Direct naar content gaan

Samenvatting

Twee partners - de heer B en mevrouw C - zijn een maatschap aangegaan. De heer B is dga van een BV. De maatschap heeft een woning laten bouwen waarvan de bouw is gestart in 2009. De woning is door de heer B en mevrouw C op 1 december 2010 in gebruik genomen.
De maatschap verhuurt voor een periode van vijf jaar, met verlenging van vijf jaar, een werkkamer in de kelder van de woning aan de BV ten behoeve van gebruik door haar dga. Om deze kamer te bereiken moet men gebruik maken van een trap in de hal van de woning. Voor het sanitair moet gebruik worden gemaakt van het sanitair in de hal van de woning.
In geschil is of de maatschap ter zake van de bouw van de woning in rekening gebrachte omzetbelasting terecht als voorbelasting in aftrek heeft gebracht.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is dat niet het geval.
Het heeft geoordeeld dat de verhuuractiviteit geen economisch karakter heeft omdat hiervoor geen markt is. Voorts is slechts sprake van één gegadigde en kan daarom niet worden gezegd dat de prijs door vraag en aanbod tot stand is gekomen. De verhuur kan daarom niet worden aangemerkt als economische activiteit, aldus het Hof.
De Hoge Raad stelt voorop dat een activiteit in de regel als economisch wordt beschouwd wanneer zij permanent wordt verricht en de verrichter daarvoor een vergoeding ontvangt.
In het onderhavige geval stelt de maatschap tegen vergoeding een ruimte voor ten minste vijf jaar aan de BV ter beschikking als werkkamer voor haar directeur.
Ervan uitgaande dat de maatschap de onderhavige activiteit zelfstandig jegens de BV verricht, moet deze jegens een derde verleende dienst worden aangemerkt als een economische activiteit, aldus de Hoge Raad.
De werkkamer wordt immers daadwerkelijk tegen overeengekomen vergoeding duurzaam ter beschikking gesteld aan en ter beschikking gehouden voor gebruik door de BV.
Dat de maatschap enkel bereid is de woning (gedeeltelijk) duurzaam tegen vergoeding ter beschikking te stellen aan één bepaalde (rechts)persoon, doet hieraan niet af.
Het door de maatschap ingestelde cassatieberoep wordt gegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
tweede kwartaal 2010
Instantie
HR
Datum instantie
6 juni 2014
Rolnummer
13/00982
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:1320
bwbr0002629&artikel=7&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina