Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

De onderhavige zaak illustreert de problemen die het concept van een vrije interne markt met zich brengt voor de lidstaten zolang zij onderling zeer grote loonverschillen blijven vertonen. Die omstandigheid leidt ertoe dat lidstaten met een hoog loonniveau de benodigde arbeidskrachten aantrekken – en dus weghalen – uit lidstaten met een laag loonniveau. Wanneer de betrokken sectoren echter belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de betrokken lidstaat, is het begrijpelijk dat er tegenmaatregelen worden genomen om die sectoren opnieuw aantrekkelijker te maken voor werknemers in eigen land.

Het loonniveau wordt vaak bepaald aan de hand van een wettelijk minimumloon. Dit veronderstelt echter dat de (doorgaans particuliere) werkgevers dat loon ook kunnen en willen betalen. Dit is wellicht de reden waarom Roemenië, na eerst het minimumloon te hebben verhoogd, extra stimulansen heeft toegevoegd. In het onderhavige geval gaat het met name om een bijzondere vrijstelling van de inkomstenbelasting voor in Roemenië belastingplichtige werknemers in de bouwsector, die door hun werkgevers niet naar het buitenland zijn gedetacheerd en dus op het nationale grondgebied werkzaam zijn.

Laatstbedoelde werknemers, bij wie voorheen loonbelasting op het loon werd ingehouden, ontvangen dit loon thans vrij van loonbelasting. Op die wijze ontvangen zij per saldo een loonsverhoging waarvan het bedrag overeenstemt met de door de staat gederfde loonbelasting. Zodoende wordt de binnenlandse bouwsector opnieuw aantrekkelijker voor werknemers. Mocht de belastingvrijstelling ook worden uitgebreid tot naar het buitenland gedetacheerde werknemers, dan zou er niets veranderen aan het loonverschil tussen binnen- en buitenland. De (prejudiciële) vraag is of dit niet alleen verdedigbaar, maar ook toelaatbaar is vanuit het oogpunt van het Unierecht. Dat laatste bestrijdt de Europese Commissie met klem.

A-G Kokott geeft het HvJ in overweging de prejudiciële vraag als volgt te beantwoorden:

Het vrije verkeer van werknemers (artikel 45 VWEU) staat niet in de weg aan een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, op grond waarvan aan binnenlands belastingplichtige werknemers die in dienst zijn van een werkgever die op het Roemeense grondgebied winstgerichte activiteiten verricht in de bouwsector en die niet naar het buitenland werden gedetacheerd, een bijzondere vrijstelling van de inkomstenbelasting wordt toegekend met het oog op de vermindering van de uitstroom van arbeidskrachten uit de binnenlandse bouwsector als gevolg van een minimumloon dat onder het gemiddelde op Unieniveau ligt.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
onbekend
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
9 oktober 2023
Rolnummer
C-387/22
ECLI
ECLI:EU:C:2023:848
Auteur(s)
mr. C. Douven
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2023/2745
Aflevering
7 december 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB6113
bwbv0001506&artikel=45,bwbv0001506&artikel=45

Naar de bovenkant van de pagina