Betrokkenheid bij btw-carrouselfraude; 45 maanden onvoorwaardelijk (1)
Hof Arnhem-Leeuwarden, 6 juni 2024
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten(1)
- Jurisprudentie(164)
- Commentaar NLFiscaal(7)
- Literatuur(14)
- Recent(10)
- Annotatie wetsgeschiedenis NLFiscaal(2)
Samenvatting
In deze strafzaak tegen verdachte X acht Hof Arnhem-Leeuwarden het volgende bewezen. Binnen een btw-carrousel werden fictieve handelsstromen gecreëerd met behulp van valse facturen. Ploffers in deze carrousel droegen geen omzetbelasting af, waardoor zij producten ver onder de inkoopprijs konden verkopen aan buffers, die vervolgens elk een deel van de ‘winst’ konden behouden. Deze activiteiten maakten deel uit van een criminele organisatie, waarbij X een belangrijke rol speelde. Bewezen is dat hij feitelijke leiding gaf aan het opzettelijk niet indienen van elf btw-aangiften door vijf ploffers en één buffer, en aan het opzettelijk onjuist indienen van tien btw-aangiften door drie besloten vennootschappen. Ook voldeed hij niet aan de administratieverplichtingen bij negen vennootschappen. Zijn acties ondermijnden de betrouwbaarheid en juistheid van het btw-heffingssysteem.
Het Hof veroordeelt X tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 45 maanden, met aftrek van voorarrest.
BRON
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo , van 6 april 2020 met parketnummer 08-996040-12 in de strafzaak tegen verdachte 3, geboren te geboorteplaats op geboortedatum 1957, wonende te woonadres.
Inhoudsopgave
1. Het hoger beroep
2. Onderzoek van de zaak
3. Het vonnis waarvan beroep
3.1 Inleidende overweging
4. Ontvankelijkheid van het hoger beroep
5. De tenlastelegging
6. De voorvragen
6.1 Geldigheid van de dagvaarding
7. De bewijsoverwegingen
7.1 Inleiding
7.2 Het standpunt van de advocaten-generaal
7.3 Het standpunt van de verdediging
7.4 Het oordeel van het hof
7.4.1 Algemene overwegingen ten aanzien van het bewijs met betrekking tot de ten
laste gelegde BV’s en de rol van verdachte [verdachte 3]
7.4.2 [naam bedrijf]
7.4.3 [naam bedrijf] / [naam bedrijf]
7.4.4 [naam bedrijf]
7.4.5 [naam bedrijf]
7.4.6 [naam bedrijf]
7.4.7 [naam bedrijf]
7.4.8 [naam bedrijf]
7.4.9 [naam bedrijf]
7.4.10 [naam bedrijf]
7.4.11 Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
7.4.12 Feitelijke leidinggeven
7.4.13 Ten aanzien van feit 4
8. De bewezenverklaring
9. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
10. De strafbaarheid van de verdachte
11. De op te leggen straf of maatregel
11.1 De vordering van de advocaten-generaal
11.2 Het standpunt van de verdediging
11.3 De gronden voor een straf of maatregel
11.4 De voorlopige hechtenis
12. De toepasselijke wettelijke voorschriften
13. De beslissing
1. Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
2. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 31 maart 2021 (waarna het hof op 28 april 2021 een tussenarrest heeft gewezen), 8 april 2024, 10 april 2024 en 12 april 2024 - welk onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 6 juni 2024 - en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal, mr. A.E.M. Doedens en mr. F.A. Demmers. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. V.P.J. Tuma, naar voren is gebracht.
3. Het vonnis waarvan beroep
Bij bovengenoemd vonnis is verdachte – kort en zakelijk weergegeven – voor de volgende feiten veroordeeld tot straf:
1. primair: het in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 feitelijke leiding geven aan het opzettelijk niet doen van aangiften omzetbelasting door zes besloten vennootschappen over diverse maanden en kwartalen;
2 primair: het in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 feitelijke leiding geven aan het opzettelijk onjuist of onvolledig indienen van aangiften omzetbelasting door drie besloten vennootschappen over diverse maanden en kwartalen;
3 primair: het in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 feitelijke leiding geven aan het niet voldoen aan verplichtingen in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot de administratie door negen besloten vennootschappen;
4. het in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 deelnemen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Aan verdachte is door de rechtbank een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van drie jaar en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – vernietigen omdat het tot een deels andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
3.1. Inleidende overweging
De rechtbank heeft in haar vonnis uitvoerige overwegingen gewijd aan zowel de weerlegging van verweren als het bewijs. Bij het bespreken van de bewijsmiddelen, de (bewijs)verweren en uitdrukkelijk onderbouwde standpunten zal het hof – voor zover het hof de overwegingen van de rechtbank onderschrijft – overwegingen van de rechtbank citeren en die dan gecursiveerd weergeven. Het hof maakt die overwegingen tot de zijne en waar in de hierna cursief weergegeven tekst ‘de rechtbank’ staat vermeld moet in dat geval ‘het hof’ worden gelezen. Waar de overweging van de rechtbank aanvulling of -op een beperkt aantal punten- verbetering behoeft, is dit aangegeven met niet-cursieve tekst.
4. Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Bij inleidende dagvaarding is aan verdachte onder 1 en 3 in meerdere varianten ten laste gelegd – kort gezegd – betrokkenheid bij het opzettelijk niet doen van aangiften omzetbelasting over diverse maanden en kwartalen door acht ondernemingen respectievelijk betrokkenheid bij het niet voldoen aan verplichtingen in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot de administratie door elf ondernemingen.
Bij bovengenoemde vonnis is verdachte onder 1 vrijgesproken van betrokkenheid bij:
- het niet of niet tijdig doen van de aangifte omzetbelasting ten behoeve van [naam bedrijf] (vierde gedachtestreepje), en
- het niet of niet tijdig doen van de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (zevende gedachtestreepje), en
- het niet of niet tijdig doen van de aangiften omzetbelasting ten behoeve van [naam bedrijf] (achtste gedachtestreepje).
Daarnaast is verdachte in het vonnis onder feit 3 vrijgesproken van betrokkenheid bij het niet voldoen aan administratieverplichtingen in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen door de ondernemingen [naam bedrijf] en [naam bedrijf] .
Het hoger beroep is blijkens de akte instellen hoger beroep van 8 april 2020 onbeperkt ingesteld en dus ook tegen deze vrijspraken gericht. Het hof is evenwel van oordeel dat dit onherroepelijke deelvrijspraken betreffen waartegen op grond van het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, geen hoger beroep openstaat. Het hof zal verdachte daarom in zoverre nietontvankelijk verklaren in het hoger beroep.
De feiten waarvoor dit geldt zijn niet meer in de weergave van de tenlastelegging opgenomen.
5. De tenlastelegging
Aan verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – ten laste gelegd dat, kort en zakelijk weergegeven:
1:
primair:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door een aantal besloten vennootschappen, al dan niet samen met andere rechtspersonen of natuurlijke personen, opzettelijk niet of niet tijdig indienen van aangiften omzetbelasting;
subsidiair:
in genoemde periode samen met één of meer besloten vennootschappen of natuurlijke personen opzettelijk niet of niet tijdig aangiften omzetbelasting van besloten vennootschappen heeft ingediend;
meer subsidiair:
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door één of meer besloten vennootschappen, al dan niet samen met andere rechtspersonen of natuurlijke personen opzettelijk niet of niet tijdig indienen van aangiften omzetbelasting;
2:
primair :
in de periode 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door een aantal besloten vennootschappen, al dan niet samen met andere rechtspersonen of natuurlijke personen, opzettelijk onjuist of onvolledig indienen van aangiften omzetbelasting;
subsidiair :
in genoemde periode samen met één of meer besloten vennootschappen of natuurlijke personen opzettelijk onjuist of onvolledig aangiften omzetbelasting heeft ingediend;
meer subsidiair :
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door een aantal besloten vennootschappen, al dan niet samen met andere rechtspersonen of natuurlijke personen, opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting;
3:
primair:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door een aantal besloten vennootschappen, al dan niet samen met andere rechtspersonen of natuurlijke personen, niet voldoen aan verplichtingen in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot de administratie;
subsidiair:
in genoemde periode samen met één of meer besloten vennootschappen of natuurlijke personen niet heeft voldaan aan verplichtingen in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot de administratie;
meer subsidiair:
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door een aantal besloten vennootschappen, al dan niet samen met andere rechtspersonen of natuurlijke personen, niet voldoen aan verplichtingen in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot de administratie;
4:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft gehad het plegen van misdrijven, te weten valsheid in geschrifte, het opzettelijk niet, dan wel onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting, het niet voldoen aan verplichtingen in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot de administratie, en bedrieglijke bankbreuk.
Voluit luidt – voor zover in hoger beroep aan de orde – de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
primair
[naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en), in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting, waaronder onder meer:
de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2011 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-542), en/of
de aangifte(n) omzetbelasting over de maand(en) januari en/of februari en/of maart en/of april en/of mei 2011 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-019), en/of
de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-532), en/of
de aangifte omzetbelasting over de periode januari 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-532), en/of
de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-532), en/of
de aangifte(n) omzetbelasting over het tweede kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-536),
niet, althans niet tijdig, heeft/hebben gedaan bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) , als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting, waaronder onder meer:
de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2011 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-542), en/of
de aangifte(n) omzetbelasting over de maand(en) januari en/of februari en/of maart en/of april en/of mei 2011 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-019), en/of
de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-532), en/of
de aangifte omzetbelasting over de periode januari 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-532), en/of
de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-532), en/of
de aangifte(n) omzetbelasting over het tweede kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-536),
niet, althans niet tijdig, heeft/hebben gedaan bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
meer subsidiair
[naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en),
in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) , als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting, waaronder onder meer:
de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2011 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-542), en/of
de aangifte(n) omzetbelasting over de maand(en) januari en/of februari en/of maart en/of april en/of mei 2011 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-019), en/of
de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-532), en/of
de aangifte omzetbelasting over de periode januari 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-532), en/of
de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-532), en/of
de aangifte(n) omzetbelasting over het tweede kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-536),
(telkens) niet, althans niet tijdig, heeft/hebben gedaan bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n) rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest,
immers heeft hij, verdachte,
gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n(en) , waaronder onder meer de gegevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) bij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de controle over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n), zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtsperso(o)n(en) kon handelen, en/of
zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)n(en) gebruik maakte(n) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en);
met voornoemde rechtsperso(o)n(en), een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke transactie(s) (een) schijntransactie(s) betrof(fen).
