Een opinie over oordelen door accountants en over accountants, over inktschijterij en tax uncertainty en een aansporing tot vriendelijkheid in het nieuwe jaar.
In het voorwoord bij de dagboeken van zijn overleden moeder Susan Sontag schrijft David Rieff dat zijn moeder een groot ‘oordelaar’ (in het origineel: ‘judger’) was.
Waar fiscalisten zich in gemoede afvragen waarom iedereen een hekel aan hen heeft, hebben onze geloofsgenoten binnen de financiële kerk, de accountants, soortgelijke problemen met de buitenwereld. Oordelen is iets wat onze broeders en zusters werkzaam in de accountancy kennelijk minder goed lijkt af te gaan. Er komen scheuren in het hemelgewelf van de economische rationaliteit, zo schrijft FD-columnist en denker René ten Bos.
Dat valt nog niet mee.
Vlak voordat enige jaren geleden de Bank of Ireland van de accountant een ‘clean bill of health’ had gekregen, klapte de bank in elkaar en moest de Ierse overheid € 5 miljard lappen om die bank overeind te houden. De accountant van de bank (PwC) verklaarde naderhand dat de jaarrekening een ‘true and fair representation’ was geweest van de financiële positie van de bank, waarbij miljarden aan ongerealiseerde verliezen in de kast bleven en op basis van het heilige ‘fair value accounting’, winsten erg makkelijk naar voren zijn gehaald. Men vraagt zich terecht af hoe technisch ingewikkelde bepalingen als IAS 39 en IFRS 9 in concreto uitpakken en of accountants die regels bijna mechanisch moeten toepassen. Dat laatste punt is niet zo moeilijk te duiden: als blijkt dat een bedrijf op omvallen staat, dan moet dat – denk ik – uit het oordeel van de accountant blijken. Slaafs de regels toepassen, lijkt me geen recht doen aan de waardigheid van de professie.
In de Financial Times
Zij bepleit onder andere meer toezicht. Toekomstig voorzitter van de Nederlandse commissie die de toekomst van de accountancysector gaat regelen, Annetje Ottow, beziet dat met enige scepsis: ‘Sinds de financiële crisis is men veel kritischer naar toezichthouders gaan kijken’, vervolgt Ottow. Maar vreemd genoeg wordt de oplossing vooralsnog gezocht in meer toezicht.
Waarom zou meer van hetzelfde wel helpen, zeg ik haar na? Het heeft als schadelijk bijeffect dat de toegankelijkheid van de markt voor audits van grote bedrijven – voor meer dan 90% in handen van de Big Four – nog minder wordt. Nu al trekken de kleinere audit firms zich terug uit de race om de grote klanten omdat ze de onderhoudskosten niet aan kunnen. Die onderhoudskosten betreffen vooral de toenemende regulering. Kortom, men bereikt het tegendeel (minder competitie) van wat men wil bereiken (meer competitie).
Maar die mevrouw Ottow, die kan wel wat. Ik was onder de indruk van het interview in NRC waar zij opmerkte een stabieler leven te hebben gekregen door haar instabiele bekken. Voor dat fysieke gebrek, zo zegt zij, was zij gewend ‘vrij grenzeloos te zijn in alles wat ik deed. Ik heb moeten leren stapje voor stapje weer vooruit te komen.’
Los van het oordeelkundig vermogen van accountants en regels als IFRS 9,
(Helemaal geslaagd vond ik zijn avontuur niet, maar er is niemand die zo helder en toegankelijk over complexe onderwerpen kan berichten.)
Bij de afronding van deze opinie zag ik het FD-artikel van Jeroen Piersma over de accounting problematiek.
