Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Aan X (belanghebbende) is wegens eigendom van bouwgrond een aanslag OZB opgelegd naar het tarief van niet-woningen voor een bedrag van € 473,08. X stelt dat door het plaatsen van een warmtepomp sprake is van een woning in aanbouw zodat het lagere woningtarief van toepassing is.

Rechtbank Den Haag geeft X geen gelijk. Zij oordeelt dat een onroerende zaak voor de heffing van OZB als woning in aanbouw is aan te merken indien sprake is van een bouwsel en van een woonbestemming. Van een bouwsel is pas sprake als een aanvang is gemaakt met de (feitelijke) bouwkundige werkzaamheden. De Rechtbank verwijst hierbij naar de arresten HR 12 augustus 2005, 39.828, ECLI:NL:HR:2005:AU0874 en HR 21 januari 2022, 20/02285, ECLI:NL:HR:2022:49, NLF 2022/0208, met noot van Van der Muur.

In casu zijn wel (voorbereidende) werkzaamheden verricht op de bouwgrond, maar van een bouwsel dat kan worden aangemerkt als woning in aanbouw is nog geen sprake. Ter zitting is bovendien gebleken dat de infrastructuur die ten behoeve van de warmtepomp is aangelegd niet enkel ziet op de woning van X maar op het gehele bouwproject dat meerdere panden omvat. Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
29 juni 2023
Rolnummer
22/1593
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:10903
NLF-nummer
NLF 2024/0837
Aflevering
2 april 2024
bwbr0005416&artikel=220f,bwbr0005416&artikel=220f

Naar de bovenkant van de pagina