Direct naar content gaan

Samenvatting

Een Nederlandse tussenhoudster maakt deel uit van een internationaal opererend concern dat werkzaam is op het gebied van verzekeringen en financiële dienstverlening.
Deze tussenhoudster bezit alle aandelen in een Ierse Ltd.
In geschil is ten eerste of op dit aandelenbezit de deelnemingsvrijstelling van toepassing of dat de Ltd is aan te merken als een laagbelaste beleggingsdeelneming in de zin van artikel 13, negende lid, Wet VpB (tekst 2008).
Hof Amsterdam beslist anders dan Rechtbank Den Haag dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is.
Dit heeft dan voorts tot gevolg dat de tussenhoudster geen recht heeft op aftrek van geïmputeerde rente ( arm’s length rente), omdat artikel 10b Wet VpB dit verhindert.
Dan is nog de vraag aan de orde of de door de tussenhoudster aan een andere Ltd betaalde ‘consultancy-fee’s van de winst mag worden afgetrokken.
Het Hof beantwoordt deze vraag ontkennend.
De tussenhoudster heeft niet doen blijken dat de betaling aan deze Ltd een zakelijke grondslag had.
Een door de tussenhoudster op dit punt gedaan beroep op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen.
Al met al stelt het Hof, anders dan de Rechtbank, nog wel een herwaarderingsverlies vast bij de tussenhoudster. Het verlies op haar vorderingen moet namelijk niet worden berekend in Britse Ponden maar in US-dollars.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2008
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
8 januari 2015
Rolnummer
14/00053
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:164
bwbr0002672&artikel=10b

Naar de bovenkant van de pagina