Samenvatting
Aan X (belanghebbende) is een aanslag waterschapsbelastingen opgelegd van € 10,50 over de periode van 22 oktober tot en met 31 december 2019. De aanslag is op 7 januari 2020 verlaagd omdat uit ambtshalve door de Heffingsambtenaar ontvangen gegevens van de BRP is gebleken dat X eerder is verhuisd. De aanslag betreft de periode van 22 oktober tot en met 29 november 2019 en bedraagt € 5,62.
X heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de Heffingsambtenaar in gebreke gesteld. Het bezwaar is ongegrond verklaard. Het verzoek van X om toekenning van een dwangsom is afgewezen (het dwangsombesluit).
Bij Hof Amsterdam is uitsluitend het dwangsombesluit in geschil. Het Hof oordeelt dat X (impliciet) kenbaar heeft gemaakt dat zij langs elektronische weg voldoende bereikbaar was (vgl. HR 19 oktober 2018, 18/02279, ECLI:NL:HR:2018:1967, NLF 2018/2294, met noot van Nent). De Heffingsambtenaar mocht de uitspraak op bezwaar dan ook langs elektronische weg aan haar bekendmaken. Aangezien de Heffingsambtenaar de uitspraak op bezwaar op 7 mei 2020 reeds bekend had gemaakt, te weten voordat twee weken waren verstreken na de dag (23 april 2020) waarop hij van X een schriftelijke ingebrekestelling had ontvangen, is geen dwangsom verschuldigd. Het hoger beroep is ongegrond.
Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond met toepassing van artikel 81 Wet RO.