Direct naar content gaan

Samenvatting

Inspire Art is op 28 juli 2000 opgericht in de rechtsvorm van een „private company limited by shares” (privaatrechtelijke vennootschap met beperkte aansprakelijkheid) naar Engels recht en heeft haar bedrijfszetel te Folkestone (Verenigd Koninkrijk). Haar enige bestuurder („director”), woonachtig te 's-Gravenhage (Nederland), is bevoegd om alleen en zelfstandig namens de vennootschap op te treden. De vennootschap, die onder de handelsnaam „Inspire Art Ltd” werkzaam is op het gebied van de verkoop van kunst, is haar werkzaamheden op 17 augustus 2000 begonnen en beschikt over een filiaal te Amsterdam.
Inspire Art is ingeschreven in het handelsregister te Amsterdam zonder de vermelding dat zij een formeel buitenlandse vennootschap (hierna; fbv) in de zin van artikel 1 WFBV is.
De Kamer van Koophandel, die deze vermelding verplicht achtte omdat Inspire Art haar ondernemingsactiviteiten uitsluitend in Nederland verricht, heeft het Kantongerecht te Amsterdam op 30 oktober 2000 verzocht, te gelasten dat de inschrijving van de vennootschap in het handelsregister wordt aangevuld met de vermelding fbv hetgeen andere in de wet voorziene verplichtingen meebrengt. Inspire Art heeft primair bestreden dat de inschrijving onvolledig is. Zij is van mening dat zij niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 1 WFBV.
Subsidiair, voor het geval dat het Kantongerecht te Amsterdam zou beslissen dat zij wel onder die omschrijving valt, heeft zij gesteld dat de WFBV in strijd is met het gemeenschapsrecht, in het bijzonder met de artikelen 43 EG en 48 EG.
In zijn verwijzingsbeschikking van 5 februari 2001 heeft het Kantongerecht te Amsterdam geoordeeld dat Inspire Art een formeel buitenlandse vennootschap in de zin van artikel 1 WFBV is.
Over de vraag of de WFBV verenigbaar is met het gemeenschapsrecht, heeft het kantongerecht aan het HvJ prejudiciële vragen voorgelegd. het HvJ verklaart het volgende voor recht:

1) Artikel 2 van de Elfde richtlijn (89/666/EEG) van de Raad van 21 december 1989 betreffende de openbaarmakingsplicht voor in een lidstaat opgerichte bijkantoren van vennootschappen die onder het recht van een andere staat vallen, verzet zich tegen een nationale wettelijke regeling als de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen van 17 december 1997, die het filiaal van een vennootschap die in overeenstemming met de nationale wettelijke regeling van een andere lidstaat is opgericht, openbaarmakingsverplichtingen oplegt waarin deze richtlijn niet voorziet.

2) De artikelen 43 EG en 48 EG verzetten zich tegen een nationale wettelijke regeling als de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen van 17 december 1997, die de vrijheid van vestiging van een filiaal in die lidstaat door een vennootschap die in overeenstemming met de wettelijke regeling van een andere lidstaat is opgericht, afhankelijk stelt van bepaalde voorwaarden betreffende het minimumkapitaal en de aansprakelijkheid van de bestuurders die in het nationale vennootschapsrecht voor de oprichting van vennootschappen worden gesteld. De redenen waarom de vennootschap in de eerste lidstaat is opgericht, en de omstandigheid dat zij haar werkzaamheden uitsluitend of nagenoeg uitsluitend in de lidstaat van vestiging uitoefent, ontnemen haar niet het recht, zich op de door het Verdrag gewaarborgde vrijheid van vestiging te beroepen, tenzij er sprake is van misbruik, hetgeen van geval tot geval moet worden aangetoond.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2000
Instantie
HvJ
Datum instantie
30 september 2003
Rolnummer
C-167/01
ECLI
ECLI:EU:C:2003:512
bwbr0002672&artikel=15c,bwbv0001506&artikel=49

Naar de bovenkant van de pagina