Samenvatting
Paul de Haan vraagt zich af of fiscalisten nu eigenlijk wel of niet in de wereld staan.
Opinie
Fiscaal in de wereld staan
Staan fiscalisten nu eigenlijk wel of niet in de wereld? In ons fiscale huis lijken de deuren en ramen vaak dicht. De beroepsgroep wordt zo’n beetje iedere dag over de publicitaire hekel gehaald maar het blijft stil. Oud-belastingprofessor en profeet Brüll had gelijk toen hij de fiscale opleiders waarschuwde voor het kweken van vakidioten. De wereld komt fiscaal vaktechnisch gefilterd binnen. Als COVID-19 losbreekt, lijkt de eerste gedachte hoe het zit met de 183-dagenregel in belastingverdragen. ‘Voorts heb ik gemerkt dat de belastingsector een nogal homogeen fiscaal wereldbeeld heeft’, aldus Anna Gunn. Fiscalisten vormen inderdaad een vrij homogene groep: hardwerkende Nederlanders waar onze premier Rutte graag zegt voor op te komen. Men kan een zekere zelfgenoegzaamheid en politieke naïviteit vaststellen bij die groep maar vergeleken met het gemiddelde motorbendelid lijken fiscalisten zeker niet geneigd tot alle kwaad. Die schijn kan bedriegen natuurlijk. Er is nog wel zoiets als ‘implicit bias’ oftewel het impliciete kwaad van een fout naoorlogs wereldbeeld waar men zich niet van bewust is.
In een recent artikel schrijft oud-hoogleraar Henk van Arendonk (TFO 2021/63):
Ik zou het willen omdraaien: zonder het internationaal belastingrecht (lees: het fiscaal-industrieel adviescomplex) zou de globalisering niet zo explosief hebben kunnen gebeuren. Dat gebeurde in de wereld. Jan van de Streek meent dat fiscalisten zo hebben meegeholpen aan de toenemende ongelijkheid in de wereld. De keerzijde is dat de enorme economische groei van de afgelopen decennia in dat geval eveneens te danken is aan fiscalisten. Met die groei zijn – zoals Chinese regeringsvertegenwoordigers niet geheel ten onrechte regelmatig uitleggen aan westerse critici – honderden miljoenen mensen uit de extreme armoede gekomen. (En wat heeft het westen concreet bereikt, vragen de Chinezen vragen dan. Niet veel, kunnen wij dan zeggen, maar wij plegen geen studenten te overrijden met tanks.)
In alle gevallen vind ik het vrij ver gaan om ,met volmaakte kennis achteraf, als belastingadviseur de schuld te krijgen van de onmiskenbaar desastreuze effecten van een doorgeschoten hyperglobalisering. Iedereen – met uitzondering van wellicht Sol Picciotto – vond toentertijd globalisering en liberalisering de juiste weg naar welvaart en wereldvrede! Als iets tegen de dubbele petten – complottheorie van Oxfam, GroenLinks, Jan Vleggeert en Jan van de Streek pleit – wiens brood men eet, wiens woord men spreekt – dan is het mijns inziens het verschijnsel dat fiscalisten vooral vaktechnisch met globalisering bezig waren. Politiek-ideologisch volgden wij de heersende stromingen van globalisering en liberalisering. Het leidde in veel gevallen niet tot een betekenisvolle verbinding met of een verhouding tot die wereld. Schrijfster Nicolien Mizee beschrijft dat fraai:
Pas de laatste jaren vragen wij ons af wat we bijvoorbeeld van belastingontwijking vinden. Daartoe aangezet door een wereldcrisis (2008) en een groot maatschappelijk onbehagen over bedrijven die wel steun ontvangen, maar geen of weinig belasting betalen.
Wat ik erg mis in de kritiek op adviseurs-wetenschappers, zijn humor en relativering. Neem een voorbeeld aan Jan Verburg, de grote relativeerder, die in zijn afscheidscollege zei:
In de zucht naar aandeelhouderswaarde, globalisering en liberalisering liepen de adviseurs niet voorop, maar zaten wel in de kopgroep. Het voorkomen van dubbele belasting als doel transformeerde langzaam maar zeker tot het creëren van meervoudige niet-belasting. Acquisitiestructuren waar dezelfde betaalde rente ten minste (!) meer dan twee keer van groepswinst werd afgetrokken in verschillende jurisdicties zonder ook maar ergens een corresponderende heffing werden het nieuwe normaal. De fiscale beroepsgroep was nieuw en moest zich binnen de eenheid van het recht onderscheiden, veelal door ingenieus trapezewerk. Veel fiscale adviseurs waren van zeer bescheiden komaf en konden door slimheid en hard werken de maatschappelijke ladder op. Die heel dure BMW voor de deur benadrukte het maatschappelijke succes en tegelijkertijd verhulde het in veel gevallen iets wat toch wel leek op een minderwaardigheidscomplex. (Ik generaliseer vreselijk, ik weet het.) Toen de grote crisis zich aandiende in 2008 hebben wij de bakens moeten verzetten, nadat aandeelhouderswaarde een valse mythe bleek. In 2016 zegt Marc Diepstraten de dan aantredend voorzitter van de PwC Belastinggroep: ‘Ik heb gezegd dat wij uit onze silo moeten komen en in onze advisering de maatschappij binnen moeten halen.’ Recent bevestigt hij deze trend en ‘bespeurt hij een omslag in het denken over de rol van ondernemingen. Naast commerciële doelen worden maatschappelijke verantwoordelijkheden zwaarder gewogen.’