2.
primair
[naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en),
in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting, waaronder onder meer:
de aangifte(n) omzetbelasting over de periode april en/of mei en/of juni en/of juli en/of augustus en/of september en/of oktober 2011 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-533) en/of
de aangifte omzetbelasting over het derde en/of vierde kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-536) en/of
de aangifte omzetbelasting over het derde kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-536)
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst,
terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) geen, althans een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) geen, althans een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting, waaronder onder meer:
de aangifte(n) omzetbelasting over de periode april en/of mei en/of juni en/of juli en/of augustus en/of september en/of oktober 2011 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-533) en/of
de aangifte omzetbelasting over het derde en/of vierde kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-536) en/of
de aangifte omzetbelasting over het derde kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-536)
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst,
terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) geen, althans een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) geen, althans een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven;
meer subsidiair
[naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en), in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) , als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting, waaronder onder meer:
de aangifte(n) omzetbelasting over de periode april en/of mei en/of juni en/of juli en/of augustus en/of september en/of oktober 2011 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-533) en/of
de aangifte omzetbelasting over het derde en/of vierde kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-536) en/of
de aangifte omzetbelasting over het derde kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (AH-536)
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst,
terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) geen, althans een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) geen, althans een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte,
in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere(n) rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte,
gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n(en), waaronder onder meer de gegevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) bij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de contro1e over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n) zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtsperso(o)nen) kon handelen, en/of
zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)n(en) gebruik maakte(n) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en), en/of
met voornoemde rechtsperso(o)n(en), een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke transactie(s) (een) schijntransactie(s) betrof (fen);
3.
primair
[naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en), in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
als administratieplichtige(n) die ingevolge de belastingwet verplicht was/waren tot
het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, en/of
het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en/of
het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en/of
het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers,
(telkens)
opzettelijk inlichtingen en/of gegevens en/of aanwijzingen onjuist en/of onvolledig heeft/hebben verstrekt, en/of
boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers en/of inhoud daarvan, niet voor raapleging beschikbaar heeft/hebben gesteld en/of in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar gesteld, en/of
een zodanige administratie niet heeft/hebben gevoerd, en/of
boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers, niet heeft/hebben bewaard,
immers heeft/hebben voornoemde rechtsperso(o)n(en) en/of haar/hun mededader(s), onder meer,
(telkens) geen administratie gevoerd, althans geen administratie gevoerd op zodanige wijze, dat te allen tijde (juist en volledig) haar/hun rechten en verplichtingen, alsmede de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens, hieruit duidelijk konden blijken, en/of, hebben voornoemde rechtsperso(o)n(en) de bedoelde administratie, althans onderdelen daarvan, in valse en/of vervalste vorm opgemaakt en/of ter beschikking gesteld, door in de bedoelde administratie en/of onderdelen daarvan, een of meerdere onjuiste en/of onvolledige en/of valse en/of vervalste factu(u)r(en) op te nemen,
welke onjuistheid en/of onvolledigheid en/of valselijkheid hierin bestond dat op bedoelde factu(u)r(en) (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen de op de op de factuur genoemde rechtspersoon en de geadresseerde van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie had plaatsgevonden en (ter zake daarvan) een geldbedrag verschuldigd was, terwijl er in werkelijkheid geen goederentransactie, althans geen legitieme goederentransactie, had plaatsgevonden en/of aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, en/of terwijl er in werkelijkheid sprake was van schijntransacties, en/of in vorenbedoelde vorm heeft verstrekt aan de inspecteur der belastingen,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
als administratieplichtige(n) die ingevolge de belastingwet verplicht was/waren tot
het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, en/of
het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en/of
het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en/of
het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers,
(telkens)
opzettelijk inlichtingen en/of gegevens en/of aanwijzingen onjuist en/of onvolledig heeft/hebben verstrekt, en/of
boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers en/of inhoud daarvan, niet voor raapleging beschikbaar heeft/hebben gesteld en/of in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar gesteld, en/of
een zodanige administratie niet heeft/hebben gevoerd, en/of
boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers, niet heeft/hebben bewaard,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar/hun mededader(s), onder meer,
(telkens) geen administratie gevoerd, althans geen administratie gevoerd op zodanige wijze, dat te allen tijde (juist en volledig) haar/hun rechten en verplichtingen, alsmede de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens, hieruit duidelijk konden blijken, en/of, hebben voornoemde rechtsperso(o)n(en) de bedoelde administratie, althans onderdelen daarvan, in valse en/of vervalste vorm opgemaakt en/of ter beschikking gesteld, door in de bedoelde administratie en/of onderdelen daarvan, een of meerdere onjuiste en/of onvolledige en/of valse en/of vervalste factu(u)r(en) op te nemen, welke onjuistheid en/of onvolledigheid en/of valselijkheid hierin bestond dat op bedoelde factu(u)r(en) (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen de op de op de factuur genoemde rechtspersoon en de geadresseerde van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie had plaatsgevonden en (ter zake daarvan) een geldbedrag verschuldigd was, terwijl er in werkelijkheid geen goederentransactie, althans geen legitieme goederentransactie, had plaatsgevonden en/of aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, en/of terwijl er in werkelijkheid sprake was van schijntransacties, en/of in vorenbedoelde vorm heeft verstrekt aan de inspecteur der belastingen, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven;
meer subsidiair
[naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en),
in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
als administratieplichtige(n) die ingevolge de belastingwet verplicht was/waren tot
het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, en/of
het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en/of
het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en/of
het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers,
(telkens)
opzettelijk inlichtingen en/of gegevens en/of aanwijzingen onjuist en/of onvolledig heeft/hebben verstrekt, en/of
boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers en/of inhoud daarvan, niet voor raapleging beschikbaar heeft/hebben gesteld en/of in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar gesteld, en/of
een zodanige administratie niet heeft/hebben gevoerd, en/of
boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers, niet heeft/hebben bewaard,
immers heeft/hebben voornoemde rechtsperso(o)n(en) en/of haar/hun mededader(s), onder meer,
(telkens) geen administratie gevoerd, althans geen administratie gevoerd op zodanige wijze, dat te allen tijde (juist en volledig) haar/hun rechten en verplichtingen, alsmede de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens, hieruit duidelijk konden blijken, en/of, hebben voornoemde rechtsperso(o)n(en) de bedoelde administratie, althans onderdelen daarvan, in valse en/of vervalste vorm opgemaakt en/of ter beschikking gesteld, door in de bedoelde administratie en/of onderdelen daarvan, een of meerdere onjuiste en/of onvolledige en/of valse en/of vervalste factu(u)r(en) op te nemen, welke onjuistheid en/of onvolledigheid en/of valselijkheid hierin bestond dat op bedoelde factu(u)r(en) (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen de op de op de factuur genoemde rechtspersoon en de geadresseerde van die factu(u)ren) een (legitieme) goederentransactie had plaatsgevonden en (ter zake daarvan) een geldbedrag verschuldigd was, terwijl er in werkelijkheid geen goederentransactie, althans geen legitieme goederentransactie, had plaatsgevonden en/of aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen en/of terwijl er in werkelijkheid sprake was van schijntransacties,
en/of in vorenbedoelde vorm heeft verstrekt aan de inspecteur der belastingen,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte,
in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere(n) rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte,
gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n (en), waaronder onder meer de gegevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) bij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de controle over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n), zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtsperso(o)n(en) kon handelen, en/of
zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)n(en) gebruik maakte(n) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en), en/of
met voornoemde rechtsperso(o)n(en), een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke transactie(s) (een) schijntransactie(s) betrof(fen);
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of [naam plaats] en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit
[verdachte 4] en/of [naam persoon] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 6] en/of [naam persoon] en/of [verdachte 5] en/of [naam persoon] en/of [verdachte 2] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of een/of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk heeft/had het plegen van misdrijven, namelijk te weten:
valsheid in geschrifte, als bedoeld in artikel 225 Wetboek van Strafrecht, en/of
het opzettelijk niet en/of onjuist en/of onvolledig doen van bij de belastingwet voorziene aangifte(n) omzetbelasting, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven (BTW-carrousselfraude), als bedoeld in artikel 69 eerste en/of tweede lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en/of
het opzettelijk begaan van een of meer feit(en) als omschreven in artikel 68, eerste lid, onderdeel a en/of b en/of c en/of d en/of e en/of f en/of g, als bedoeld in artikel 69, eerste en/of tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en/of
bedrieglijke bankbreuk, als bedoeld in artikel 341 Wetboek van Strafrecht.
6. De voorvragen
6.1. Geldigheid van de dagvaarding - partiële nietigheid
Op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn, alsmede met vermelding van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. Bij de uitleg van deze bepaling staat de vraag centraal of de verdachte zich op basis van de tenlastelegging goed kan verdedigen. Ook voor de rechter moet de tenlastelegging begrijpelijk zijn. De eis van ‘opgave van het feit’ wordt zo uitgelegd dat het geheel in de eerste plaats duidelijk en begrijpelijk moet zijn, in de tweede plaats niet innerlijk tegenstrijdig en in de derde plaats voldoende feitelijk.
Onder 1, 2 en 3 wordt verdachte steeds verweten dat hij primair als feitelijke leidinggever/opdrachtgever, subsidiair als medepleger, meer subsidiair als medeplichtige betrokken is geweest bij het niet (tijdig), onvolledig of onjuist doen van aangiften omzetbelasting en het niet voldoen aan de administratieverplichtingen door met naam genoemde rechtspersonen ‘en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)nen’. De rechtbank is van oordeel dat onduidelijk is wie wordt bedoeld met 'en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)nen'. Verdachte is daardoor niet in staat om zich tegen dat onderdeel van de tenlastelegging te verdedigen. Het onderdeel van de tenlastelegging 'en/of één of meerdere andere rechtspers(o)n(en)' onder feiten 1, 2 en 3, in alle ten laste gelegde varianten, is dan ook telkens onvoldoende duidelijk en begrijpelijk. Het hof verklaart de dagvaarding daarom in zoverre partieel nietig.
Onder feiten 1 en 2, in alle ten laste gelegde varianten, wordt verdachte verweten dat hij betrokken is geweest bij het niet, niet tijdig, onvolledig of onjuist doen van aangiften, te weten ‘een groot aantal….waaronder onder meer’, waarna met behulp van gedachtestreepjes een gedetailleerde opsomming van specifieke aangiften volgt. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende duidelijk is op welke andere aangiften dan die in de opsomming staan, wordt gedoeld. Verdachte is daardoor niet in staat om zich tegen dat onderdeel van de tenlastelegging te verdedigen. Het onderdeel van de tenlastelegging ‘een groot aantal….waaronder onder meer’ onder feiten 1 en 2, in alle ten laste gelegde varianten, is dan ook telkens onvoldoende duidelijk en begrijpelijk. De rechtbank verklaart de dagvaarding ook in zoverre partieel nietig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat voor het overige de dagvaarding geldig is.
6.2. De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officieren van justitie ontvankelijk zijn in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
7. De bewijsoverwegingen
7.1. Inleiding
Aanleiding onderzoek FIOD
In 2011 – 2012 zijn bij het Coördinatiepunt btw-fraude van de Belastingdienst/FIOD signalen binnengekomen met betrekking tot diverse in Nederland gevestigde rechtspersonen en aan hen gedane intracommunautaire leveringen van goederen als computeronderdelen, Playstations en iPhones. Die signalen hadden onder meer betrekking op de BV’s [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] . Na eerste controles werd op 12 december 2012 in het Tri Partite Overleg (TPO) besloten om ten aanzien van genoemde vennootschappen - en de hieraan verbonden natuurlijke personen - een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de gang van zaken rond de in- en verkoop en facturering in relatie tot goederenstromen van elektronica rond genoemde rechtspersonen vanaf 1 januari 2011. In een volgend TPO, op 27 maart 2013, werd besloten om verdachten die tijdens het lopende onderzoek nog naar voren zouden komen ook bij het onderzoek te betrekken. De bevindingen hebben bij de Belastingdienst/FIOD geleid tot een vermoeden dat sprake was van btw-carrouselfraude.
