Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft op 29 februari 2016 in verband met diens vestiging in Aruba een verzoek gedaan om vrijstelling van invoerrecht voor zijn verhuisboedel, waaronder een quadracer. Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling geldt onder meer als voorwaarde dat de quadracer in de vroegere, normale, verblijfplaats (Nederland), is gebruikt. Het vrijstellingsverzoek voor de quadracer is door de Inspecteur afgewezen.

Het Gerecht in eerste aanleg van Aruba heeft geoordeeld dat de Inspecteur een vrijstelling had moeten verlenen, omdat de quadracer ten minste zes maanden vóór de verhuizing in bezit en eigendom is geweest bij X en in Nederland is gebruikt.

De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: GHvJ) oordeelt dat de Inspecteur het vrijstellingsverzoek terecht heeft afgewezen en verklaart het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep gegrond.

Ter zitting bij het GHvJ heeft X verklaard dat hij slechts één kilometer met de quadracer in Nederland heeft gereden. Het rijden van één kilometer in Nederland tussen de datum van aankoop van 15 juni 2015 en de datum van uitvoer uit Nederland van 28 januari 2016, derhalve gedurende een periode van bijna 7½ maand, acht het GHvJ een dermate verwaarloosbaar gebruik, dat een dergelijk gebruik op één lijn gesteld kan worden met geen gebruik. Nu niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat de quadracer in Nederland is gebruikt, oordeelt het GHvJ dat de verhuisboedelvrijstelling niet kan worden verleend.

Op basis van de overwegingen zoals door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: GHvJ) is het op zichzelf geen verrassing dat het GHvJ tot de conclusie is gekomen dat de Inspecteur het vrijstellingsverzoek terecht heeft afgewezen. Dit oordeel is volledig in lijn met eerdere uitspraken met betrekking tot de vrijstelling van invoerrechten voor de invoer van een motorvoertuig als onderdeel van een verhuisboedel (artikel 128, lid 1, onder 8º, onderdeel d, LIUD (Landsverordening in-, uit- en doorvoer) jo. artikel 7, lid 1, Vrijstellingsbesluit invoerrechten). Anders dan in andere zaken is hier niet in geschil dat de quadracer tot de verhuisboedel van belanghebbende behoort en dat die op het moment van invoer in Aruba ten minste zes maanden in bezit en eigendom is geweest van belanghebbende. In deze zaak gaat het erom of de quadracer in zijn voormalige woonland is gebruikt.

Het begrip ‘gebruik’ in de rechtspraak

Metadata

Rubriek(en)
Heffingen Caribisch Koninkrijk
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie
Datum instantie
9 januari 2018
Rolnummer
AUA2016H00033
ECLI
ECLI:NL:OGHACMB:2018:26
Auteur(s)
Julian Lopez Ramirez
Deloitte Dutch Caribbean
NLF-nummer
NLF 2018/0866
Aflevering
19 april 2018
Judoreg
NFB1444

Naar de bovenkant van de pagina