In een recent redactioneel commentaar meent Stef van Weeghel (UvA en PwC):
In een column met de kracht van een beginselverklaring bespreekt professor Peter Kavelaars – heel recent nog werkzaam bij Deloitte en dus een dubbelpettige zondaar – een aantal grote weeffouten in het G-20/OECD Global Tax Reform-voorstel. Hij schuwt het politieke oordeel niet: zo hoort de VN volgens hem een veel zwaardere rol te krijgen in belastingzaken.
Fred van Horzen vraagt zich af of een netwerk van gepensioneerde partners van advieskantoren niet hun krachten, kennis en kunde kunnen bundelen in een ‘Stichting Jan met de Pet’ om zo rechtsbijstand te verlenen aan de minder rijken onder ons.
Klinkt dit als een sector die krampachtig vasthoudt aan het (neoliberale) verleden?
Op 24 juni 2021 organiseerde de Vereniging voor Belastingwetenschap een vergadering over met name de oratie van Vleggeert over fiscalisten die tevens bij adviesbureaus werkzaam zijn. Dat Bart Snels (econoom, GroenLinks, Tweede Kamerfractie) het toch over het systeemfalen van de belastingwetenschap blijft hebben, vind ik nogal gewaagd voor een econoom en politicus, twee beroepsgroepen die ruime ervaring hebben op het terrein van systeemfalen respectievelijk het niet-voorspellen daarvan. Maar dat is een flauwe jij-bak mijnerzijds: het is prima dat Snels de wetenschap ter verantwoording roept. En ik ben het met Van Arendonk op dit punt oneens: op het terrein van internationale belastingontwijking heeft de belastingwetenschap enorme steken laten vallen. De politiek en de NGO’s hebben het debat over de ethische aanvaardbaarheid volledig naar zich toegetrokken en de adviespraktijk en Belastingdienst hebben, wat het internationale fiscale recht betreft, de academische theorievorming tot voor enige jaren, ver achter zich gelaten. Ik bedoel dan niet zozeer de pure vaktechniek of de doelmatigheid van het belastingrecht als wel de politiek-ethische kanten van het vak.
Het begroot me wel dat mensen als Van Weeghel en Van Arendonk – integere en deskundige wetenschappers – zich kennelijk moeten verdedigen tegen vage en ongefundeerde verdachtmakingen. Het is niet nodig om dit debat het karakter van een tribunaal te geven.
Integendeel, professor Maarten de Wilde (Erasmus en ook in dienst van PwC) heeft zich als ‘deep thinker’ onderscheiden en de OECD een ongenadige tik gegeven door de soliditeit van het OECD Pijler 2-basisconcept in twijfel te trekken. Kort gezegd, Pijler 2 introduceert een minimumtarief van 15% voor wereldwijde winsten met bijheffing tot aan die 15% in de thuisstaat. De Wilde heeft gewaarschuwd voor de enorme ruimte voor manipulatie die het huidige voorstel bevat.
En dan is bekend geworden dat Aart Roelofsen (hoog bij het ministerie van Financiën) is herbenoemd in de UN Tax Expert Committee. Voor achtergronden verwijs ik naar zijn artikel in WFR 2021/115. Het gaat onder andere over de introductie van artikel 12b VN-Modelverdrag. Artikel 12b gaat over bronbelasting op ‘automated digital services’ tot een percentage van de omzet. (Men zou kunnen zeggen een Vinkenslagheffing op Big Tech.) Oftewel: de bilaterale neerslag van de acceptatie van lokale heffingen op digitale diensten. Naast het feit dat dit voorstel – anders dan het OECD-tweepijlergedrocht – een direct voordeel kan betekenen voor ontwikkelingslanden, vallen mij nog twee dingen op:
- Het artikel is zoveel eenvoudiger dan Pijler 1 en 2 van het OECD Inclusive Platform, waar een derde pijler en ten minste twintig jaar nodig zijn om alles uitvoerbaar te maken.
- Het publicitaire trompetgeschetter waar de OECD zo goed in is, is nauwelijks te vinden bij de VN-Commissie; gewoon 25 deskundigen die in alle bescheidenheid het ‘erbij’ doen.
Kavelaars breekt in de genoemde column terecht een lans voor het baanbrekende werk van de VN-Commissie.
En voor ik het vergeet, in tijden van onrust en wantrouwen, is het geen toeval dat binnenkort aan een onvermoeibaar strijder voor fiscale rechtvaardigheid, fatsoen en zorgvuldigheid de Jaap van den Berge-literatuurprijs 2021 wordt uitgereikt: Hans Gribnau. Een nieuwe parel aan de ketting van penninghouders met Anna Gunn, Cees Peters en Rens Pieterse. (Dit zeg ik nu weer niet met mijn Jaap van de Berge jury-petje op. Of juist wel?)
Lees en beoordeel: Anna Gunn, ‘Fout in de Oorlog: Fiscalisten moeten leren van het Toeslagenschandaal’, het multidisciplinaire debat tussen onder andere Cees Peters, Avi-Yonah en Rixen over de mogelijkheden om vermogensinkomsten internationaal te belasten en de biografische miniaturen over J. van Soest en W.J. de Langen van Pieterse. Volgens mij komt het wel goed met de fiscale ‘wetenschap’.