Btw-carrouselfraude
De term btw-carrouselfraude wordt gebruikt voor een samenstel van strafbare, frauduleuze, gedragingen waarbij minimaal één bedrijf (een zogenaamde ‘ploffer’) in een handels- en facturenketen geen btw afdraagt aan de fiscus. Dat bedrijf brengt vervolgens wel btw in rekening bij zijn afnemers.
De schakels in de handelsketen na de ploffer - zogenaamde ‘buffers’- vragen de btw terug.
De namen en btw-nummers van bedrijven die als ploffer fungeren worden meestal maar korte tijd gebruikt, waarna de activiteiten worden gestaakt en een nieuwe ploffer de plaats inneemt van de eerdere ploffer. De Belastingdienst kan vervolgens de eerste ploffer niet meer aanspreken op zijn fiscale verplichtingen. Bestuurders van de bedrijven die fungeren als ploffer of buffer zijn slechts formeel leidinggevende en niet feitelijk betrokken bij de ondernemingen; zij zetten de bedrijven en bankrekeningen slechts op naam (‘katvangers’). Eén van de kenmerken van btw-carrouselfraude is dat sprake is van een prijsval: de ploffers factureren goederen aan de bufferbedrijven voor lagere bedragen dan waarvoor die aan de ploffers waren gefactureerd. Over het algemeen werd een structureel verlies geleden van gemiddeld ca. 13%. Deze prijsval kan alleen worden gerealiseerd doordat plofferbedrijven geen btw afdragen. De ‘winst’ die ten gevolge van deze handelwijze ontstaat, wordt over de diverse schakels verdeeld.
Op basis van eerste onderzoek heeft de FIOD de volgende ondernemingen als vermoedelijke ploffers aangemerkt: [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] . De eenmanszaken [naam bedrijf] ( [naam persoon] ) en [naam bedrijf] ( [getuige] ) werden als vermoedelijke buffers aangemerkt.
Medeverdachte [verdachte 2] heeft bij de FIOD verklaard dat hij via medeverdachte [verdachte 1] in de btw-carrouselfraude terecht is gekomen. [verdachte 1] had uitgelegd dat er werd gehandeld in kleine elektronica, die van de ene onderneming naar de andere ging, zonder dat de goederen werden verplaatst. Hiervoor waren verschillende vennootschappen nodig en de verdienste zat in het niet afdragen van de btw.
Het hof overweegt dat een btw-carrousel alleen dan goed kan werken als eenieder binnen die carrousel daarvan op de hoogte is, zodat het risico op doorbreking van die carrousel door een deelnemer is uitgesloten. Tenzij nadrukkelijk anders blijkt gaat het hof er daarom in beginsel vanuit dat de deelnemer aan een goederenstroom in die btw-carrousel weet dat sprake is van vooraf georganiseerde handel, waarbij er in de keten van bedrijven enkel winst kan worden gegenereerd omdat de zogenaamde ploffer de door hem in rekening gebrachte btw niet afdraagt.
[naam bedrijf] en [naam bedrijf]
Tijdens het onderzoek door de FIOD kwamen de bedrijven [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) en [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) telkens als afnemer naar voren in verschillende handelsketens met vermoedelijke ploffer- en bufferbedrijven. De bedrijfsactiviteiten van [naam bedrijf] waren bij de Kamer van Koophandel omschreven als groothandel in witgoed, audio- en videoapparatuur en elektronische en telecommunicatieapparatuur en onderdelen. Uit het onderzoek bleek dat [naam bedrijf] voornamelijk handelde in ‘risicogoederen’ in het kader van btw-carrouselfraude als iPhones, cpu’s, iPads, harde schijven en spelcomputers. [naam bedrijf] was een groothandel in computeronderdelen. Op basis van de bevindingen rond [naam bedrijf] en [naam bedrijf] heeft de FIOD gerelateerd dat de directeuren/feitelijke leidinggevenden van genoemde bedrijven zich vermoedelijk schuldig maakten aan fraude en dat [naam bedrijf] en [naam bedrijf] vermoedelijk ten onrechte aftrek van voorbelasting hadden geclaimd. Medeverdachte [verdachte 5] was sinds 1 januari 2011 in dienst bij [naam bedrijf] in de functie van ‘sales director’. Hij was tevens enig werknemer. Binnen [naam bedrijf] was medeverdachte [verdachte 1] de leidinggevende, hij had het voor het zeggen. Medeverdachte [verdachte 4] was directeur/eigenaar van [naam bedrijf] . Na de overname van [naam bedrijf] door [naam bedrijf] op 4 juli 2012 bleef [verdachte 5] als enig werknemer werkzaam binnen [naam bedrijf] en was [verdachte 4] de leidinggevende.
Logistiek dienstverlener [naam bedrijf]
en [naam bedrijf] hebben in de tenlastegelegde periode voor opslag en doorvoer van goederen gebruik gemaakt van de diensten van logistiek dienstverlener [naam bedrijf] . Directeur van dit bedrijf in de tenlastegelegde periode was [naam persoon] . [verdachte 5] heeft verklaard dat voorwaarde voor het doen van zaken was, dat goederen voor [naam bedrijf] bij [naam bedrijf] werden ondergebracht. [naam persoon] was daar zijn contactpersoon. Uit onderzoek naar het handelen van [naam bedrijf] is gebleken dat de goederen regelmatig, nog vóórdat deze door de eigenaar waren vrijgegeven, het magazijn van [naam bedrijf] hadden verlaten en dat vaak dezelfde partijen binnen korte tijd terug waren bij [naam bedrijf] . Ook is uit aangetroffen skypeberichten gebleken dat [naam persoon] contacten onderhield met [verdachte 5] en [verdachte 4] over leveringen van partijen vanuit het buitenland aan Nederlandse bedrijven die fungeerden als ploffers. Getuige [getuige] , medewerker bij [naam bedrijf] van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013, heeft verklaard dat nieuwe ‘elektronica-klanten’ kwamen “aanwaaien” via [verdachte 5] en [verdachte 4] . De ondernemingen wisselden snel. Veel ondernemingen bestonden maar even en verdwenen dan weer. [naam persoon] moest dan achter zijn geld aan en probeerde dit dan via [verdachte 5] of [verdachte 4] terug te krijgen want deze bedrijven leverden aan hen en bestonden telkens maar even, aldus [getuige] . Ook kwam het voor dat dezelfde partijen goederen weer terugkwamen bij [naam bedrijf] . Dat kon [naam bedrijf] zien aan de stickers die erop zaten of aan het aantal goederen of de serienummers. [naam persoon] belde dan de leverancier met de mededeling de volgende keer de stickers eraf te trekken dan wel de goederen naar [naam bedrijf] of [naam bedrijf] (het hof begrijpt: andere logistieke dienstverleners) toe te sturen. Ook wilden de meeste klanten alleen via Skype contact onderhouden, omdat die contacten niet traceerbaar waren, aldus [getuige] . [naam persoon] is vanaf 21 april 2011 meermalen door de Belastingdienst gewaarschuwd voor het fenomeen van btw-carrouselfraude.
Betalingsplatforms
De FIOD heeft geconstateerd dat de elektronicagoederen aan het eind van de keten via de eindschakel (een binnenlands bedrijf) veelal werden verhandeld naar een andere lidstaat waarbij ze regelmatig weer terechtkwamen bij de oorspronkelijke leverancier.
Er bleek sprake te zijn van het gebruik van betalingsplatforms die, zo vermoedde de FIOD, zijn gebruikt om de fraude te kunnen plegen en crimineel verkregen geld - gegenereerd door het niet afdragen van omzetbelasting door de plofferbedrijven - wit te wassen. De bedrijven/betalingsplatforms [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) en [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) werden verdacht van betrokkenheid bij de btw-carrouselfraude. [naam bedrijf] was een Nieuw-Zeelandse rechtspersoon en heeft vanaf 10 augustus 2011 tot medio maart 2013 als betalingsplatform gefungeerd. [naam bedrijf] maakte gebruik van meerdere bankrekeningen bij twee Poolse banken. Over deze bankrekeningen liepen de transacties van meerdere bedrijven, waarbij steeds alleen de betaling van de uiteindelijke afnemer en de betaling aan de eerste leverancier zichtbaar zijn. De mutaties op de interne accounts van de tussenschakels zijn niet zichtbaar voor toezichthouders. De feitelijke leiding van [naam bedrijf] berustte onder andere bij medeverdachte [verdachte 6] en [naam persoon] .
[naam bedrijf] is op 30 januari 2013 ingeschreven in het handelsregister en heeft vanaf 22 maart 2013 tot 23 juli 2013 als betalingsplatform gefungeerd. [naam bedrijf] was in handen van medeverdachte [verdachte 6] en de werkwijze was vrijwel identiek aan die van [naam bedrijf] . Er werd gebruik gemaakt van dezelfde software, betalingen liepen via bankrekeningen van [naam bedrijf] in Liechtenstein en interne transacties werden vastgelegd in een intern account.De FIOD vermoedde dat inzicht in de wijze waarop de verdeling van dat geld plaatsvond bewust werd gefrustreerd door het betalingsverkeer onoverzichtelijk te maken.
(…) Van de buitenlandse bankrekening werd een extra (schaduw)administratie bijgehouden die als ‘black box’ functioneerde. Beheerder van beide betalingsplatforms was [verdachte 6] .
Volgens [verdachte 2] ging de afroming van de btw via de betalingsplatforms van [naam persoon] en [naam persoon] (het hof begrijpt: [verdachte 6] en [naam persoon] ). [verdachte 1] legde [verdachte 2] uit hoe hij via het betalingsplatform [naam bedrijf] facturen moest uploaden. Van [verdachte 6] kreeg hij inloggegevens om in te loggen op het betalingsplatform. Daar zag hij dat de marge tussen de in- en verkoopfacturen die daar eerder nog te zien was, weg was. De marges op [naam bedrijf] waren veel groter dan de marges op de bankrekening. Op de bankrekening was de marge 2.500 tot 5000 euro en bij [naam bedrijf] 10.000 tot 20.000 euro, aldus [verdachte 2] .
De rollen van de verdachten
In het onderhavige dossier zijn de bijdragen die de verdachte natuurlijke personen zouden hebben geleverd bij het plegen van btw-carrouselfraude ingedeeld aan de hand van verschillende rollen met daarbij een globale beschrijving van de bijdragen die zouden zijn geleverd.
Deze rollen zijn de volgende en komen hierna bij bespreking van de tenlastegelegde feiten nader aan bod.
Katvangers : formele bestuurders en leidinggevenden van de BV’s of eenmanszaken die fungeren als ploffer- en bufferbedrijven, terwijl in werkelijkheid anderen de zeggenschap hebben over die ondernemingen en/of aan die ondernemingen feitelijke leiding geven.
Systeembouwer : een ‘systeembouwer’ levert bedrijven aan die als ploffer en/of buffer kunnen worden gebruikt voor de btw-carrouselfraude. De systeembouwer zorgt tevens voor een snelle vervanging van een niet meer bruikbare onderneming en voor aansturing van katvangers.