Er zijn betere manieren om binnen het bestaande systeem, marktwerking in te dammen. Een van de dingen die ik mevrouw Ottow dan ook zou willen aanraden: hou het bestaande systeem in stand. Ten eerste, is er een alternatief als de Big Four dit soort complexe controles niet meer doen? De Big Four doen nu meer dan 90% van alle grote ondernemingen en dat neemt niemand zomaar over. Zouden wij de controle van mega-ondernemingen aan de Kamers van Koophandel, Kamercommissies, Belastingdienst, departement van Financiën of De Nederlandsche Bank willen toevertrouwen? Of aan de kleinere kantoren die nu al moeite hebben met het enorme beslag van grote klanten op hun resources? Ten tweede, vier concurrenten is niet veel maar er zijn meer dan genoeg marktsectoren te bekennen waar niet meer dan vier aanbieders het grote spel bepalen, dus het beperkte aantal van vier kan geen fatale belemmering zijn. Tot slot, er bestaat geen twijfel over het feit dat de potentiële kwaliteit binnen de Big Four enorm is en dat zij in staat zijn talenten te werven en aan zich te binden. (Als oud-tax partner van PwC heb ik dat van nabij mee mogen maken.)
In plaats van een nieuw stelsel, kan de Commissie-Ottow beter focussen op de beoordelings-en beloningssystemen. Van oud-McKinsey voorzitter Mickey Huibregtsen heb ik geleerd dat ‘ons soort’ corporate partnerships alleen maar via het beoordelingssysteem te veranderen zijn. Breng het beoordelingssysteem onder direct extern toezicht (daar kun je wellicht het intermediairmodel op aanpassen) en men is al een grote stap verder. Een plafond aan de beloningen lijkt me zeker gepast. De kerntaak van de Big Four is en blijft toch de verplichte certificering van ondernemingen; de overige diensten kunnen op dit fundament van gedwongen winkelnering groeien. Het Big Four-model wordt daarom wel een ‘state guaranteed cartel’ genoemd.
De thymotische kanten van de professie mogen niet onbesproken blijven. Eerder is in deze sectie al eens Weber aangehaald voor de fiscalisten onder ons.
Dat brengt ons op de inktschijterij (woord van het jaar 2015 en gemunt door eerdergenoemde René ten Bos) die dag in dag uit over ons uitgestort wordt. Uitgangspunt zijn de wijze woorden van de kleingeestige schlemiel George Constanza:
Geloven wij zelf alles wat wij lezen en schrijven? Rond de Kerst kom je wel eens een lang vergeten papier tegen. In mijn geval bleek dat ‘Tax Certainty’ te zijn; een IMF/OECD-report geschreven voor de G-20 ministers van Financiën uit – alweer – maart 2017. Als er een open deuren-Oscar zou kunnen worden uitgereikt voor het meest frequente gebruik van loze, algemene non-beweringen, maakt dit rapport een grote kans. Ik geef een kort lijstje:
- ‘The report highlights that there is risk of uncertainty discouraging investment’;
- ‘Tax certainty is a high priority for tax administrations’;
- ‘Tax administrations identified taxpayer behaviour as an important source of uncertainty (PdH: en vice versa uiteraard)’;
- ‘Reducing complexity and improving the clarity of legislation through improved tax policy and law design’; en uiteraard ontbreekt de gratuite verwijzing naar de minder bedeelde landen niet:
- ‘While the focus of this report is on the G20 and OECD, it also presents an important opportunity to engage in dialogue with developing countries on areas where enhanced tax certainty furthers their development goals.’
De conclusie is dan dat er op korte termijn een workshop moet komen waar alle landen dit soort dingen kunnen bespreken. (Geeuw.) Daar komt waarschijnlijk weer een platform van en vervolgworkshops (Gaap.). De communicatieve rationaliteit plooit en klooit.
Ik kan niet wachten op het onderzoeksresultaat van de Johanna Muglers van deze wereld: waar zijn de mensen van vlees en bloed achter al die workshops, rapporten, platforms en inktschijterij?
Nu weten wij met de profeet Jesaja dat alle vlees gras is, dat bloed verdampt en goedertierenheid slechts een bloem in het veld is, maar aan het begin van dit nieuwe jaar wil ik toch een lans breken voor de vriendelijkheid. De recent overleden Israëlische schrijver Amoz Oz laat aantekenen:
Dat zou een leidraad voor werkgevers en werknemers moeten zijn, en voor internationale fiscale organisaties en accountants uiteraard.
Bij wijze van nieuwjaarsgroet rond ik graag af met de aansporing van weer een andere profeet:
Een voorspoedig 2019 voor alle vriendelijke mensen! En Feyenoord de beker natuurlijk.