Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In 2011 heeft Donex Shipping and Forwarding bv (hierna: Donex) aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen die zij heeft ingevoerd voor rekening van een Nederlandse onderneming die ze had gekocht van twee leveranciers die in Thailand waren gevestigd. In deze aangiften heeft Donex Thailand als land van oorsprong van deze bevestigingsmiddelen opgegeven.

Na een onderzoek van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) werd vastgesteld dat deze bevestigingsmiddelen uit de Volksrepubliek China afkomstig waren, en daarom op grond van Verordening 91/2009 aan antidumpingrechten onderworpen waren. Daarom zijn aan Donex uitnodigingen tot betaling van antidumpingrechten uitgereikt met als datering 4 juni 2014. Deze rechten zijn vastgesteld met toepassing van het tarief van 85% dat gold voor ‘alle andere ondernemingen’.

Donex heeft in een procedure onder meer aangevoerd dat Verordening 91/2009 ongeldig moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft in dit kader aan het HvJ prejudiciële vragen gesteld. De verwijzende rechter wenst in essentie te vernemen of de litigieuze verordening ongeldig is. Volgens het HvJ is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van de litigieuze verordening kunnen aantasten.

De antidumpingbasisverordening kent aan bepaalde belanghebbenden procedurele rechten en waarborgen toe. Het is vaste rechtspraak van het HvJ dat een onderneming die niet heeft deelgenomen aan een antidumpingonderzoek en die ook niet betrokken is bij de producenten/exporteurs uit het land waarop het onderzoek is gericht, zelf geen aanspraak kan maken op de rechten van de verdediging in een procedure waaraan zij niet heeft deelgenomen.

Hetzelfde geldt in de situatie dat zo’n niet eerder betrokken onderneming zich wil beroepen op schending van de rechten van de verdediging. Ook die rechten zijn slechts voorbehouden aan de producenten/exporteurs uit het land waarop het onderzoek is gericht. Het HvJ volgt in deze uitspraak dan ook op dit punt de conclusie van A-G Pitruzzella. 

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2011
Instantie
HvJ
Datum instantie
9 juli 2020
Rolnummer
C-104/19
ECLI
ECLI:EU:C:2020:539
Auteur(s)
mr. E. Polak
Mazars/ raadsheer-plaatsvervanger Hof Arnhem-Leeuwarden
NLF-nummer
NLF 2020/1754
Aflevering
6 augustus 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3639

Naar de bovenkant van de pagina