Direct naar content gaan

Samenvatting

Bij (een eerste) uitspraak op bezwaar van 3 februari 2021 heeft de Inspecteur het bezwaar van X (belanghebbende) inzake de aanslag IB/PVV 2017 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van de gronden van het bezwaar.

In beroep heeft X drie e-mails overgelegd van de gemachtigde die zijn gericht aan A, een medewerker van de Belastingdienst. In de eerste twee e-mails staat dat de nadere onderbouwing van het bezwaarschrift op een later moment zal worden aangeleverd, de laatste e-mail betreft de motivering van het bezwaarschrift.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft ter zitting vastgesteld dat de e-mail verkeerd is geadresseerd. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat A haar e-mailadres (verkeerd) aan X heeft verstrekt. Gelet daarop is de Rechtbank van oordeel dat de onjuiste adressering van de e-mail voor risico van X dient te komen. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard, concludeert de Rechtbank.

X had ook nog een verzoek gedaan aan de Inspecteur om ambtshalve vermindering van de aanslag.

In de reactie op dit verzoek heeft de Inspecteur een tweede (afwijzende) uitspraak op bezwaar gedaan.

Een tweede uitspraak op bezwaar is echter niet mogelijk. Het beroep tegen de tweede uitspraak op bezwaar is daarom niet-ontvankelijk. De Rechtbank ziet in de gang van zaken met betrekking tot de tweede uitspraak wel aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten voor de beroepsfase en voor een vergoeding van het griffierecht.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
30 oktober 2023
Rolnummer
21/1143; 21/4629
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:7492
NLF-nummer
NLF 2023/2593
Aflevering
16 november 2023
bwbr0005537&artikel=6:5,bwbr0005537&artikel=6:5,bwbr0005537&artikel=6:6,bwbr0005537&artikel=6:6

Naar de bovenkant van de pagina