Direct naar content gaan

Samenvatting

X bv houdt vanaf haar oprichting in 1985 de B-aandelen in de holding van een verzekeringsconcern (verder: Holding). In 2010 heeft zij de A-aandelen in Holding overgenomen van haar in 1989 uit Nederland geëmigreerde middellijk aandeelhouder B. Eveneens in 2010 is de feitelijke leiding van X bv verplaatst naar Luxemburg. Holding heeft in 2012 een dividend uitgekeerd aan X bv.

X bv heeft als buitenlands belastingplichtige aangifte vpb gedaan voor het jaar 2012 en daarbij een belastbare winst en een belastbaar bedrag van nihil aangegeven; de dividenduitkering is niet als Nederlands inkomen aangegeven. Bij het vaststellen van de aanslag vpb 2012 heeft de Inspecteur de dividenduitkering in aanmerking genomen als belastbaar inkomen uit een aanmerkelijk belang op grond van artikel 17, lid 3, onderdeel b, Wet VpB 1969. De belasting is geheven naar een tarief van 2,5% op grond van het belastingverdrag tussen Nederland en Luxemburg.

In geschil is of de dividenduitkering terecht is aangemerkt als belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang en als zodanig terecht tot het Nederlandse inkomen is gerekend. Voor de heffing is onder meer vereist dat X bv het aanmerkelijk belang in Holding houdt met als voornaamste doel of een van de voornaamste doelen om de heffing van inkomstenbelasting of dividendbelasting bij een ander te ontgaan.

Volgens Rechtbank Den Haag is daarvan geen sprake. Gelet op de datum van de emigratie van B en gelet op de eerder overgedragen aandelenbelangen kan ten tijde van de dividenduitkering in 2012 geen sprake zijn van een IB-claim op het aanmerkelijk belang. Dit betekent dat geen inkomstenbelasting wordt ontgaan bij de overdracht van de aandelen aan X bv, gevolgd door de latere dividenduitkering op die aandelen.

Vervolgens dient getoetst te worden of sprake is van het ontgaan van de heffing van dividendbelasting. Ten aanzien van de dividendbelasting kan X bv na verplaatsing van de feitelijke leiding naar Luxemburg een beroep doen op de Moeder-dochterrichtlijn en is Holding vanwege de toepassing van die richtlijn niet gehouden tot inhouding van dividendbelasting. Vóór de verplaatsing van de feitelijke leiding zou Holding vanwege toepassing van de deelnemingsvrijstelling evenmin gehouden zijn om dividendbelasting in te houden. De verplaatsing van de feitelijke leiding heeft dan ook niet geresulteerd in het ontgaan van dividendbelasting. 

De aanslag vpb wordt verminderd naar nihil.

Inleiding

Een procedure met een aanzienlijk belang voor de praktijk. De open norm van artikel 17, lid 3, onderdeel b, Wet VpB 1969 is immers nog niet ingekaderd door jurisprudentie. Deze open norm bestaat uit de oogmerktoets dat een ‘aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap wordt gehouden met als voornaamste doel of een van de voornaamste doelen om de heffing van inkomstenbelasting of dividendbelasting bij een ander te ontgaan’.

Uitspraak Rechtbank

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2012
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
13 februari 2017
Rolnummer
16/363
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:1320
Auteur(s)
mr. L.J. de Heer
Pereira
NLF-nummer
NLF 2017/0885
Aflevering
27 april 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB427
bwbr0002672&artikel=17&lid=3,bwbr0002672&artikel=17&lid=3

Naar de bovenkant van de pagina