Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Bij besluit van 19 december 2019 heeft de Nemzeti Adó- és Vámhivatal Észak- budapesti Adó- és Vámigazgatósága (belastingdienst Boedapest-noord) de vennootschap MAX7 Design Kft (hierna: X), de verplichting opgelegd om zekerheid te stellen tot betaling van belastingen ten bedrage van HUF 1.930.979 (ongeveer € 4.900). De reden daarvoor was dat een van de bestuurders van X tussen 14 februari en 2 juni 2017 bestuurder was geweest van een andere vennootschap, in liquidatie, die was ontbonden met een belastingschuld ten belope van dat bedrag. Op 7 januari 2020 hebben de aandeelhouders van X de betrokken bestuurder ontslagen en een andere in zijn plaats aangesteld. Aangezien de reden voor het opleggen van de verplichting tot zekerheidstelling daarmee was weggenomen, heeft X geen zekerheid gesteld. Dit had op basis van Hongaars recht tot gevolg dat het fiscaal identificatienummer en het btw-identificatienummer van X werden ingetrokken.

X betoogt dat artikel 273 Btw-richtlijn en artikel 16, 47 en 52, lid 1, Handvest zich verzetten tegen de Hongaarse regeling waarop de besluiten tot intrekking zijn gebaseerd, omdat hierdoor haar vrijheid van ondernemerschap op onevenredige wijze wordt beperkt.

De Fővárosi Törvényszék (rechter voor de agglomeratie Boedapest, Hongarije) heeft hierover aan het HvJ prejudiciële vragen gesteld.

Volgens A-G Kokott dient het HvJ de vragen als volgt te beantwoorden:

1. Artikel 273 Btw-richtlijn in samenhang met artikel 16 en 17 Handvest van de grondrechten, moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de wijze waarop in het onderhavige geval een zekerheidstelling is opgelegd waarvan het bedrag overeenstemt met de niet-betaalde belastingschulden van een andere belastingplichtige.

2. Artikel 47 Handvest moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een regeling volgens welke niet eens ten gronde kan worden opgekomen tegen de oplegging van een zekerheidstelling waarvan het bedrag overeenstemt met de niet-betaalde belastingschulden van een andere belastingplichtige. Het staat ook in de weg aan een regeling volgens welke alle denkbare rechtsmiddelen tegen de oplegging van een zekerheidstelling geen schorsende werking hebben, waardoor de betalingstermijn reeds verstrijkt voordat er door de belastingdienst uitspraak wordt gedaan op die rechtsmiddelen en voordat het überhaupt mogelijk is om daartegen rechtsbescherming te verkrijgen.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2019-2020
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
14 december 2023
Rolnummer
C-519/22
ECLI
ECLI:EU:C:2023:998
Auteur(s)
prof. dr. S.B. Cornielje
PwC/ Vrije Universiteit
NLF-nummer
NLF 2024/0142
Aflevering
16 januari 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6192
celex32006l0112&artikel=273,celex32006l0112&artikel=273

Naar de bovenkant van de pagina