Direct naar content gaan

Samenvatting

Verwijzingszaak HR 15 maart 2019, 17/02551, ECLI:NL:HR:2019:355 (tweede cassatieberoep).

X (bv; belanghebbende) is de Europese hoofdvestiging van een Japans concern dat zich bezighoudt met de productie van en handel in meet- en positioneringsapparatuur. Zij is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid. X heeft een vordering van een dochtervennootschap op een afnemer (Spanje) in het boekjaar 2009/2010 (verder) ten laste van de winst afgewaardeerd.

De aandelen in de afnemer zijn overgenomen door een zustermaatschappij (VS) van X. Die zustermaatschappij stelt zich garant voor de aflossing van de vordering door de afnemer jegens de dochtervennootschap. X waardeert de vordering op de afnemer daarop weer op en merkt de opwaarderingswinst aan als een informele kapitaalstorting. De Inspecteur heeft de opwaardering als belastbare winst aangemerkt.

Na een tweede verwijzing door de Hoge Raad dient X aannemelijk te maken dat een informele kapitaalstorting heeft plaatsgevonden en tevens wat de omvang daarvan was. Verwijzingshof Den Bosch komt tot het oordeel dat X niet aannemelijk heeft weten te maken dat sprake is van een informele kapitaalstorting. Zij maakt niet aannemelijk dat de garantstelling is ingegeven door onzakelijke motieven, door vennootschappelijke betrekkingen. Voorts is het verwijzingshof van oordeel dat goed koopmansgebruik verhindert dat X de vordering ten laste van de winst kan afwaarderen. De uitspraak van Rechtbank Den Haag wordt bevestigd.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2009/2010
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
27 mei 2021
Rolnummer
19/00159
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1596
Auteur(s)
dr. W. Bruins Slot
Zelfstandig belastingadviseur bij Con Sensus
NLF-nummer
NLF 2021/1447
Aflevering
22 juli 2021
Judoreg
NFB4451
bwbr0002672&artikel=8,bwbr0002672&artikel=8

Naar de bovenkant van de pagina