Door Inspecteur vergunde uitbreiding van vergunning AV heeft terugwerkende kracht
Hof Amsterdam, 8 februari 2024
Samenvatting
X (belanghebbende) beschikt sinds 1 april 2018 over een vergunning voor de actieve veredeling van diverse soorten minerale oliën. Op 1 mei 2020 heeft zij verzocht om toevoeging van de GN-codes 2707 5000 en 2707 9999 aan haar op dat moment geldende vergunning AV. De Inspecteur heeft hierin op 25 juni 2020 bewilligd, maar heeft niet ingestemd met de door X verzochte terugwerkende kracht van deze uitbreiding tot 1 maart 2020; hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de douanewetgeving hem niet toestaat die terugwerkende kracht te verlenen.
Rechtbank Noord-Holland heeft dit standpunt van de Inspecteur verworpen en geoordeeld dat aan de beschikking van de Inspecteur terugwerkende kracht toekomt tot de datum van indiening van de aanvraag (1 mei 2020). De Inspecteur bestrijdt in hoger beroep dit oordeel van de Rechtbank, omdat X heeft verzocht om een wijziging (uitbreiding) van haar bestaande AV-vergunning en niet om de afgifte van een nieuwe vergunning. Het Unierecht voorziet enkel in de mogelijkheid van terugwerkende kracht bij de afgifte van een nieuwe vergunning en niet bij de wijziging van een bestaande vergunning, aldus de Inspecteur. Hof Amsterdam verwerpt dit standpunt.
Het Hof verwerpt ook de subsidiaire grief van de Inspecteur: X heeft wel degelijk belang bij het met terugwerkende kracht vergunnen van het gebruik van de regeling actieve veredeling. De uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.
BRON
Uitspraak van de meervoudige douanekamer op het hoger beroep van X bv, gevestigd te Z, belanghebbende, (gemachtigde: mr. ing. B.J.B. Boersma RB) tegen de uitspraak van 5 juni 2023 in de zaak met kenmerk HAA21/23 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Douane, de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft bij beschikking van 25 juni 2020 beslist op het verzoek van belanghebbende van 1 mei 2020 tot wijziging (uitbreiding) van een vergunning actieve veredeling (hierna ook: AV). In bezwaar heeft de inspecteur zijn besluit gehandhaafd.
1.2. Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur.
1.3. In haar uitspraak heeft de rechtbank als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
1.4. De inspecteur heeft tegen deze uitspraak tijdig hoger beroep ingesteld. De belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De inspecteur heeft een nader stuk ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2024. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
2.1. De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, de volgende feiten vastgesteld:
2.2. Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten.
3. Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat aan de op 25 juni 2020 door de inspecteur vergunde uitbreiding van de vergunning AV terugwerkende kracht dient toe te komen tot 1 mei 2020.
4. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil, voor zover in het hoger beroep van belang, het volgende overwogen:
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Belanghebbende beschikt sinds 1 april 2018 over een vergunning voor de actieve veredeling van diverse soorten minerale oliën. Op 1 mei 2020 heeft zij verzocht om toevoeging van de GN-codes 2707 5000 en 2707 9999 aan haar op dat moment geldende vergunning AV. De inspecteur heeft hierin op 25 juni 2020 bewilligd, maar heeft niet ingestemd met de door belanghebbende verzochte terugwerkende kracht van deze uitbreiding tot 1 maart 2020; hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de douanewetgeving hem niet toestaat die terugwerkende kracht te verlenen.
De rechtbank heeft dit standpunt van de inspecteur verworpen en geoordeeld dat aan de beschikking van de inspecteur terugwerkende kracht toekomt tot de datum van indiening van de aanvraag (1 mei 2020). De inspecteur bestrijdt in hoger beroep dit oordeel van de rechtbank, omdat belanghebbende heeft verzocht om een wijziging (uitbreiding) van haar bestaande AV-vergunning en niet om de afgifte van een nieuwe vergunning. Het Unierecht voorziet enkel in de mogelijkheid van terugwerkende kracht bij de afgifte van een nieuwe vergunning en niet bij de wijziging van een bestaande vergunning, aldus de inspecteur. Het Hof overweegt ter zake als volgt.
5.2. Actieve veredeling van invoergoederen is enkel toegestaan met een vergunning van de douaneautoriteiten (artikel 211, lid 1, aanhef en onder a, van het Douanewetboek van de Unie (hierna: DWU)). Ter verkrijging van een vergunning dient de belanghebbende een daartoe strekkende aanvraag in te dienen. De vergunning kan ook met terugwerkende kracht worden verleend (artikel 211, lid 2, DWU). In dat geval wordt de vergunning ten vroegste van kracht op de datum van aanvaarding van de aanvraag (artikel 172, lid 1, GDWU).
5.3. In casu heeft de inspecteur belanghebbende op 25 juni 2020 een beschikking doen toekomen waarin is vermeld dat de gevraagde uitbreiding van de bestaande vergunning AV met de GN-codes 2707 5000 en 2707 9999 is gehonoreerd, maar niet de gevraagde terugwerkende kracht, met als motivering dat artikel 211, lid 2, van het DWU enkel van toepassing is bij de verlening van vergunningen en niet bij de latere wijziging van een reeds verleende vergunning. Voor de tekst van de gewijzigde vergunning verwijst de beschikking naar de ‘EU Trader Portal’, waarin de gewijzigde vergunning online raadpleegbaar is voor belanghebbende.
