Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een BV exploiteert een relaxclub. Op basis van een op 1 november 2000 gesloten vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst voldeed de BV over haar inkomsten uit kamerverhuur omzetbelasting tegen het verlaagde tarief en verplichtte zij zich namens de huursters (prostituees) omzetbelasting tegen het algemene tarief te voldoen over de opbrengsten van de huursters. De inspecteur heeft de vaststellingsovereenkomst bij brief van 22 maart 2004 met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden opgezegd. In een gesprek van 17 mei 2004 heeft de inspecteur aan de BV meegedeeld dat de fiscale gevolgen van de opzegging zullen worden bepaald op basis van een beoordeling van de feitelijke omstandigheden. Vervolgens is een boekenonderzoek ingesteld. De bevindingen van dit onderzoek zijn in een concept-controlerapport van 25 april 2005 aan de BV bekendgemaakt. Het definitieve controlerapport is opgemaakt met dagtekening 12 januari 2006. Naar aanleiding hiervan is een naheffingsaanslag opgelegd. Volgens de inspecteur is de BV met ingang van 23 mei 2004 omzetbelasting verschuldigd over het totale bedrag dat een klant betaalt tegen het algemene tarief. Hij stelt dat sprake is van één door de BV jegens de klant verrichte dienst, te weten het tegen vergoeding gelegenheid geven tot seksuele omgang met een prostituee.
Het Hof heeft de stelling van de BV verworpen dat bij haar het rechtens te beschermen vertrouwen was gewekt dat de fiscale gevolgen van de opzegging van de vaststellingsovereenkomst pas zouden intreden nadat de inspecteur zijn nieuwe standpunt definitief aan de BV had bekendgemaakt. Volgens de BV heeft het Hof het karakter van een concept-controlerapport miskend. De Hoge Raad is het hiermee eens en volgt de stelling van de BV dat het concept van een controlerapport, dat kennelijk was verstrekt voor het geven van commentaar, niet als een zodanig definitief standpunt kan worden aangemerkt.
Het Hof heeft verder - onder verwijzing naar arresten van het Hof van Justitie - geoordeeld dat de door de prostituee verrichte seksuele handelingen opgaan in de door de BV verrichte hoofddienst jegens de klanten, die niet is de verhuur van kamers, maar het gelegenheid geven tot prostitutie. Naar het oordeel van het Hof dient de BV omzetbelasting naar het algemene tarief te voldoen over de gehele omzet, die bestaat uit al hetgeen de klanten aan de BV en aan de prostituee betalen. Volgens de Hoge Raad heeft het Hof ten onrechte niet onderzocht of er, zoals de BV voor het Hof verdedigde, een rechtsbetrekking bestaat tussen de prostituee en de klant op grond waarvan de prostituee zelfstandig jegens de klant prestaties tegen een vergoeding verricht dan wel of er slechts een rechtsbetrekking bestaat tussen de BV en de klant voor alle handelingen – ook die van de prostituee - die jegens de klant worden verricht. De door het Hof aan de jurisprudentie van het Hof van Justitie ontleende maatstaven zijn daarvoor niet doorslaggevend.
Het cassatieberoep van de BV wordt op deze twee punten gegrond verklaard en de zaak wordt verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2004-2005
Instantie
HR
Datum instantie
13 januari 2012
Rolnummer
10.04661
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BV0644
bwbid=bwbr0&artikel=4

Naar de bovenkant van de pagina