Direct naar content gaan

Samenvatting

X (AG; belanghebbende) is een in Zwitserland gevestigde vennootschap naar Zwitsers recht. Zij heeft middels een vaste inrichting onroerend goed in Nederland.
Het geschil is beperkt tot het antwoord op de vraag, of X op grond van artikel 47, lid 1, aanhef en onderdeel b, AWR verplicht was haar jaarstukken aan de Inspecteur ter inzage te verstrekken.
Hof Den Haag heeft geoordeeld dat in redelijkheid niet kan worden gesproken van een belang van de jaarstukken van X voor de belastingheffing van de vaste inrichting in Nederland. X was daarom niet verplicht om de jaarstukken over te leggen, hetgeen medebrengt dat de sanctie ter zake van het niet overleggen van de jaarstukken (omkering bewijslast) geen toepassing kan vinden.
Tegen dit oordeel heeft de staatssecretaris cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond.
Het Hof heeft geoordeeld dat in casu in redelijkheid niet kan worden gesproken van een belang van de jaarstukken van belanghebbende voor de belastingheffing van de vaste inrichting van X in Nederland.
Blijkens de rechtsoverwegingen die het Hof aan dit oordeel heeft doen voorafgaan berust dit oordeel op de opvatting dat van een belang als bedoeld in artikel 47 AWR niet kan worden gesproken indien de Inspecteur ook zonder kennisneming van de door hem ter inzage gevraagde bescheiden tot de juiste vaststelling van de feiten kan komen.
Daarmee heeft het Hof blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Voor de aanwezigheid van een belang in vorenbedoelde zin is slechts vereist dat het gevraagde op zichzelf beschouwd van belang kan zijn voor de belastingheffing van de betrokken belastingplichtige.
De zaak is verwezen. Conform Conclusie A-G Van Soest.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1977
Instantie
HR
Datum instantie
8 januari 1986
Rolnummer
23.034
ECLI
ECLI:NL:HR:1986:AW8125
bwbr0002320&artikel=27e,bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=47&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina