Direct naar content gaan

Samenvatting

De Hoge Raad heeft aan het HvJ een prejudiciële vraag gesteld over de toepassing van de algemene heffingskorting en het vrij verkeer van werknemers.

De casus luidt als volgt: K. M. Zyla, met Poolse nationaliteit, heeft in 2013 bijna de helft van het jaar in Nederland gewerkt, waar zij sociaal verzekerd en premieplichtig was en inkomstenbelasting heeft betaald. Na haar terugkeer naar Polen heeft zij blijkens de stukken in de tweede helft van dat jaar onvoldoende inkomsten genoten om aldaar premieplichtig te zijn of inkomstenbelasting te moeten betalen.

De Belastingdienst heeft, bij de berekening van de wettelijk bepaalde korting op de door Zyla betaalde premie volksverzekeringen, een tijdsevenredige vermindering toegepast naar rato van de periode van premieplicht (zes maanden) in Nederland.

Bij de Hoge Raad is in geding of artikel 45 VWEU de Nederlandse autoriteiten verplicht tot het in aanmerking nemen van de persoonlijke en gezinsomstandigheden van Zyla in Polen, teneinde de aan de orde zijnde korting geheel toe te kennen, en niet slechts naar rato van de periode dat zij in Nederland heeft gewerkt.

A-G Campos Sánchez-Bordona geeft het HvJ in overweging de vraag van de Hoge Raad als volgt te beantwoorden:

Wanneer een werknemer gedurende een gedeelte van het kalenderjaar voor de volksverzekeringen was verzekerd in een lidstaat, aldaar nagenoeg zijn gehele inkomen voor dat belastingjaar heeft verworven en daarna naar een andere lidstaat is vertrokken, waar hij het resterende gedeelte van het jaar woonachtig was, staat artikel 45 VWEU niet in de weg aan een regeling als in het hoofdgeding, op grond waarvan de eerstbedoelde lidstaat, bij de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, het premiedeel van de algemene heffingskorting tijdsevenredig vermindert naar rato van de periode dat de werknemer premieplichtig was.

Belemmering vrije verkeer van werknemers?

De vraag die centraal staat, is of artikel 2.6a Regeling Wfsv migrerende werknemers ongerechtvaardigd discrimineert of belemmert doordat dergelijke werknemers niet in aanmerking komen voor de volledige heffingskorting, omdat het premiedeel van de heffingskorting enkel wordt toegekend indien en voor zover premieplicht voor de volksverzekeringen voorhanden was gedurende het betreffende jaar (2013). Een en ander zou dan mogelijkerwijs in strijd zijn met het vrije verkeer van werknemers (artikel 45 VWEU). Bij de beantwoording van deze vraag, en dat is ook naar voren gekomen in de prejudiciële vragen van de Hoge Raad, moet in het bijzonder naar twee arresten worden gekeken; het Blanckaert-arrest en het Schumacker-arrest. De eigenlijke vraag is dan ook hoe deze arresten zich tot elkaar verhouden in de situatie van Zyla.

Blanckaert-arrest

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2013
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
11 juli 2018
Rolnummer
C-272/17
ECLI
ECLI:EU:C:2018:562
Auteur(s)
prof. dr. F.P.G. Pötgens
De Brauw Blackstone Westbroek/Vrije Universiteit
NLF-nummer
NLF 2018/1696
Aflevering
9 augustus 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1707
bwbr0011353&artikel=8.10,bwbr0011353&artikel=8.10,bwbr0017745&artikel=12,bwbr0017745&artikel=12,bwbr0017745&artikel=9,bwbr0017745&artikel=9,bwbv0001506&artikel=45,bwbv0001506&artikel=45

Naar de bovenkant van de pagina