In deze zaak heeft de Heffingsambtenaar, na door X (belanghebbende) gemaakt bezwaar, de aan hem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting vernietigd nadat is gebleken dat X op 26 november 2021 wel was aangemeld voor mobiel parkeren, maar voor een andere zone. Het verzoek om een kostenvergoeding werd echter afgewezen.
Dat is terecht, oordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant. X heeft parkeerbelasting betaald voor een verkeerde zone en het is dus aan hem te wijten dat de onderhavige naheffingsaanslag parkeerbelasting werd opgelegd. Op de parkeercontroleur rust geen plicht om na te gaan of ter zake van het parkeren misschien parkeerbelasting is betaald in een andere zone. Van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid is dus geen sprake.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2023 in de zaak tussen
belanghebbende, uit Spijkenisse, belanghebbende (gemachtigde: gemachtigde),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente plaats, de heffingsambtenaar.
1. Inleiding
1.1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de afwijzing van de heffingsambtenaar op het verzoek om kostenvergoeding van 2 maart 2022.
1.2. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
1.3. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard, waarbij de in bedoelde naheffingsaanslag is vernietigd. Daarbij is het verzoek om kostenvergoeding afgewezen.
1.4. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 10 februari 2023 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
2. Feiten
2.1. De naheffingsaanslag parkeerbelasting is aan belanghebbende opgelegd ter zake van parkeren aan de [straatnaam] te [plaats] op 26 november 2021.
2.2. De heffingsambtenaar heeft, na door belanghebbende gemaakt bezwaar, de naheffingsaanslag parkeerbelasting vernietigd nadat is gebleken dat belanghebbende op 26 november 2021 wel was aangemeld voor mobiel parkeren, maar voor een andere zone.
3. Beoordeling door de rechtbank
3.1. In artikel 7:15, tweede lid, van de Awb is bepaald dat, voor zover een bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken op verzoek worden vergoed.
3.2. De rechtbank overweegt dat belanghebbende parkeerbelasting heeft betaald voor een verkeerde zone en dat het dus aan belanghebbende is te wijten dat de onderhavige naheffingsaanslag parkeerbelasting werd opgelegd. Op de parkeercontroleur rust geen plicht om na te gaan of ter zake van het parkeren misschien parkeerbelasting is betaald in een andere zone. Van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid als bedoeld in 3.1 is dus geen sprake.
3.3. Anders dan belanghebbende meent, is de uitspraak op bezwaar niet door een onbevoegde persoon gedaan. De uitspraak op bezwaar is gedaan door de Teammanager Handhaving en Wijkveiligheid. Aan de Teammanager Handhaving en Wijkveiligheid is door burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] mandaat verleend om bezwaar- en beroepschriften tegen de heffing van parkeerbelastingen te behandelen.
3.4. De uitspraak op bezwaar is niet gedaan door dezelfde persoon die de naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. De heffingsambtenaar heeft onweersproken verklaard dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting is opgelegd door een medewerker van de gemeente [plaats] die is belast met de heffing van parkeerbelastingen.
4. Conclusie en gevolgen
4.1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat belanghebbende daarom het griffierecht niet terugkrijgt.
4.2. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
5. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, op 13 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.