Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Op LinkedIn stuitte ik onlangs op een interessante bijdrage van Weyzig, senior policy advisor bij Oxfam Novib. De bijdrage is getiteld ‘Defying the OECD’s crackdown on tax evasion’ (ook te raadplegen op francisweyzig.com). In het artikel wordt aandacht besteed aan een advertentie in het tijdschrift The Economist van een bedrijf dat zichzelf aanduidt als de ‘global leader in residence and citizenship planning’.

Opinie

De advertentie ziet er uit als een personeelsadvertentie, maar blijkt dat bij close reading niet te zijn. De werkelijke boodschap is dat het bedrijf kan bemiddelen bij het verkrijgen van een tweede nationaliteit, door gebruik te maken van specifieke regelgeving in tax haven jurisdicties die bij het ontwerpen van die regelingen hulp hebben gehad van, jawel, hetzelfde bedrijf. Weyzig vindt de advertentie ‘disturbing’, met name omdat de kans bestaat dat door het hebben van meerdere nationaliteiten en meerdere adressen bepaalde zaken uit het zicht van de belastingautoriteiten kunnen blijven. De betreffende advertentie is te vinden op p. 16 van The Economist van 23 september jl. Bij verdere bestudering van de advertenties in The Economist bleek mij dat op p. 77 een ander bedrijf ‘instant citizenships’ aanbiedt.

Weyzig heeft een punt, wanneer de gekochte nationaliteit tot doel heeft om bezittingen buiten het zicht van de fiscus te houden. Echter, zoals zo vaak heeft een bepaalde kwestie meerdere kanten. Wat nu als men een andere nationaliteit wenst te verwerven met als enig doel om de huidige nationaliteit te verliezen zodat men niet meer onder een op nationaliteit gebaseerde heffing valt, denk bijvoorbeeld aan artikel 3, lid 1, SW 1956? Is dat disturbing, vergelijkbaar met het knielen voor het volkslied waar Trump zich dezer dagen suf over twittert? Maar hoe zit het dan met inwoners van Nederland die zowel de Nederlandse nationaliteit als de Amerikaanse nationaliteit bezitten vanwege het feit dat ze toevallig in de Verenigde Staten zijn geboren en die nu grote hinder ondervinden van de FATCA wet- en regelgeving? Is dat een gevalletje ‘jammer, maar helaas’? Wie vindt dat heffing op basis van nationaliteit is toegestaan en dat het vanwege fiscale redenen trachten een nationaliteit te verliezen, moreel verwerpelijk is, raad ik aan de brief van het ministerie van Buitenlandse Zaken van 18 september jl. te lezen over de Eritrese diasporabelasting in Europa. Het gaat om een heffing die Eritrea oplegt aan Eritreeërs die zijn geëmigreerd. De demissionaire ministers Koenders, Blok en Asscher geven in de brief aan dat het heffen van een diasporabelasting onder internationaal recht in beginsel is toegestaan. Het heffen van diasporabelasting door Eritrea en de inning daarvan in Nederland zijn in beginsel ook niet onrechtmatig. Vervolgens wordt geschetst dat de inning van de Eritrese belasting in de praktijk echter vaak gepaard gaat met intimidatie, dwang en geweld. Dan kantelt de analyse in de brief: inning van de belasting die onder dwang of bedreiging plaatsvindt, is onrechtmatig. Ik neem aan dat men het oog heeft op inningsmaatregelen die verder gaan dan die van de IW 1990. Volgens de demissionaire ministers biedt het Nederlandse strafrecht dan voldoende mogelijkheden voor vervolging van degenen die zich aan dwang of bedreiging schuldig maken. De brief eindigt met een overzicht van reeds genomen en voorgenomen Nederlandse maatregelen om de wijze van inning van de diasporabelasting aan de kaak te blijven stellen. Ik vind het opmerkelijk dat de brief niet mede is ondertekend namens het ministerie van Financiën. Wat mij betreft had men in de brief wat fundamenteler aandacht kunnen besteden aan de houdbaarheid van een heffing op basis van nationaliteit in het huidige tijdsgewricht, waarbij ook aandacht zou zijn besteed aan de door Nederland gehanteerde woon- en vestigingsplaatsficties. Wellicht wilde men een dergelijke analyse overlaten aan de nieuwe staatssecretaris van Financiën onder Rutte III?

Metadata

Rubriek(en)
Internationaal belastingrecht
Auteur(s)
mr. F. van Horzen
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF Opinie 2017/8
Judoreg
NFB1215
Publicatiedatum
4 oktober 2017

Naar de bovenkant van de pagina