Coördinator van goederen- en facturenstromen : deze persoon speelt een actieve rol in de coördinatie van goederen- en factuurstromen en betalingen en/of is aanspreekpunt voor logistieke dienstverleners.
Beheerder van betalingsplatforms : een beheerder van betalingsplatforms stuurt ondernemingen, betalingsplatforms en het betalingsverkeer aan.
7.2. Het standpunt van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat, overeenkomstig het vonnis van de rechtbank, het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Onder verwijzing naar diverse bewijsoverwegingen van de rechtbank hebben de advocaten-generaal gesteld dat verdachte op verzoek van [verdachte 2] vele bedrijven aan hem heeft geleverd en dat verdachte zich langdurig actief heeft beziggehouden met de werving van katvangers. Verdachte hield bankrekeningen van de vennootschappen veelal zelf in beheer, deed toezeggingen ten aanzien van de administratie of bleef daar zelf verantwoordelijk voor. Verdachte was met [verdachte 2] systeembouwer binnen de carrousel; zij leverden de ploffers en buffers aan. Verdachte onderhield contacten met anderen binnen het samenwerkingsverband en uit skypegesprekken volgt ook dat hij wetenschap had van de btw-carrouselfraude.
7.3. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij gesteld dat verdachte enkel heeft bemiddeld bij de overdracht van de bedrijven aan [verdachte 2] en dat hij geen wetenschap had dat met behulp van deze bedrijven de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten werden gepleegd. Om die reden dient verdachte ook van het onder 4 tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Steun hiervoor kan volgens de raadsman worden gevonden in de verklaring die [verdachte 2] op 28 april 2022 bij de FIOD heeft afgelegd, waarbij [verdachte 2] niet heeft verklaard dat ook verdachte betrokken was bij de fraude. Wat betreft het feitelijke leidinggeven heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen controle meer had over de bedrijven na overdracht daarvan aan [verdachte 2] . Het feitelijke leiderschap over de ondernemingen heeft daarom niet bij verdachte gelegen, aldus de raadsman.
De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de verklaring van getuige [getuige] als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt. [getuige] heeft het bedrijf [naam bedrijf] zelf op naam genomen, daar geen enkele verantwoordelijkheid voor genomen en veegt zijn eigen straatje schoon. Zijn verklaring is ook op onderdelen tegenstrijdig aan die van [getuige] en de redenen van wetenschap van [getuige] met betrekking tot verdachte zijn afkomstig van gesprekken met verdachte zélf dan wel gesprekken met derden, waarbij de bron – verdachte – ontkent.
Daarnaast kunnen volgens de raadsman de verklaringen van de overige getuigen, zoals [getuige] , [naam persoon] , [getuige] , [getuige] , [getuige] en [getuige] niet bijdragen aan het bewijs. Volgens de raadsman blijkt uit het dossier namelijk niet dat de bedragen die over de bankrekeningen van de bedrijven zijn gelopen dan wel dat de pintransacties waarover de getuigen hebben verklaard, in verband kunnen worden gebracht met transacties in het kader van de btw-carrouselfraude alsmede dat verdachte daar op enigerlei wijze bij betrokken was.
De raadsman heeft tot slot betoogd dat de tenlastegelegde periode van 1 januari 2011 tot 5 maart 2015 veel te ruim is. Uit het dossier blijkt dat de meeste personen die op verzoek van verdachte bestuurder zijn geworden van de in de tenlastelegging genoemde bedrijven, slechts een (zeer) korte periode, niet meer dan enkele maanden, bestuurder zijn geweest en niemand van hen dat na oktober 2012 nog was, zodat verdachte in elk geval van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken voor zover dat betrekking heeft op de periode erna.
7.4. Het oordeel van het hof
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank op basis van wettige bewijsmiddelen, zoals hierna weergegeven, tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Wanneer hierna wordt gesproken over ‘omzet’, bedoelt het hof (daar waar toepasselijk) ‘gefingeerde omzet’.
7.4.1. Algemene overwegingen ten aanzien van het bewijs met betrekking tot de ten laste gelegde BV’s en de rol van verdachte [verdachte 3]
Verdachte heeft tijdens zijn verhoren bij de Belastingdienst/ FIOD, alsmede ter terechtzitting, verklaard dat hij op verzoek van [verdachte 2] vele bedrijven aan hem heeft aangeleverd, waar [verdachte 2] dan mee kon gaan handelen. Verdachte heeft bevestigd dat de man op de foto – zijnde medeverdachte [verdachte 2] – de [verdachte 2] is aan wie hij de gegevens van alle bedrijven heeft overhandigd.
Het moesten bedrijven zijn in de elektronicahandel. [verdachte 2] kon zelf geen bedrijven op naam zetten vanwege zijn strafrechtelijke verleden.Verdachte heeft aan [verdachte 2] alle gegevens van een aantal bedrijven aangeleverd, ook de bankpassen en pincodes van de bankrekeningen, de gegevens voor het internetbankieren, e-mailadressen, gegevens van de Kamer van Koophandel en legitimatiebewijzen. Voor het aanleveren van de gegevens zou verdachte van [verdachte 2] geld krijgen. Verdachte heeft verklaard dat hij de gegevens van in elk geval de volgende ondernemingen aan [verdachte 2] heeft verstrekt:
[naam bedrijf] :
[naam bedrijf] ;
[naam bedrijf] ;
[naam bedrijf] ;
[naam bedrijf] ;
[naam bedrijf] ;
[naam bedrijf] ;
[naam bedrijf] ;
[naam bedrijf] ;
[naam bedrijf] ;
[naam bedrijf] ;
[naam bedrijf] ;
[naam bedrijf] ;
[naam bedrijf] ;
[naam bedrijf] ;
[naam bedrijf] ;
[naam bedrijf] ;
[naam bedrijf] .
Verdachte heeft hiervoor verschillende personen benaderd met het verzoek om genoemde bedrijven op naam te nemen. [verdachte 2] zou dan op naam van die bedrijven gaan handelen. Verdachte vertelde tegen de personen die de bedrijven op naam hadden dat een ander met de bedrijven zou gaan handelen; zij zouden een vergoeding krijgen voor het op naam zetten. Verdachte heeft verklaard dat hij [verdachte 2] vaak in [naam plaats] sprak, of in [naam plaats] . Soms meerdere keren per week en ook wel telefonisch. Verdachte overhandigde aan [verdachte 2] setjes met bedrijfsgegevens van al die ondernemingen in enveloppen.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij ook wel aan personen vroeg dan wel hen adviseerde om een stichting op te richten, vaak op advies van [verdachte 2] . [verdachte 2] vroeg dan aan verdachte om, als het om een vennootschap ging, er een stichting boven te plaatsen en verdachte stelde dat dan voor aan de personen die hij benaderde. Soms stond er al een stichting boven het bedrijf. Als dat niet zo was, dan gaf verdachte een daartoe strekkend advies.
[verdachte 2] gaf regelmatig gegevens van een bedrijf terug aan verdachte. Verdachte bood de bedrijven dan vervolgens aan een derde aan, zoals medeverdachte [naam persoon] .
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van verdachte met betrekking tot het verstrekken van bedrijfsgegevens van diverse ondernemingen aan medeverdachte [verdachte 2] bevestiging vinden in verklaringen van medeverdachten en/of getuigen alsook in overige bewijsmiddelen. Deze vaststelling zal in het navolgende nader uiteen worden gezet.
Door en namens verdachte is aangevoerd dat zijn rol en betrokkenheid ten aanzien van de vennootschappen beperkt en ondergeschikt zijn gebleven. Verdachte heeft naar eigen zeggen voornamelijk gegevens aan [verdachte 2] verstrekt; hij sprak met niemand anders over de overgedragen ondernemingen of betalingen daarmee verband houdend. Over zijn inkomsten heeft verdachte verklaard dat hij in de jaren 2011, 2012 en 2013 slechts van giften heeft geleefd, over al die jaren slechts een bedrag van € 2.500,-- in totaal. Verdachte heeft verklaard absoluut geen geld te hebben ontvangen uit btw-carrouselfraude en/of betalingen van of via bankrekeningen van bedrijven/personen waarvan hij de gegevens heeft verstrekt aan [verdachte 2] . De rechtbank volgt deze verklaringen van verdachte echter niet.
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachtes bijdrage aan, en zijn rol ten aanzien van, de ten laste gelegde gedragingen onder 1, 2 en 3 veel belangrijker en intensiever is geweest dan verdachte wil doen voorkomen.
Uit het dossier blijkt – zoals hierna weergegeven in de uitgewerkte bewijsmiddelen - dat verdachte een sturende rol heeft gespeeld en zich langdurig actief heeft beziggehouden met de werving van katvangers, onder het doen van toezeggingen tot betaling of tot andere verdiensten/beloften. Verdachte was, anders dan hij wil doen voorkomen, niet slechts een ‘doorgeefluik’: na de overdracht van gegevens van vennootschappen aan [verdachte 2] was het verdachte die in veel gevallen contactpersoon bleef voor die katvangers. Verdachte hield zich voorts in bepaalde gevallen bezig met de betaling van katvangers en de afhandeling van schulden van bedrijven. Hij hield bankrekeningen van de bewuste vennootschappen veelal zelf in beheer, hij heeft betalingen met en pintransacties van die bankrekeningen verricht of hij zorgde ervoor dat die werden verricht. Verdachte deed daarnaast met regelmaat (loze) toezeggingen ten aanzien van de - overdracht van de - administratie van de door hem aan [verdachte 2] aangeleverde vennootschappen en/of bleef daar zelf verantwoordelijk voor.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel allereerst de verklaringen zoals afgelegd door medeverdachte [getuige] tijdens zijn verhoren op 27 augustus 2013 en 17 januari 2014 en bij de rechter-commissaris op 23 februari 2016. Anders dan de raadsman acht de rechtbank die belastende verklaringen in grote lijnen en op essentiële onderdelen - daargelaten diens eigen belang om op onderdelen, mogelijk, niet volledig te verklaren - voldoende betrouwbaar, nu deze bevestiging vinden in overig bewijsmateriaal, zodat zijn verklaringen voor het bewijs kunnen worden gebezigd, in zoverre als hierna weergegeven. Het hof overweegt dat dit ook geldt voor de door de getuigen [getuige] , [naam persoon] , [getuige] , [getuige] , [getuige] en [getuige] afgelegde verklaringen, zoals hierna aan de orde zal komen. Derhalve kunnen ook die verklaringen, anders dan de raadsman heeft betoogd, bijdragen aan het bewijs. Voor zover de getuigen belastend hebben verklaard over verdachte, acht het hof die verklaringen wel betrouwbaar en ook bruikbaar voor het bewijs, nu ook die steun vinden in elkaars verklaringen en in andere bewijsmiddelen.
[getuige] heeft verklaard dat hij [verdachte 3] in de periode juni 2012 tot september 2012 naar (vooral) [naam plaats] , [naam plaats] , [naam plaats] en [naam plaats] heeft gereden. Na drie weken moest hij met [verdachte 3] steeds naar een locatie in [naam plaats] tegenover een restaurant, bij een begraafplaats. [verdachte 3] had dan een afspraak met een persoon die in een Audi A8 kwam aanrijden. Die persoon, ongeveer vijftig jaar oud, was - zo vertelde [verdachte 3] aan [getuige] - betrokken bij de fraudezaak [zaak naam] . [verdachte 3] stapte bij de man in en gaf bescheiden af. In gesprekken noemde [verdachte 3] de naam [verdachte 2] . [getuige] heeft aan de hand van een geanonimiseerde foto van medeverdachte [verdachte 2] verklaard, dat dat de [verdachte 2] is met wie [verdachte 3] telkens afsprak in [naam plaats] .
[verdachte 3] nam allerlei noodlijdende vennootschappen en bedrijven over van mensen die daar vanaf wilden en hij was de hele dag aan het regelen, aldus [getuige] . Hij nam de vennootschappen over mét de bankrekeningen en zorgde ervoor dat de bedrijven op naam kwamen te staan van iemand die er in werkelijkheid ‘niets mee doet’; katvangers. De vennootschappen werden gebruikt om mee te kunnen frauderen.
[getuige] heeft verder verklaard dat hij [verdachte 3] hoorde praten over gigantische bedragen en allerlei geldtransacties. [getuige] kreeg uit de gesprekken mee dat vanuit [naam plaats] geld naar Nederland werd overgemaakt dat bij geldautomaten kon worden opgenomen. [verdachte 3] heeft hiervan overzichten laten zien aan [getuige] . Hij markeerde met een stift bepaalde transacties; die wilde hij aan [verdachte 2] laten zien.
De bankafschriften moesten naar [naam plaats] gebracht worden, naar een vrouw met lang blond haar (de ‘grote bazin’). [getuige] reed met [verdachte 3] een paar keer langs haar woning en [verdachte 3] deed bij haar stukken door de brievenbus.
[verdachte 3] sprak ook een aantal keren met de vrouw in restaurant ‘ [naam restaurant] ’ aan de [adres] te [naam plaats] , welk restaurant (deels) eigendom was van medeverdachte [verdachte 1] . [verdachte 3] overhandigde dan bankafschriften aan de vrouw. [getuige] was niet bij die gesprekken aanwezig, maar bleef in de auto wachten.
[verdachte 3] beschikte over veel pasjes van bankrekeningen, die op naam van iemand anders waren geopend, en hij had met iedereen contact. Hij was ‘de spil in het geheel’. [getuige] heeft vaak horen zeggen dat geld uit [naam plaats] kwam. De bankafschriften moesten naar [verdachte 2] of naar de ‘grote bazin’.
[verdachte 3] heeft papieren van het bedrijf [naam bedrijf] naar Administratiekantoor [naam kantoor] gebracht. [verdachte 3] beschikte over de bankpas van [naam persoon] , zag [getuige] . [getuige] heeft ook een keer [naam bank] -bankafschriften op naam van [naam persoon] gezien, die [verdachte 3] in de auto had laten liggen. Over die bankrekening liepen grote bedragen. [naam persoon] had een bedrijf in elektronica, maar in werkelijkheid gebeurde daar niets, aldus [getuige] .
Na een paar weken heeft [verdachte 3] [getuige] gevraagd om tijdelijk - tot de terugkeer van [getuige] - bestuurder te worden van [naam bedrijf] . [verdachte 3] stelde aan [getuige] voor om bestuurder te worden via een stichting; dan kon dat ook geen problemen opleveren, want [getuige] zou dan niet tekeningsbevoegd zijn. [verdachte 3] zorgde voor alle papieren. [getuige] ging akkoord, omdat [verdachte 3] zei dat het maar voor even was en er niets zou spelen. [getuige] ging met [verdachte 3] naar de Kamer van Koophandel en [verdachte 3] bleef in de auto zitten. Via de Stichting [naam bedrijf] werd [getuige] bestuurder. Hij nam de vennootschap over van [naam persoon] . [getuige] heeft niets met de vennootschap gedaan. Voor het op naam zetten van de Stichting en vennootschap heeft [getuige] geen geld ontvangen.
Toen er problemen rezen rond [naam bedrijf] heeft [getuige] tegen [verdachte 3] gezegd dat hij geen bestuurder meer wilde zijn en [verdachte 3] kwam toen met [getuige] . Op een overdrachtsformulier staat weliswaar een bedrag van € 2.000,--, maar [getuige] heeft dat nooit ontvangen.
[getuige] bemerkte op enig moment dat op zijn naam, uit naam van [naam bedrijf] , goederen, tuinkeukens, waren besteld zonder die te betalen. [getuige] deed op 4 december 2012 aangifte tegen [verdachte 3] wegens oplichting. Medio december 2012 stopte hij met werken voor [verdachte 3] .
De verklaringen van [getuige] vinden op verschillende onderdelen steun in overige bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de medeverdachten [naam persoon] , [getuige] en [getuige] , als hierna zal worden weergegeven bij de bespreking van de afzonderlijke, onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde, vennootschappen.
In het hierna volgende wordt achtereenvolgens ten aanzien van de ten laste gelegde vennootschappen besproken hetgeen uit de bewijsmiddelen blijkt over - de ontwikkelingen met betrekking tot – het bestuur, de leidinggevenden en de feitelijke zeggenschap ten aanzien van de ten laste gelegde vennootschappen, de betrokkenheid van de betreffende BV bij de ten laste gelegde verboden gedragingen en hetgeen daarover op basis van de bevindingen en de verklaringen van getuigen, medeverdachten, en documenten is gebleken over de rol en bijdrage van verdachte en/of medeverdachten.
Voorts wordt – per vennootschap – besproken hetgeen uit bewijsmiddelen is gebleken ten aanzien van het niet, onvolledig of onjuist doen van aangiften omzetbelasting en het niet voldoen aan de administratieverplichtingen op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).
Uit een ambtsedig opgemaakte verklaring van drs. [naam persoon] van de Belastingdienst/FIOD blijkt dat van vrijwel alle onder de feiten 1, 2 en 3 genoemde vennootschappen is vastgesteld dat deze in de jaren 2011 tot en met 2013, telkens gedurende een periode van enkele maanden, als plofferbedrijven zijn gebruikt in een keten van samenwerkende ondernemingen voor het plegen van btw-carrouselfraude. Uit een overzicht van een twintigtal bedrijven, waaronder [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] ( [naam bedrijf] ), [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] komt naar voren dat sprake is van snelle wisseling van ondernemingen die elkaar veelal nagenoeg naadloos opvolgen in de tijd.
Uit onderstaande bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van mede- of andere verdachten en/of getuigen, blijkt ten aanzien van de ten laste gelegde BV’s dat gedurende de ten laste gelegde periode derden op initiatief of verzoek van verdachte die BV’s op naam hebben gezet en/of (middellijk dan wel onmiddellijk) formeel bestuurder van die vennootschappen zijn geworden terwijl verdachte tezamen met één of meer anderen feitelijk zeggenschap had over, en sturing gaf aan, het handelen van die BV’s en aan de BV’s feitelijke leiding heeft gegeven.
7.4.2. [naam bedrijf]
Tijdens het FIOD onderzoek kwam uit het systeem ‘VIES’ een melding naar voren naar aanleiding van intracommunautaire leveringen aan de Nederlandse onderneming [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ).
De activiteiten van deze BV waren sinds 30 mei 2007 onder meer: beheer en financiering, advisering, consultancy en management, begeleiding en re-integratie. Met ingang van 7 januari 2011 werden de activiteiten uitgebreid met de omschrijvingen ‘import, export en handelsbemiddeling’. De handelsnaam van [naam bedrijf] is [naam bedrijf] .
Vestigingsadres sinds 1 februari 2011 is de [adres] te [naam plaats] , en sinds 1 oktober 2011 [adres] , te [naam plaats] (tevens bezoekadres). Zowel verdachte (in de periode 17 februari 2011 tot en met 23 december 2011) als [naam persoon] (in de periode 24 juni 2011 tot en met 23 december 2011) stonden ingeschreven op het adres [adres] te [naam plaats] , welk adres toebehoorde aan de broer van verdachte, [naam persoon] .
[naam bedrijf] werd bij uitspraak van 16 november 2011 in staat van faillissement verklaard (curator mr. [naam persoon] ).
Enig aandeelhouder van [naam bedrijf] tot 21 oktober 2011 was [naam persoon] en vanaf die datum tot 16 november 2011 [getuige] . [getuige] was tevens van 31 december 2010 tot 25 januari 2011 alleen en zelfstandig bevoegd bestuurder. Vanaf 25 januari 2011 was medeverdachte [naam persoon] alleen en zelfstandig bevoegd bestuurder van [naam bedrijf] .
[getuige] heeft tijdens zijn verhoor bij de FIOD op 17 september 2013 over [naam bedrijf] en verdachte als volgt verklaard, welke verklaring hij tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 14 september 2017 heeft gehandhaafd. [verdachte 3] heeft hem eind 2010 verteld dat de bestuurder van [naam bedrijf] , de heer [naam persoon] , uit de BV wilde stappen en dat [getuige] zijn plaats kon innemen. De overdracht heeft eind 2010 plaatsgevonden. [getuige] ging niet zelf naar de Kamer van Koophandel om zich in te schrijven als bestuurder. Geconfronteerd met de inschrijving bij de Kamer van Koophandel - met terugwerkende kracht sinds 31 december 2010 - heeft [getuige] verklaard dat [verdachte 3] degene moet zijn geweest die daarvoor heeft gezorgd. [verdachte 3] had kopieën gekregen van zijn rijbewijs en ID-kaart.
Begin 2011 heeft [getuige] een brief van de heer [naam persoon] van de Belastingdienst ontvangen. [getuige] vernam dat er in 2011 een bedrag op de bankrekening van [naam bedrijf] was gestort, ongeveer € 922.000,-- , waarover [getuige] belasting moest betalen. [getuige] sprak [verdachte 3] hierop aan, waarop [verdachte 3] vertelde dat het een foutieve storting betrof, die verband hield met ene [verdachte 1] die een kroeg of eethuisje in [naam plaats] had: ‘ [naam restaurant] ’. [getuige] heeft toen direct bij [verdachte 3] aangegeven dat hij uit [naam bedrijf] wilde stappen. Zijn uitschrijving als bestuurder vond met terugwerkende kracht plaats.
[verdachte 3] heeft [naam persoon] als opvolger geregeld. Hij zei dat [naam persoon] zijn positie als bestuurder zou overnemen en dat hij ervoor zou zorgen dat [naam bedrijf] dan in een sterfhuisconstructie zou terechtkomen. [verdachte 3] vertelde dat hij de overdracht wel zou regelen. [getuige] heeft verklaard dat hij het opgaveformulier met betrekking tot zijn terugtreding niet kent, ook al staat zijn handtekening erop.
Toen hij, vlak voor zijn uitschrijving, [verdachte 3] wilde spreken over zijn vertrek uit [naam bedrijf] zei [verdachte 3] dat [getuige] naar een pand in [naam plaats] moest komen, gelegen aan de [adres] ; een grijs pand, het eerste pand achter een bejaardencentrum, het voormalige [naam bedrijf] -gebouw, met ervoor een parkeerplaats. [getuige] zag dat [verdachte 3] uit dat gebouw kwam aanlopen. [getuige] heeft op een aan hem voorgehouden foto het pand aan de [adres] te [naam plaats] herkend.
