Direct naar content gaan

Samenvatting

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de natuurlijke persoon ASA en de Roemeense belastingautoriteit betreffende de heffing van btw over de verkoop van appartementen.

ASA en haar zus PP waren samen eigenaar van een perceel grond in Roemenië. Zij hebben eind 2006 met twee andere natuurlijke personen een overeenkomst tot oprichting van een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid gesloten met het oog op de bouw van een onroerendgoedcomplex met appartementen, die zouden worden verkocht aan derden. De samenwerkingsovereenkomst is niet vóór aanvang van de activiteit bij de belastingautoriteiten geregistreerd.

De verwijzende rechter heeft het HvJ om een versnelde procedure verzocht omdat het hoofdgeding al sinds 2 juli 2012 aanhangig is bij de nationale rechterlijke instanties. Het verzoek is echter afgewezen. Het belang dat de rechtzoekenden hebben bij een zo snel mogelijke vaststelling van de omvang van hun rechten krachtens het Unierecht, hoe groot en legitiem ook, houdt namelijk niet in dat het hoofdgeding binnen een korte termijn moet worden behandeld in de zin van artikel 105, lid 1, Reglement voor de procesvoering.

Het HvJ verklaart in antwoord op de gestelde vragen het volgende voor recht.

Artikel 9 en 11 Btw-richtlijn moeten aldus worden uitgelegd dat de partijen bij een overeenkomst tot oprichting van een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid die niet vóór aanvang van de betrokken activiteit bij de bevoegde belastingautoriteit is geregistreerd, niet samen met de belastingplichtige die tot voldoening van de btw over de belastbare handeling is gehouden als ‘belastingplichtigen’ kunnen worden beschouwd.

Een belastingplichtige die niet beschikt over een op zijn naam uitgereikte factuur hoeft voorts niet het recht te worden toegekend om de voorbelasting in aftrek te brengen die door een andere partij bij een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid is voldaan met het oog op de uitoefening van de economische activiteit van dat samenwerkingsverband, zelfs indien de belastingplichtige voor deze activiteit btw-plichtig is, wanneer er geen objectieve bewijzen zijn dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen en diensten hem in een eerder stadium daadwerkelijk door belastingplichtigen zijn geleverd c.q. verleend ten behoeve van zijn eigen aan belasting over de toegevoegde waarde onderworpen handelingen.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2008
Instantie
HvJ
Datum instantie
16 februari 2023
Rolnummer
C-519/21
ECLI
ECLI:EU:C:2023:106
Auteur(s)
prof. dr. S.B. Cornielje
PwC/ Vrije Universiteit
NLF-nummer
NLF 2023/0516
Aflevering
9 maart 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5645
bwbr0002629&artikel=7&lid=1,bwbr0002629&artikel=7&lid=4,celex32006l0112&artikel=11,celex32006l0112&artikel=9,celex32006l0112&artikel=11,celex32006l0112&artikel=9

Naar de bovenkant van de pagina