Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) exploiteert een hotelbedrijf. Tot 20 november 2015 huurde X de onroerende zaak waarin het hotelbedrijf wordt geëxploiteerd. De maandhuur bedroeg € 20.000 exclusief omzetbelasting.

De eigenaren van het hotel hebben het hotel verkregen op 15 december 2014. Op 20 november 2015 hebben zij – in gelijke delen – alle aandelen in X verkregen. Zij zijn per die datum ook benoemd als bestuurders van X.

Vanaf 20 november 2015 zijn ter zake van het hotel geen huurkosten (meer) geboekt. De afschrijvingskosten ter zake van het hotel zijn voor 2015 berekend op basis van een boekwaarde van € 7.000.000.

De Inspecteur heeft aan X een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd van € 420.000 ter zake van de verkrijging van het hotel.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant laat de naheffingsaanslag in stand.

Volgens de Rechtbank blijkt uit het samenstel van feiten en omstandigheden dat er tussen de eigenaren van het hotel en X op enig moment (een naar buiten toe kenbare) wilsovereenstemming bestond om de economische eigendom van het hotel tegen vergoeding op X te doen overgaan. Er is sprake van een belastbare verkrijging in de zin van artikel 2, lid 1, Wet BRV.

Partijen zijn het er dan over eens dat het tijdstip van de belastbare verkrijging in 2015 is gelegen.

Voorts is duidelijk dat X voor de verkrijging van het hotel een tegenprestatie van € 7.000.000 is verschuldigd, aldus de Rechtbank. De naheffingsaanslag overdrachtsbelasting is terecht en tot het juiste bedrag opgelegd.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
2015
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
25 januari 2024
Rolnummer
22/4895; 24/950
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:435
NLF-nummer
NLF 2024/0409
Aflevering
13 februari 2024
bwbr0002740&artikel=2,bwbr0002740&artikel=2

Naar de bovenkant van de pagina