[verdachte 3] was de man die binnen [naam bedrijf] alles regelde, aldus [getuige] ; zelf heeft hij geen enkele beslissing ten aanzien van [naam bedrijf] genomen. [verdachte 3] zei ook dat hij alles zou regelen en [getuige] geloofde hem op zijn woord. Noch als bestuurder noch als aandeelhouder van [naam bedrijf] heeft [getuige] enige controle uitgeoefend op activiteiten binnen de BV.
Geconfronteerd met bankafschriften van een [naam bank] -rekening [rekeningnummer] op naam van [naam bedrijf] , waaruit bleek dat met ingang van 31 januari 2011 tot 16 februari 2011 een reeks van - deels zeer grote - betalingen heeft plaatsvonden op die rekening betreffende in- en verkopen op naam van [naam bedrijf] en waar bedrijven als [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] bij betrokken zijn geweest , heeft [getuige] verklaard dat hij die bankafschriften nimmer heeft gezien en van die transacties geen weet heeft gehad. Ten aanzien van de hem voorgehouden factuur van [naam bedrijf] van 25 januari 2011, met factuurnummer [nummer] gericht aan [naam bedrijf] en de inkoopfacturen [nummer] en [nummer] van [naam bedrijf] heeft [getuige] eveneens verklaard deze niet te herkennen.
Medeverdachte [naam persoon] heeft tijdens zijn verhoor op 24 januari 2014 ten aanzien van zijn rol bij [naam bedrijf] en de rol van verdachte verklaard dat hij in 2011, toen hij een boekhoudkantoor had, onder kennissen vroeg of iemand een onderneming wist die op zoek was naar een boekhouder. Hij werd toen benaderd door [verdachte 3] .
[naam persoon] heeft verklaard dat hij op 14 september 2011 met verdachte bij de Kamer van Koophandel is geweest om zich aan te melden als bestuurder. Zijn voorganger [getuige] was daar toen aan het werk in het gebouw van de Kamer van Koophandel in [naam plaats] . [getuige] vroeg aan [naam persoon] om de bestuursfunctie van [naam bedrijf] op papier eerder over te nemen dan 14 september 2011. [naam persoon] heeft [naam bedrijf] op zijn naam gezet als bestuurder vanaf 25 januari 2011. Enkele weken ervoor had verdachte hem al verzekerd dat met [naam bedrijf] in 2011 geen enkele activiteit was verricht en [getuige] bevestigde dat op 14 september 2011.
[naam persoon] had van verdachte drie ordners met administratie van [naam bedrijf] ontvangen met verouderde administratie van voor 2011 ; uit de inhoud ervan maakte hij op dat al lange tijd geen activiteiten hadden plaatsgevonden. In de door hem ontvangen administratie zaten geen bankgegevens van [naam bedrijf] .
Gevraagd naar de prijs die hij voor [naam bedrijf] moest betalen, heeft [naam persoon] verklaard dat hij afsprak met [verdachte 3] dat hij de onderneming op naam zou krijgen als hij het werk zou doen wat er aan gedaan zou worden, zoals het doen van de achterstallige aangiften en de boekhouding. De ontbrekende stukken zouden hem nog worden aangereikt. In werkelijkheid heeft [naam persoon] in de periode voor 14 september 2011 geen enkele bestuurlijke handeling verricht; [naam bedrijf] ging op de plank’.
Handels- en facturenstromen [naam bedrijf]
Uit onderzoek van de FIOD is gebleken dat [naam bedrijf] betrokken is geweest bij frauduleus handelen in het kader van btw-carrouselfraude van een goederenstroom met betrekking tot een partij 497 PS3 160gb (Playstations).
De Zweedse onderneming [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) heeft in januari 2011 deze partij PS3 aan [naam bedrijf] verkocht. Na die aankoop vanuit het buitenland was in Nederland sprake van een keten van bedrijven die waren tussengeschoven als ploffer (missing trader) en buffer, alvorens de partij aan [naam bedrijf] werd verhandeld. Tussengeschoven ondernemingen hadden geen economisch toegevoegde waarde en er was sprake van prijsval bij de ploffer.
Uit e-mailverkeer, aangetroffen in de administratie van de logistiek dienstverlener [naam bedrijf] , blijkt dat op 16 januari 2011 zes pallets met PS3 160gb werden vervoerd ‘ [naam bedrijf] 497 units EU’. De partij is op 27 januari 2011 aan [naam bedrijf] gereleased. Op 27 januari 2011 is de partij verplaatst van [naam bedrijf] naar [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ). Uit de administratie van [naam bedrijf] is gebleken dat de partij nog dezelfde dag, op 27 januari 2011, door [naam bedrijf] (Zweden) wordt geleverd aan [naam bedrijf] en vervolgens dezelfde dag weer overgaat via een bedrijf genaamd [naam bedrijf] , naar [naam bedrijf] . [naam bedrijf] heeft de goederen op 31 januari 2011 vrijgegeven aan [naam bedrijf] , dit terwijl de partij al eerder, reeds op 28 januari 2011, op naam van [naam bedrijf] werd verplaatst van [naam bedrijf] naar (opnieuw) [naam bedrijf] .
Uit betalingsmutaties van [naam bedrijf] is ten aanzien van de partij 497 PS3 160gb het volgende gebleken. Op 3 februari 2011 is van de rekening van [naam bedrijf] een bedrag van € 119.777,-- overgemaakt naar [naam bedrijf] ; verkoopprijs per stuk: € 241,--. Uit bankafschriften van [naam bedrijf] is gebleken dat [naam bedrijf] op 3 februari 2011 een bedrag van € 124.348,16 van [naam bedrijf] heeft ontvangen met als omschrijving ‘(..) 497 Ps3 160gb’; prijs per stuk € 210,25.
Daarmee is doorverkocht met een aanzienlijke verliesmarge en was sprake van een onzakelijke prijsval van ongeveer 12,75% van de inkoopprijs. [naam bedrijf] heeft blijkens een factuur van 26 januari 2011 aan [naam bedrijf] de partij aan [naam bedrijf] verkocht voor € 125.087,45 (incl.
€ 19.971,95 btw) ofwel € 211,50 per stuk. In de administratie van [naam bedrijf] is een verkoopfactuur aangetroffen, gedateerd 26 januari 2011 en gericht aan [naam bedrijf] , waarop staat dat de goederen voor € 126.861,74 (incl. € 20.255,24 btw) zijn verkocht, dat wil zeggen: € 214,50 per stuk. In de administratie van [naam bedrijf] werd een factuur aangetroffen van 13 januari 2011, gericht aan [naam bedrijf] , waarop staat dat een partij van 497 PS3 160gb wordt verkocht voor in totaal € 131.888,89 (incl. € 21.057,89 btw) ofwel € 223,-- per stuk.
De FIOD heeft op grond van de hiervoor weergegeven goederen- en facturenstroom geconstateerd dat de partij 497 PS3 niet voor de consumentenmarkt was bestemd, dat de goederen bewust werden rondgestuurd en dat tussengeschoven ondernemingen geen economisch toegevoegde waarde hadden, zodat kennelijk sprake was van schijnhandel.
Ten aanzien van de aangifte omzetbelasting van [naam bedrijf] van januari 2011
Op basis van het VIES-systeem is vastgesteld dat [naam bedrijf] in het eerste kwartaal van 2011 voor een bedrag van in totaal € 553.345,-- intracommunautair heeft verworven.
De volgende bedrijven hebben in dat eerste kwartaal vermeld geleverd te hebben aan [naam bedrijf] :
[naam bedrijf] , Duitsland voor een bedrag van : € 312.750,--
[naam bedrijf] , Engeland voor een bedrag van: € 240.595,--
Uit informatie uit Zweden komt verder naar voren dat de intracommunautaire verwervingen voor een bedrag van € 310.502,-- hoger liggen.
[naam bedrijf] heeft over de maand januari 2011 geen aangifte omzetbelasting gedaan bij de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft op 20 januari 2011 een bericht aan [naam bedrijf] verzonden voor het doen van aangifte; in het bericht stond echter geen uiterste termijn vermeld. De uiterste inleverdatum voor de belastingaangifte van [naam bedrijf] over januari 2011 was 28 februari 2011.
De gebruikersnaam en het wachtwoord voor het account van [naam bedrijf] bij de Belastingdienst zaten in één van de drie ordners die [naam persoon] in de zomer van 2011 van verdachte kreeg; [naam persoon] zag na inloggen dat [naam bedrijf] haar fiscale verplichtingen niet was nagekomen. Noch verdachte noch [naam persoon] heeft bij de Belastingdienst navraag gedaan in verband met de fiscale verplichtingen.
Ten aanzien van de administratieverplichtingen van [naam bedrijf]
[getuige] en [naam persoon] hebben verklaard geen enkele controle van de administratie te hebben verricht en hebben allebei verwezen naar verdachte. Verdachte zei dat hij alles wel zou regelen, aldus [getuige] . In de ordners met verouderde administratie, die [naam persoon] had ontvangen, zaten geen bankgegevens. [naam persoon] heeft verklaard dat hij [naam bedrijf] op naam kreeg als hij het administratieve werk zou doen wat gedaan moest worden, zoals het doen van achterstallige aangiften, en het opstellen van de boekhouding over eerdere jaren, op basis van de inhoud van de ordners. [naam persoon] ging er vanuit dat het dan ging om de jaren 2009 en 2010. De ontbrekende stukken zouden hem nog verstrekt worden. De bankafschriften van [naam bedrijf] over de jaren 2010 en 2011 ontbraken.
Ten aanzien van de administratieverplichtingen heeft [naam persoon] verklaard dat hij alleen bij de Kamer van Koophandel de jaarstukken bekeek en dat hem toen was gebleken dat sprake was van een balans over het jaar 2008. [naam persoon] heeft ten aanzien van twee facturen van [naam bedrijf] , gericht aan [naam bedrijf] (Invoice nr. [nummer] , gedateerd 25-01-2011 en [nummer] gedateerd 31 januari 2011 ), verklaard dat hij die niet kent. De onderneming [naam bedrijf] kende hij niet. Hij vertrouwde volledig op de uitlatingen van [verdachte 3] en [getuige] , dat met de vennootschap in 2011 niets was gebeurd. Tegen de curator heeft [naam persoon] verklaard dat er geen administratie van [naam bedrijf] is en was.
[naam persoon] , controlerend ambtenaar van de Belastingdienst, heeft in februari 2011 bezoeken afgelegd, ter controle ten aanzien van [naam bedrijf] en (facturen in) de administratie van de vennootschap.
Het adres van [naam bedrijf] aan de [adres] te [naam plaats] , het adres op de facturen, was niet (meer) in gebruik bij [naam bedrijf] . Via de eigenaar van het pand vernam [naam persoon] dat het pand in 2010 was verhuurd aan de heer [verdachte 3] , van [naam bedrijf] , maar dat die was vertrokken. De voormalig aandeelhouders van [naam bedrijf] , [naam persoon] en [getuige] , verklaarden tegenover [naam persoon] geen administratie te hebben van [naam bedrijf] over 2011. De facturen van [naam bedrijf] aan [naam bedrijf] kwamen hen volledig onbekend voor. [getuige] verklaarde geen enkele handeling voor [naam bedrijf] te hebben verricht, geen administratie te hebben gevoerd en ook niets te weten van de bankrekening en/of facturen van [naam bedrijf] .
