Direct naar content gaan

Samenvatting

Bij akte van levering van 30 juni 2017 heeft btw-ondernemer X (belanghebbende) van A een onroerende zaak verkregen. Het betreft een sale-and-leasebacksituatie. De koopprijs van het gebouw bedroeg € 9.000.000. De heffingsgrondslag voor de overdrachtsbelasting is in de akte van levering gesteld op € 3.500.000 in verband met de nog te verrichten werkzaamheden aan het gebouw.

Het gebouw was voorheen een kantoorgebouw. A heeft het gebouw op 7 oktober 2016 gekocht voor € 5.500.000 met het doel het gebouw te verbouwen tot een hotel. Er zijn diverse constructieve aanpassingen aan het gebouw aangebracht.

X stelt zich op het standpunt dat de levering van het gebouw in de omzetbelastingsfeer valt en dat de verkrijging is vrijgesteld van overdrachtsbelasting, gezien artikel 15, lid 1, onderdeel a, Wet BRV (de samenloopvrijstelling).

Naar het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant kan de samenloopvrijstelling alleen van toepassing zijn als er sprake is van een nieuw vervaardigd goed. Een niet als ‘in wezen nieuwbouw’ te kwalificeren verbouwing van een gebouw is hiervoor onvoldoende. De Rechtbank ziet in dit verband geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie.

In casu rechtvaardigen de werkzaamheden niet de conclusie dat sprake is van een zo ingrijpende verbouwing dat daardoor in wezen een vervaardigd gebouw in de zin van artikel 11, lid 3, onderdeel b, Wet OB 1968 is ontstaan. X kan dus geen beroep doen op de samenloopvrijstelling. Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
31 januari 2023
Rolnummer
20/7005
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:569
NLF-nummer
NLF 2023/0626
Aflevering
23 maart 2023
bwbr0002629&artikel=11,bwbr0002629&artikel=11,bwbr0002740&artikel=15&lid=1,bwbr0002740&artikel=15&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina