Direct naar content gaan

Samenvatting

De Heffingsambtenaar heeft het bezwaar van X (belanghebbende) inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting niet-ontvankelijk verklaard omdat X geen bezwaargronden heeft ingediend.

X stelt dat hij niet op een juiste en zorgvuldige wijze in de gelegenheid is gesteld om alsnog de bezwaargronden in te dienen omdat de Heffingsambtenaar niet heeft voldaan aan zijn verzoek tot het aanleveren van zaakstukken.

Rechtbank Amsterdam was het niet met X eens. De Heffingsambtenaar heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat hij niet verplicht is om de stukken aan X toe te zenden. Een dergelijke verplichting vloeit niet voort uit artikel 7:4 Awb. Artikel 7:4, lid 2, Awb bevat alleen een verplichting om de stukken ter inzage te leggen gedurende ten minste een week voor de hoorzitting. Aan deze verplichting heeft de Heffingsambtenaar voldaan.

X heeft hoger beroep ingesteld maar Hof Amsterdam oordeelt dat de Rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen.

Volgens het Hof heeft de wetgever bewust een onderscheid gemaakt tussen de verplichtingen van het bestuursorgaan in de bezwaarfase en de verplichtingen van het bestuursorgaan in de beroepsfase. Alleen in de beroepsfase is het bestuursorgaan op grond van artikel 8:42 Awb verplicht de op de zaak betrekking hebbende stukken (aan de rechter) toe te zenden; in de bezwaarfase geldt ter zake van diezelfde stukken op grond van artikel 7:4 Awb enkel een (passief) inzagerecht.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
31 juli 2018
Rolnummer
17/00475
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:2706
NLF-nummer
NLF 2018/1876
Aflevering
30 augustus 2018
bwbr0005537&artikel=7:4&lid=2,bwbr0005537&artikel=7:4&lid=2,bwbr0005537&artikel=8:42,bwbr0005537&artikel=8:42

Naar de bovenkant van de pagina