghebbende is uitsluitend in het gelijk gesteld vanwege een wijziging van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst, die op lopende zaken moet worden toegepast. Het hof ziet hierin aanleiding op grond van artikel 2, lid 2, Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb)het bedrag te verminderen tot € 437,50.
4.9. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 1 van het Bpb heeft gemaakt.
5. Beslissing
Het hof:
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, maar alleen voor de beslissing over de boetebeschikkingen;
- verklaart de tegen de uitspraken op bezwaar bij de rechtbank ingestelde beroepen met betrekking tot de boetebeschikkingen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de boetebeschikkingen;
- vermindert de boetes tot elk € 831;
- bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het hoger beroep bij het hof van € 548 vergoedt;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij het hof van € 437,50.
De uitspraak is gedaan door L.B.M. Klein Tank, voorzitter, T.A. Gladpootjes en E.P.A. Brakeboer, in tegenwoordigheid van M.A.M. van den Broek, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024 en een afschrift van de uitspraak is op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst.
Metadata
Formeel belastingrecht