Direct naar content gaan

Samenvatting

Sofina SA, Rebelco SA, en Sidro SA zijn vennootschappen naar Belgisch recht die in België zijn gevestigd. De vennootschappen hebben in de periode 2008-2011 dividenden ontvangen van Franse vennootschappen waarin zij (minderheids)deelnemingen hielden die geen recht boden op het voordeel van de regeling voor moedermaatschappijen waarin de Code général des impôts voorziet. De Franse regeling onderwerpt dividenden die aan verlieslatende niet-ingezeten vennootschappen worden uitgekeerd aan een bronbelasting, terwijl dividenden die aan ingezeten vennootschappen worden uitgekeerd alleen eventueel, en in elk geval later, worden belast via de vennootschapsbelasting, in het boekjaar waarin deze vennootschappen winstgevend worden.

De Conseil d’État (hoogste bestuursrechter in Frankrijk) heeft over deze kwestie aan het Hof van Justitie prejudiciële vragen voorgelegd. Met name is aan het HvJ gevraagd of er sprake is van een verboden beperking van het vrije kapitaalverkeer (artikel 63 en 65 VWEU).

Volgens A-G Wathelet is dat het geval. De beperking van het vrije kapitaalverkeer wordt niet gerechtvaardigd door het tariefverschil tussen de belasting die ingezetenen in een later boekjaar wordt opgelegd en de bronbelasting die wordt geheven over dividenden die aan niet-ingezetenen worden uitgekeerd en evenmin door de noodzaak om de doeltreffendheid van de invordering van de belasting te waarborgen, aldus de A-G.

De Belgische vennootschap Sofina SA hield een belang van minder dan 5% in een in Frankrijk gevestigde vennootschap. Sofina verkeerde in een verlieslatende positie. Op de dividenduitkeringen door de Franse dochtervennootschap werd 15% dividendbelasting ingehouden. Omdat de situatie niet binnen het bereik van de Moeder-dochterrichtlijn viel en het belastingverdrag tussen België en Frankrijk de bronheffing toestond, is er – tot hier – in beginsel nog niets aan de hand. Sofina was echter van mening dat de Franse bronheffing in strijd is met het vrije kapitaalverkeer, omdat een dividenduitkering aan een Franse moedermaatschappij niet aan de bronheffing zou zijn onderworpen. In een binnenlandse situatie zou het dividend bij de ontvanger worden belast naar een tarief van 33 1/3%, waarbij de kosten die rechtstreeks met de inning van de dividenden verband houden mochten worden afgetrokken. De vraag naar de verenigbaarheid met EU-recht werd voorgelegd aan het Hof van Justitie.

Conclusie: zowel bronheffing als kostenaftrekbeperking in strijd met EU-recht

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2008-2011
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
7 augustus 2018
Rolnummer
C‑575/17
ECLI
ECLI:EU:C:2018:650
Auteur(s)
mr. dr. J.J.A.M. Korving
Deloitte / Maastricht University
NLF-nummer
NLF 2018/1803
Aflevering
23 augustus 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1726
bwbr0002672&artikel=25a,bwbr0002672&artikel=25a,bwbr0002672&artikel=25a&lid=3,bwbv0001506&artikel=63,bwbv0001506&artikel=63,bwbv0001506&artikel=65,bwbv0001506&artikel=65

Naar de bovenkant van de pagina