Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een man en zijn echtgenote woonden van 1 november 1975 tot 1 april 1980 op de bovenverdieping van een pand. Op de benedenverdieping van het pand exploiteerde de man een drogisterij.
De bovenverdieping (het woongedeelte) heeft van 1 april 1980 tot 1 april 1991 leeg gestaan.
Het echtpaar heeft in 1990 het pand in eigendom verworven. Het pand was juridisch niet gesplitst. De bovenverdieping is vanaf 1 april 1991 verhuurd.
Het pand en de lening voor het pand werden tot het ondernemingsvermogen gerekend. Ook toen het echtpaar in 1997 een vof is aangegaan, is het hele pand tot het ondernemingsvermogen gerekend.
De onderneming is in 2008 gestaakt. Het echtpaar heeft geen stakingswinst aangegeven ter zake van de overbrenging van de bovenverdieping naar privé.
De inspecteur heeft de stakingswinst verhoogd met een boekwinst op de bovenverdieping van ieder € 137.285.
Volgens de man is het woongedeelte ten onrechte steeds tot het ondernemingsvermogen gerekend. Hij stelt dat het bij de verkrijging verplicht ging behoren tot het privévermogen.
Hof Den Haag heeft geoordeeld dat de inspecteur niet is geslaagd in het van hem verlangde bewijs dat de aankoop van het woongedeelte een voldoende band had met de bedrijfsuitoefening om een keuze tot bedrijfsvermogen te rechtvaardigen. Herstel van de onjuiste etikettering van het woongedeelte dient te leiden tot een correctie van de winst uit onderneming in het oudste nog openstaande jaar (2008), aldus het Hof.
De staatssecretaris van Financiën heeft cassatieberoep ingesteld.
Met succes, want volgens de Hoge Raad heeft het Hof de bewijslast onjuist verdeeld.
De man dient in dit geval te bewijzen dat het woongedeelte niet tot het ondernemingsvermogen kon worden gerekend.
De zaak is verwezen naar Hof Amsterdam.

Metadata

Belastingtijdvak
2008
Instantie
HR
Datum instantie
13 maart 2015
Rolnummer
14/02141
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:557
bwbid=bwbr0&artikel=3.8

Naar de bovenkant van de pagina