Direct naar content gaan

Samenvatting

De Inspecteur heeft X (bv; belanghebbende) bij brief van 1 maart 2019 uitgenodigd tot het doen van aangifte vpb 2018. Daarin is als uiterlijke reactiedatum 1 juni 2019 vermeld.

De Inspecteur heeft vervolgens met dagtekening 20 april 2019 ambtshalve een aanslag vpb 2018 vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 21.150. X heeft daartegen bezwaar gemaakt. Zij heeft op 11 december 2019 een aangiftebiljet vpb 2018 ingestuurd en daarin een belastbaar bedrag vermeld van nihil.

X stelt dat de aanslag moet worden vernietigd. Daartoe voert zij onder meer aan dat de Inspecteur, in strijd met de daarvoor geldende wettelijke bepalingen, de aanslag ambtshalve heeft vastgesteld vóór afloop van de aangiftetermijn en zonder haar eerst rechtsgeldig uit te nodigen tot het doen van aangifte.

Naar het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de aanslag met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen vastgesteld. Dat de uitnodiging tot het doen van aangifte naar het verkeerde adres zou zijn gezonden, zoals X stelt, en dat de aangiftetermijn niet is afgewacht, staat er niet aan in de weg dat de Inspecteur de aanslag ambtshalve kan vaststellen. De Inspecteur heeft in de aanslagregelende fase geen beginselen van behoorlijk bestuur geschonden.

Het beroep wordt uitsluitend gegrond verklaard wegens een aan X toe te kennen vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
7 september 2022
Rolnummer
21/2007
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:5139
NLF-nummer
NLF 2022/1852
Aflevering
22 september 2022
bwbr0002672&artikel=8,bwbr0002672&artikel=8,bwbr0011353&artikel=3.8,bwbr0011353&artikel=3.8

Naar de bovenkant van de pagina