5.4. De inspecteur heeft aan de rechtbank een afdruk van de gewijzigde vergunning, met versiedatum 25 juni 2020, overgelegd. Uit deze afdruk blijkt dat vergunningsnummer, afgiftedatum (12 maart 2020) en einddatum (1 april 2023) ongewijzigd zijn gebleven: enkel de lijst van goederen waarvoor de veredeling wordt toegestaan en de lijst met veredelingsproducten zijn uitgebreid.
5.5. Anders dan de inspecteur betoogt brengt de omstandigheid dat in casu sprake is van een wijziging van een bestaande vergunning niet met zich dat de onder 5.2 genoemde bepalingen van het DWU en de GDWU, inzake vergunningverlening met terugwerkende kracht, toepassing zouden missen (vgl. Hoge Raad 17 juli 2020, 18/04149, ECLI:NL:HR:2020:1288, r.o. 2.2.2 tot en met 2.4.2). Een andersluidend oordeel zou tot het ongerijmde resultaat leiden dat aan een aanvrager die nog niet over een vergunning AV beschikt wel met terugwerkende kracht bepaalde veredelingshandelingen kunnen worden vergund, terwijl aan een aanvrager die al wel over een vergunning AV beschikt (maar voor andere goederen) diezelfde veredelingshandelingen niet met terugwerkende kracht kunnen worden vergund. Het hoger beroep faalt in zoverre.
5.6. De inspecteur heeft zich in zijn nader stuk van 9 januari 2024 subsidiair op het standpunt gesteld dat belanghebbende er geen belang bij heeft om met terugwerkende kracht te kunnen beschikken over een vergunning AV voor goederen die vallen onder de GN-codes 2707 5000 en 2707 9999, omdat zij de die goederen in de periode tussen de aanvraag (1 mei 2020) en het toekennen van de vergunning (25 juni 2020) niet heeft aangegeven voor het vrije verkeer, maar voor plaatsing onder de regeling actieve veredeling. Worden invoergoederen onder de regeling actieve veredeling geplaatst zonder dat de douaneautoriteiten daarvoor een toereikende vergunning hebben verleend, dan ontstaat op het tijdstip van plaatsing een douaneschuld op grond van het bepaalde in artikel 79, lid 1, aanhef en onder c, van het DWU. De inspecteur heeft voor deze douaneschulden op 21 januari 2021 een uitnodiging tot betaling uitgereikt. Het met terugwerkende kracht alsnog verlenen van een vergunning AV geeft geen aanspraak op kwijtschelding of terugbetaling van deze douaneschulden, aldus nog steeds de inspecteur.
Belanghebbende heeft primair betoogd dat het inbrengen van dit nieuwe standpunt in dit stadium van de procedure in strijd is met een goede procesorde. Daarnaast acht zij het standpunt van de inspecteur onjuist. Het Hof overweegt ter zake als volgt.
5.7. De voormelde nieuwe grond voor het hoger beroep is zuiver juridisch van aard en behoeft geen nader onderzoek van feitelijke aard. Belanghebbende beschikte naar ’s Hofs oordeel over ruim voldoende tijd om daarop adequaat te kunnen reageren, hetgeen zij ook heeft gedaan. Het Hof acht het aanvoeren van de nieuwe hogerberoepsgrond onder deze omstandigheden niet in strijd met een goede procesorde.
5.8. Zoals reeds vermeld onder 5.1 is in artikel 211, lid 2, van het DWU voorzien in de mogelijkheid om met terugwerkende kracht te vergunnen dat gebruik wordt gemaakt van de regeling actieve veredeling. Eén van de voorwaarden die daartoe dient te zijn vervuld is dat “d) alle formaliteiten om de situatie van de goederen te regulariseren kunnen worden verricht, zo nodig met inbegrip van de ongeldigmaking van de betrokken douaneaangiften ”. In casu zijn de goederen evenwel reeds aangegeven voor de douaneregeling waarvoor belanghebbende de goederen beoogde aan te geven: de regeling actieve veredeling. Doordat haar met terugwerkende kracht wordt vergund om voor goederen die vallen onder de GNcodes 2707 5000 en 2707 9999 gebruik te maken van de regeling actieve veredeling, is er geen aanleiding om de betrokken douaneaangiften met toepassing van artikel 148, lid 4, aanhef en sub d, van de GDWU ongeldig te maken (hoewel dat op zich zou kunnen) en vervolgens opnieuw een aangifte tot plaatsing onder de regeling actieve veredeling te doen. Omdat het belanghebbende met terugwerkende kracht tot 1 mei 2020 wordt vergund om gebruik te maken van de regeling actieve veredeling, wordt de situatie van de goederen geregulariseerd en komt de rechtsgrond te ontvallen aan de nagevorderde douaneschulden, voor zover het betreft de (drie) aangiften die zijn gedaan in de periode van 1 mei 2020 tot 25 juni 2020.
5.9. Gelet op het vorenoverwogene faalt ook de subsidiaire grief van de inspecteur: belanghebbende heeft wel degelijk belang bij het met terugwerkende kracht vergunnen van het gebruik van de regeling actieve veredeling.
Slotsom
5.10. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.
6. Kosten
Daar het hoger beroep van de inspecteur ongegrond is, bestaat aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken, te weten de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Met toepassing van het in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht opgenomen tarief worden die kosten vastgesteld op:
2 (verweerschrift + zitting Hof) x € 875 x 1 (wegingsfactor) = € 1.750.
7. Beslissing
Het Hof:
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.750, en
- bepaalt dat van de inspecteur een griffierecht wordt geheven van € 548.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, C.J. Hummel en W.J. Blokland, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. H.M. Nijland als griffier. De beslissing is op 8 februari 2024 in het openbaar uitgesproken.