Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Omschrijving van de maatregel 

De premieheffing voor de AOW wordt in achttien jaar met stappen van 1%-punt per jaar geleidelijk vervangen door financiering uit algemene middelen met verhoging van het tarief in de voormalige 1e en 2e schijf van de inkomstenbelasting.

De fiscalisering van de volksverzekeringen is een langlopend thema. Ik heb er indertijd aandacht aan geschonken in mijn twee Fiscale monografieën over de premieheffing en daarnaast is het een van de bekende thema’s waar (Leo) Stevens zich zeer veelvuldig over heeft uitgelaten waarbij hij zich altijd een uitgesproken voorstander betoonde van het samenvoegen van de loon- en inkomstenbelasting met de premieheffing volksverzekeringen.
Het vraagstuk heeft naast een praktisch element vooral bestaande uit een vereenvoudiging van de heffing, in de eerste plaats een principieel karakter: zijn de volksverzekeringen een verzekering of zijn het belastingen? Feit is dat door de systematiek van de heffing en de ontkoppeling van de premie ten opzichte van de uitkering het verzekeringskarakter zwak is. Het versterken van het verzekeringskarakter zou de uitvoering vermoedelijk complexer maken. Al met al is er dus veel voor te zeggen verder te fiscaliseren. Ik was en blijf daar in eerste aanleg niet echt een voorstander van, met name omdat het mijns inziens van groot belang is dat een ieder ziet wat iets (de AOW) kost. Als de heffing geheel gefiscaliseerd wordt, is dat beeld volledig weg. Nu ziet men op de aanslag precies hoeveel premies volksverzekeringen worden betaald. Een tweede element betreft de internationale kant: de verzekerings- en de premieplicht lopen internationaal niet zonder meer parallel met de belastingheffing. Dat zou een probleem kunnen zijn. Ik kom daar hierna nog op terug.

In de onderhavige aanbeveling wordt voorgesteld om de premieheffing geleidelijk te fiscaliseren. Terecht wordt opgemerkt dat dit nu deels al het geval is omdat het premiepercentage voor de AOW al geruime tijd bevroren is op 17,9% terwijl de AOW-lasten met name door de toename van de levensverwachting stijgen en ook meer algemeen door de vergrijzing. Het tekort dat aldus ontstaat in de financiering wordt opgevangen binnen het fiscale stelsel. Het voorstel luidt om de AOW in achttien jaren te fiscaliseren met 1%-punt per jaar (dat komt dus vrijwel overeen met het percentage van 17,9%). Door deze zeer geleidelijke stijging blijven directe substantiële inkomenseffecten achterwege. Bovendien moet worden bedacht dat het alleen het niet-AOW-inkomen raakt. De AOW zelf is namelijk ‘netto gekoppeld’: een hogere belastingheffing leidt tot een hogere bruto-AOW. Alleen degenen met een aanvullend pensioen worden dus door het voorstel geraakt. Het voorstel is niet nieuw: de Commissie-Van Dijkhuizen heeft dit in haar interimrapport voorgesteld. Ik kan me vinden in het voorstel. Nadeel is uiteraard dat er inkomenseffecten aan kleven die ook in de loop van de jaren toenemen. Aan de andere kant moet worden bedacht dat de AOW de komende jaren, zo niet decennia blijft stijgen wat betreft de kosten. Wordt de premie verder niet verhoogd dan zullen die kosten toch ook uit de belastingopbrengst moeten worden gefinancierd.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Sociale verzekeringen
Instantie
MvF
Datum instantie
17 mei 2020
Parlementair dossier
NLF-nummer
NLFs 2020/0108
Aflevering
11 juni 2020
Judoreg
NFB3475
Auteur(s)
prof. dr. P. Kavelaars
Erasmus Universiteit Rotterdam

Naar de bovenkant van de pagina