Samenvatting
Deze zaak hangt samen met het arrest van de Hoge Raad van 14 augustus 2015, nr. 14/05958, ECLI:NL:HR:2015:2168.Laatstgenoemd arrest betreft de aan de echtgenote van een overleden KBLux-rekeninghouder (de erflater) opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting.
Zij was echter onkundig van het bestaan van deze rekening.
Hof Den Haag had daarom ten onrechte aangenomen dat niet aan de inlichtingenplicht van artikel 47 AWR was voldaan.
Het onderhavige arrest betreft het door de erfgenamen van de erflater ingestelde cassatieberoep tegen de aan hem (de erven) opgelegde navorderingsaanslagen.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de erflater door de Inspecteur als rekeninghouder is geïdentificeerd.
De bewijslast is voorts terecht omgekeerd omdat de erflater bij leven heeft volhard in zijn weigering met betrekking tot de onderhavige jaren de gevorderde inlichtingen te verstrekken waarover hij als rekeninghouder beschikte of kon beschikken, oordeelt de Hoge Raad.
Het cassatieberoep van de erfgenamen wordt ongegrond verklaard.
Wel krijgen zij een immateriële schadevergoeding van (6 x € 500 =) € 3000 wegens overschrijding van de redelijke termijn.
bwbid=bwbr0&artikel=27e,47&g=1992-01-01,bwbid=bwbr0&artikel=47