7.4.3. [naam bedrijf] / [naam bedrijf]
[naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) is opgericht op 23 september 1997. De BV was gevestigd aan de [adres] te [naam plaats] , zijnde het adres, waar, zoals hiervoor omschreven, zowel verdachte als [naam persoon] ingeschreven stonden. De statutaire vestigingsplaats was [naam plaats] . De activiteiten van [naam bedrijf] hebben bestaan uit: het ontwikkelen van vastgoed, handel in keukenapparatuur en witgoed, alsmede alle voorkomende elektronica. De handelsnaam van [naam bedrijf] was ‘ [naam bedrijf] ’.
Op 22 juni 2011 is [naam bedrijf] failliet verklaard. De curator was mr. [naam persoon] . Enig bestuurder en enig aandeelhouder van [naam bedrijf] was tot 31 december 2010, [naam persoon] , alleen/zelfstandig bevoegd. Sinds 31 december 2010 is [naam bedrijf] enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf] . Op dezelfde dag, 31 december 2010, is de Stichting [naam bedrijf] - opgericht op 30 maart 2010 door [naam persoon] , gevestigd te [naam plaats] - enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf] geworden.
Bestuurders van de Stichting [naam bedrijf] waren achtereenvolgens:
[naam persoon] , van 25 maart 2010 tot 22 februari 2011;
[verdachte 3] , van 22 februari 2011 tot 10 maart 2011;
[naam persoon] , van 10 maart 2011 tot 6 juni 2011;
[naam persoon] , van 6 juni 2011 tot 22 juni 2011 (datum faillissement).
[naam persoon] heeft tijdens een gesprek met de heer [naam persoon] van de Belastingdienst – in reactie op een verzoek om administratie van BV’s aan te leveren - aan [naam persoon] een aantal overeenkomsten overhandigd. Eén van de overeenkomsten betrof een overeenkomst gedateerd 27 februari 2011, volgens de tekst opgemaakt tussen [naam persoon] en [verdachte 3] . Volgens de overeenkomst neemt [naam persoon] de Stichting [naam bedrijf] met de aandelen van [naam bedrijf] en [naam bedrijf] over van [verdachte 3] voor een bedrag van € 2.000,-- en werd de hele boekhouding met ook de bankpassen overhandigd aan [naam persoon] .
Daarnaast heeft [naam persoon] aan [naam persoon] een overeenkomst overhandigd gedateerd 6 juni 2011 volgens welke overeenkomst [naam persoon] de Stichting [naam bedrijf] overneemt van [naam persoon] , eveneens voor een bedrag van € 2.000,-- met de aandelen van [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en de bijbehorende bankpassen.
[naam persoon] heeft verklaard dat de handtekening op de overeenkomst van 27 februari 2011 niet zijn eigen handtekening is, aangezien hij, [naam persoon] , altijd ondertekent met [naam persoon] , en dat hij de in de overeenkomst genoemde administratie, de hele boekhouding, alsmede bankpassen, van de Stichting [naam bedrijf] , alsmede [naam bedrijf] en [naam bedrijf] nooit van verdachte heeft gekregen.
[naam persoon] heeft ten aanzien van de overeenkomst van 6 juni 2011 verklaard dat dat een overeenkomst is die hij zelf heeft opgemaakt en dat zijn eigen handtekening eronder staat.
[naam persoon] heeft over de overeenkomst verklaard – kort weergegeven – dat [naam persoon] de overeenkomst niet in zijn aanwezigheid heeft ondertekend, dat hij [naam persoon] helemaal niet kende en dat [verdachte 3] tussenpersoon is geweest tussen [naam persoon] en [naam persoon] . [verdachte 3] had de door [naam persoon] ondertekende overeenkomst meegenomen en [naam persoon] kreeg deze later weer, ondertekend, terug.
[naam persoon] heeft verklaard dat hem tijdens zijn aanstelling als bestuurder van [naam bedrijf] en Stichting [naam bedrijf] nooit is verteld dat iets met de BV werd gedaan. [verdachte 3] , die voor hem de bestuurder was, had hem daarover ook niets verteld. [naam persoon] is samen met [verdachte 3] naar de Kamer van Koophandel gegaan, toen hij via Stichting [naam bedrijf] bestuurder werd van [naam bedrijf] .
Handels- en facturenstromen [naam bedrijf]
Uit het systeem ‘VIES’ bleek dat [naam bedrijf] in het jaar 2011, over de eerste drie kwartalen, voor een bedrag van in totaal € 3.398.914,-- aan intracommunautaire leveringen had verworven. Genoemd bedrag was als volgt opgebouwd:
Naam |
land |
1e kw 2011 |
2e kw 2011 |
3e kw 2011 |
Totaal |
[naam bedrijf] |
Cyprus |
€ 108.170,-- |
€ 108.170,-- |
||
[naam bedrijf] |
Duitsl |
€ 825,-- |
€ 825,-- |
||
[naam bedrijf] |
Ierland |
€ 806,-- |
20,-- |
(neg.) € 516,-- |
€ 310,-- |
[naam bedrijf] |
Ierland |
€ 234.536,-- |
€ 1.064.854,-- |
€ 1.299.390,-- |
|
[naam bedrijf] |
Italië |
€ 0,-- |
€ 578.500,-- |
€ 578.500,-- |
|
[naam bedrijf] |
Zweden |
€ 559.006,-- |
€ 55.354,-- |
€ 614.360,-- |
|
[naam bedrijf] |
Zweden |
€ 173.604,-- |
€ 541.315,-- |
€ 714.919,-- |
|
[naam bedrijf] |
Slovenië |
- |
€ 82.440,-- |
€ 82.440,-- |
Totaal: € 967.952,-- € 2.430.653,-- € 309,-- € 3.398.914,--
Ten aanzien van [naam bedrijf] zijn diverse ‘artikel 5 Scac-verzoeken’ gedaan: verzoeken om wederzijdse bijstand aan de autoriteiten van het land waaruit verhandelde goederen afkomstig zijn.
Cyprus heeft documenten verstrekt waaruit bleek dat het bedrijf [naam bedrijf] aan [naam bedrijf] heeft gefactureerd. Op 18 mei 2011 werden tweehonderd Apple iPhones gefactureerd voor totaal een bedrag van € 108.200, --. De goederen werden blijkens de factuur overgebracht naar [naam bedrijf] . [naam bedrijf] heeft volgens een factuur gedateerd 19 mei 2011 ingekocht bij [naam bedrijf] in Engeland; [naam bedrijf] leverde rechtstreeks aan [naam bedrijf] in Nederland. [naam bedrijf] heeft op 2 mei 2011 drie betalingen overgemaakt aan [naam bedrijf] , zijnde een bedrag van in totaal € 105.200,--.
Op 23 mei 2011 heeft [naam bedrijf] een betaling van € 108.170,-- ontvangen met als omschrijving ‘ [naam bedrijf] ’ van een bankrekening van [naam bank] met rekeningnummer [rekeningnummer] . Blijkens een ontvangstbewijs heeft [naam bedrijf] de goederen afgegeven aan [naam bedrijf] te [naam plaats] . Gezien uit Cyprus verkregen gegevens zijn de iPhones via een opslagplaats in Nederland bij [naam bedrijf] door [naam bedrijf] doorgeleverd aan [naam bedrijf] .
Ierland heeft een aantal facturen verstrekt uit de administratie van [naam bedrijf] , gericht aan [naam bedrijf] , betreffende de maanden maart, april en mei 2011, betreffende leveringen van spelcomputers, Sony Playstations 3. Uit een overzicht van die facturen blijkt dat in de maanden maart – april 2011 sprake is geweest van facturering aan [naam bedrijf] in verband met tien partijen Sony Playstations, voor een bedrag van in totaal € 811.942,--.
Op basis van uit Italië verkregen informatie is gebleken dat [naam bedrijf] aan [naam bedrijf] drie facturen heeft verzonden, gedateerd 13 mei 2011 (factuurnummers [nummer] , [nummer] , en [nummer] ), betreffende partijen Playstations 3 en Nintendo 3DS. De facturen betroffen bedragen van respectievelijk € 230.000,--, € 98.500,-- en € 250.000,--. Volgens de stukken hadden de contacten inzake de handel zich afgespeeld tussen [naam persoon] van [naam bedrijf] en [verdachte 3] , directeur. Daarbij was een kopie van het paspoort van [verdachte 3] verstrekt. Plaats van bestemming van de goederen was [naam bedrijf] .
De Belastingdienst heeft tijdens een controle bij het bedrijf [naam bedrijf] een zestal facturen aangetroffen van [naam bedrijf] gericht aan [naam bedrijf] , gedateerd 5 mei 2011, 10 mei 2011, 11 mei 2011, 12 mei 2011, nog eens 12 mei 2011 en 16 mei 2011, betreffende leveringen van spelcomputers, Nintendo DS en Sony PS3. In totaal werd hiermee een bedrag van
€ 809.496.31 gefactureerd. Het bedrag moest worden voldaan op bankrekening [rekeningnummer] ten name van [naam bedrijf] . In totaal heeft [naam bedrijf] een bedrag van € 129.247,31 aan omzetbelasting in rekening gebracht.
Ten aanzien van de aangiften omzetbelasting van [naam bedrijf]
Volgens een ambtsedige verklaring van de Belastingdienst werd [naam bedrijf] voor de maanden januari 2011 tot en met mei 2011 uitgenodigd tot het doen van aangifte omzetbelasting. Over genoemde periode zijn door [naam bedrijf] geen aangiften omzetbelasting ingediend.
Ten aanzien van de administratieverplichtingen van [naam bedrijf]
Tijdens het onderzoek is van [naam bedrijf] geen administratie aangetroffen.
De heer [naam persoon] voornoemd heeft verklaard dat hij, nadat hij eerst in 2011 tot en met de zomer 2012 meermalen vergeefs contact had gezocht met [naam persoon] , telkens van [naam persoon] een smoes kreeg als hij om informatie vroeg over onder meer [naam bedrijf] . [naam persoon] zei dat hij de informatie niet had, de computer of printer niet werkte, of dat hij geen administratie had ontvangen. [naam persoon] heeft [naam persoon] in de periode van eind 2011 tot en met de zomer 2012 vier tot vijf maal gesproken. [naam persoon] heeft niet voldaan aan het verzoek van de Belastingdienst om de gevraagde bescheiden en/of (digitale) informatie te verstrekken.
[naam persoon] heeft ten aanzien van de administratieverplichtingen en de rol van verdachte verklaard dat hij nooit in het bezit is geweest van de boekhouding, alsmede de bankpassen, van de Stichting [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] . [verdachte 3] was feitelijk in bezit van de betreffende administraties en heeft in werkelijkheid - anders dan vermeld in de overeenkomsten - aan [naam persoon] geen administratie verstrekt. [naam persoon] heeft voorts verklaard geen administratie te hebben verstrekt aan [naam persoon] . Hij ging ervan uit dat verdachte er wel voor zou zorgen dat de administratie terecht zou komen bij [naam persoon] .
[naam persoon] heeft tijdens een gesprek met de heer [naam persoon] van de Belastingdienst - in reactie op een verzoek om administratie aan te leveren - aan [naam persoon] voornoemde overeenkomsten overhandigd.
