Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (KG; belanghebbende) heeft in de periode van 18 oktober 2016 tot en met 6 december 2016 15 aangiften ten invoer gedaan van tonijnconserven uit Ecuador. X heeft daarbij geen aanspraak gemaakt op een preferentieel tarief.

Over deze periode heeft de Inspecteur 15 utb’s uitgereikt voor een totaalbedrag van € 808.532,88. X heeft de utb’s voldaan.

Bij brieven van 2 februari 2017 zijn namens X 15 verzoeken om terugbetaling ingediend op grond van artikel 56, lid 3, DWU. Bij dit verzoek heeft zij 15 duplicaat Forms A overgelegd. De verzoeken om terugbetaling zijn ingediend binnen 10 maanden na afgifte van de betreffende Forms A.

De Inspecteur heeft de 15 verzoeken om terugbetaling toegewezen en het bedrag terugbetaald.

Later heeft de Inspecteur het terugbetaalde bedrag met een utb (dagtekening 2 september 2019) teruggevorderd. Volgens de Inspecteur zijn de Forms A ten onrechte aanvaard, aangezien ze zijn ingediend onder een ander regime dan waaronder de aangiften zijn gedaan.

Rechtbank Noord-Holland heeft dit standpunt van de Inspecteur volgens Hof Amsterdam terecht verworpen. Voor goederen als de onderhavige heeft vanaf in ieder geval 2014 een preferentieel tarief van 0% gegolden. De Rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het normaal verschuldigde recht in de zin van artikel 117, lid 2, onderdeel b, DWU niet opnieuw was ingesteld op het moment dat X haar verzoeken om terugbetaling indiende. De Inspecteur heeft destijds terecht het verzoek om terugbetaling gehonoreerd.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
20 september 2022
Rolnummer
21/00094
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:3242
NLF-nummer
NLF 2022/2318
Aflevering
24 november 2022

Naar de bovenkant van de pagina