Direct naar content gaan

Samenvatting

X heeft een aantal van luipaardvel gemaakte voorwerpen (een handtas, stola, parapluhouder, diadeem en twee hoedjes) aan het tassenmuseum, een anbi, geschonken. De handel in (voorwerpen gemaakt van) luipaardbont is sedert 1975 verboden.

In geschil is of de Inspecteur aftrek van deze schenking terecht heeft geweigerd.

Hof Den Haag heeft vooropgesteld dat de onderwerpelijke voorwerpen in elk geval, ondanks het handelsverbod, een geldelijke waarde hebben, zodat in beginsel sprake is van een voor de heffing van IB/PVV relevante schenking. X maakt de door hem gestelde waarde echter niet aannemelijk.

X heeft cassatieberoep ingesteld.

Hij betoogt primair dat voor de waardering van de voorwerpen de vervangingswaarde de aangewezen maatstaf is. Subsidiair stelt X zich op het standpunt dat de waarde dient te worden bepaald op de douanewaarde vermeerderd met de verschuldigde omzetbelasting bij import. Meer subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat de waarde ten minste moet worden gesteld op de verschuldigde omzetbelasting bij import vermeerderd met de kosten van vervoer en de kosten van het prepareren.

A-G Niessen stelt vast dat noch in de Wet IB 2001, noch in de wetsgeschiedenis, noch in de jurisprudentie enige aanwijzing is te vinden voor de waardering op één van de door X gestelde waarden. In de Wet IB 2001 ontbreekt een expliciet waarderingsvoorschrift voor de schenking van voorwerpen in natura aan culturele instellingen. Voorts is hierover geen jurisprudentie van de Hoge Raad voorhanden. In dat geval meent de A-G dat wordt teruggevallen op de waarde die aan de voorwerpen toekomt in het economische verkeer. Het handelsverbod is niet een grond om de voorwerpen niet op de waarde in het economische verkeer te waarderen. Van de door X voorgestelde waarden staat geenszins vast dat ze aansluiten bij de waarde in het economische verkeer. 

De A-G acht het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk en ook niet onvoldoende gemotiveerd.

Conclusie: het cassatieberoep is ongegrond.

Waardering giften in natura

De waardering van giften in natura voor de giftenaftrek is een lastig onderwerp. In de Wet IB 2001 staan geen specifieke waarderingsvoorschriften en ook jurisprudentie ontbreekt op dit vlak. Dit in tegenstelling tot jurisprudentie inzake de schenk- en erfbelasting c.q. de vermogensbelasting enerzijds en onroerend goed c.q. zaken waarin geregeld handel wordt gedreven anderzijds. In deze jurisprudentie van de Hoge Raad wordt het begrip ‘waarde in het economische verkeer’ gebruikt. Hoewel dit begrip niet zonder meer toepasbaar is in deze zaak geeft het wel inzicht in de manier waarop de Hoge Raad hiertegen aankijkt. In deze zaak is aansluiting bij de waarde in het economische verkeer de meest voor de hand liggende optie, aldus A-G Niessen.

Waarde in het economische verkeer

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
A-G
Datum instantie
12 september 2017
Rolnummer
17/00841
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:927
Auteur(s)
drs. P.J.F. Jansen
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2017/2401
Aflevering
19 oktober 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB826
bwbr0011353&artikel=6.39a,bwbr0011353&artikel=6.39a

Naar de bovenkant van de pagina