Uit de verklaring van [naam persoon] , ondersteund door het gegeven dat er geen administratie is aangetroffen, blijkt dat deze overeenkomsten in strijd met de waarheid zijn en dus dat [naam persoon] onjuiste informatie aan de Belastingdienst heeft verstrekt.
Op 28 maart 2013 deed mr. [naam persoon] , curator, aangifte van bedrieglijke bankbreuk tegen de bestuurder dan wel de voormalige bestuurders van [naam bedrijf] . Uit de aangifte blijkt dat aan de curator geen administratie is overgedragen en dat de bestuurders en/of aandeelhouders van [naam bedrijf] de administratie ‘hebben laten verdwijnen’.
7.4.4. [naam bedrijf]
[naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) is op 5 augustus 2004 opgericht. Vanaf 20 oktober 2011 tot 23 april 2012 luidden de handelsnamen zowel ‘ [naam bedrijf] ’ als ‘ [naam bedrijf] ’. Met ingang van 1 september 2011 bestonden de activiteiten uit: winkel- en postorderbedrijf in computers.
Sinds 20 oktober 2011 is de [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf] .
Bezoekadressen van [naam bedrijf] zijn geweest: [adres] te [naam plaats] en [adres] te [naam plaats] . De activiteiten van [naam bedrijf] werden gestaakt met ingang van 23 april 2012.
Bestuurders van [naam bedrijf] waren achtereenvolgens:
- [naam persoon] , vanaf 20 oktober 2011 tot 15 februari 2012;
- [getuige] , vanaf 15 februari 2012 tot 28 maart 2012;
- [getuige] , vanaf 28 maart 2012 tot 1 april 2012;
- [naam persoon] , vanaf 1 april 2012 tot en met 1 april 2012.
Vanaf 1 april 2012 staat geen bestuurder van [naam bedrijf] meer geregistreerd. Het bezoekadres van [naam bedrijf] is [adres] te [naam plaats] en het e-mailadres zou zijn: [mailadres] (gelijk aan het e-mailadres van Stichting [naam bedrijf] / [naam bedrijf] ).
[getuige] heeft van 1 februari 2012 tot en met 27 april 2012 ingeschreven gestaan op het woonadres [adres] te [naam plaats] , volgens de GBA-gegevens tevens het woonadres van verdachte en [naam persoon] van 23 december 2011 tot 8/10 mei 2012. Hetzelfde adres is ook gebruikt als adres voor [naam bedrijf] .
[getuige] heeft over [naam bedrijf] verklaard - verkort weergegeven - dat hij schulden had en geen eenmanszaak kon starten en dat hij daarom bestuurder werd van [naam bedrijf] . [verdachte 3] vertelde hem in mei-juni 2011 dat hij ook via een stichting bestuurder kon worden en [verdachte 3] kwam toen met [naam bedrijf] . [verdachte 3] zou de financiering regelen; er zou geen sprake zijn van schulden. [getuige] is toen naar de Kamer van Koophandel gegaan.
Ten aanzien van de bankrekening heeft [getuige] verklaard dat [naam bedrijf] een bankrekening had en dat hij regelde dat hij daarvoor werd gemachtigd. Na anderhalve maand heeft [getuige] zich weer laten uitschrijven. [verdachte 3] wist wel iemand die het wel wilde overnemen; de heer [getuige] . [getuige] heeft samen met [getuige] bij de Kamer van Koophandel de overschrijving geregeld. [getuige] was in de veronderstelling dat geen sprake was van activiteiten met [naam bedrijf] .
[getuige] heeft ten aanzien van een factuur van ‘ [naam bedrijf] ’ aan [naam bedrijf] verklaard dat hij ‘ [naam bedrijf] ’ en de factuur niet kende, ondanks het feit dat hij op de datum van de factuur (6 maart 2012) nog bestuurder was. Ten aanzien van de administratie van [naam bedrijf] heeft [getuige] verklaard dat hij van [verdachte 3] nooit enige administratie heeft gekregen.
[getuige] heeft over [naam bedrijf] verklaard – kort weergegeven – dat hij zich op verzoek van [verdachte 3] en onder toezegging van betalingen als bestuurder heeft laten inschrijven bij diverse stichtingen, waaronder bij [naam bedrijf] , met daaronder het bedrijf [naam bedrijf] . [verdachte 3] zou [getuige] € 300,-- geven bij het op naam zetten van een stichting en € 250,-- voor elke BV onder een stichting. [getuige] ging daarvoor samen met [verdachte 3] en/of [getuige] naar de Kamer van Koophandel. [verdachte 3] had [getuige] verteld dat er niets gebeurde met [naam bedrijf] . Voor zijn inschrijving als bestuurder van [naam bedrijf] kreeg [getuige] € 550,-- van [verdachte 3] . Hij gaf aan [verdachte 3] zijn inschrijving en een kopie van zijn paspoort. [getuige] heeft zich niet beziggehouden met de handel van [naam bedrijf] . Hij was niet gemachtigd voor de bankrekening van [naam bedrijf] ; dat was [verdachte 3] .
[getuige] was onbekend met de naam [naam bedrijf] en een hem voorgehouden factuur van [naam bedrijf] gericht aan [naam bedrijf] van 29 maart 2012, betrekking hebbende op een levering van 501 Sony Playstations à € 188,50 per stuk, was hem eveneens onbekend. [getuige] heeft verklaard de namen/bedrijven [naam bedrijf] , [naam bedrijf] uit Bulgarije en [naam bedrijf] niet te kennen. Ten aanzien van de administratie en belastingaangiftes van [naam bedrijf] heeft [getuige] verklaard – zakelijk weergegeven – dat [verdachte 3] en/of medeverdachte [naam persoon] zich daarmee bezig hield. [getuige] verrichtte ook geen werkzaamheden voor [naam bedrijf] , aldus [getuige] .
Handels- en facturenstromen [naam bedrijf]
Volgens het VIES-systeem heeft [naam bedrijf] in het eerste kwartaal van 2012 voor een bedrag van
€ 1.753.066,-- aan goederen intracommunautair verworven. In die periode is door de volgende buitenlandse bedrijven aangegeven dat zij hebben geleverd aan [naam bedrijf] : [naam bedrijf] (Bulgarije), [naam bedrijf] (Engeland) en [naam bedrijf] (Ierland).
Aan Bulgarije is een ‘artikel 5 Scac-verzoek’ gedaan, inzake de vennootschap [naam bedrijf] . Op basis van de uit Bulgarije verkregen informatie is gebleken dat [naam bedrijf] - in Bulgarije bekend onder [naam bedrijf] .- in het eerste kwartaal van 2012 een vijftal facturen heeft verzonden aan [naam bedrijf] . In het eerste kwartaal 2012 heeft [naam bedrijf] 3.100 Sony Playstations 3 (PS3-320GB EU Specs) en 340 Apple I-phones 4S (16GB EU Specs) gefactureerd voor een bedrag van € 863.100,--. De goederen werden in Nederland in eerste instantie geleverd aan de logistiek dienstverlener [naam bedrijf] . [naam bedrijf] ontving op
8 maart 2012 een betaling van [naam bedrijf] ten bedrage van € 132.000,--. Op 14 en 20 maart 2012 heeft [naam bedrijf] betalingen ontvangen van € 10.000,-- respectievelijk € 173.600,--, afkomstig van [naam bedrijf] .
Medeverdachte [naam persoon] was gemachtigd tot de bankrekening van [naam bedrijf] .
Uit de bankafschriften van die bankrekening bleek dat de in het buitenland verworven goederen werden doorverkocht aan de eenmanszaak [naam bedrijf] . De Belastingdienst heeft op 2 mei 2012 een bezoek gebracht aan de eenmanszaak [naam bedrijf] . [naam persoon] heeft verwezen naar zijn Administratiekantoor [naam kantoor] . Mevrouw [naam persoon] van Administratiekantoor [naam kantoor] heeft verklaard dat de facturen van [naam bedrijf] aan het kantoor werden afgegeven door [verdachte 3] .
Het administratiekantoor heeft 28 verkoopfacturen op naam van [naam bedrijf] gericht aan [naam bedrijf] verstrekt aan de Belastingdienst , die zien op verkopen tussen 6 maart 2012 en 29 maart 2012. Het totaal van de 28 facturen inclusief omzetbelasting is
€ 4.288.926,--. Er werd € 684.786,-- omzetbelasting in rekening gebracht.
Onderzoek naar de bankafschriften heeft niet een volledig beeld gegeven van de omzet van [naam bedrijf] . Betalingen waren voor een deel op een [naam bank] -rekeningnummer ( [rekeningnummer] ) binnengekomen. Uit de verkoopfacturen van [naam bedrijf] bleek echter dat ook gebruik is gemaakt van rekeningnummer [rekeningnummer] van betalingsplatform [naam bedrijf] , bij de [naam bank] , te Polen.
Ten aanzien van de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2012 van [naam bedrijf]
[naam bedrijf] werd uitgenodigd tot het doen van aangifte over het eerste kwartaal van 2012. Over het eerste kwartaal 2012 werd geen aangifte omzetbelasting ingediend.
Op 11, 14 en 26 oktober 2011 zijn vanaf het IP-adres [IP adres] inlogpogingen gedaan bij de Belastingdienst, op naam van [naam bedrijf] ( [nummer] ). Dit IP-adres stond in de periode 11 oktober 2011 tot en met 18 november 2011 op naam van het bedrijf [naam bedrijf] , de eenmanszaak van [verdachte 3] .
Ten aanzien van de administratieverplichtingen van [naam bedrijf]
De heer [naam persoon] , voornoemd, heeft verklaard dat op de bezoekadressen [adres] te [naam plaats] en [adres] te [naam plaats] geen bedrijfsactiviteiten werden waargenomen en/of administratie is aangetroffen. Op een in mei 2012 verzonden schriftelijke uitnodiging aan [naam bedrijf] , gericht aan [naam persoon] , ontving [naam persoon] geen reactie. [getuige] kon niet worden getraceerd. Op de uit de GBA bekende woonadressen was [getuige] niet woonachtig. De Belastingdienst heeft een aantal malen een uitnodiging achtergelaten, echter er werd geen contact opgenomen. [getuige] heeft tegenover de FIOD verklaard dat er, volgens hem, geen administratie was. Uiteindelijk is geen administratie verkregen.
7.4.5. [naam bedrijf]
[naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) is opgericht op 20 maart 2008. Als activiteiten staan geregistreerd: exploitatie van een expertisebureau op het terrein van interieurtextiel en de handel in elektronica. Het bezoekadres van [naam bedrijf] was vanaf 6 juli 2011: [adres] te [naam plaats] . Vanaf 6 juli 2011 was enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf] de Stichting Administratiekantoor [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ).
Bestuurders van de op 6 juli 2011 opgerichte [naam bedrijf] , die ook als bezoekadres [adres] te [naam plaats] had, waren achtereenvolgens:
- [naam persoon] , van 6 juli 2011 tot 1 september 2011;
- [verdachte 3] , van 1 september 2011 tot 22 september 2011;
- [naam persoon] , van 22 september 2011 tot 16 februari 2012;
- [naam persoon] en [getuige] , van 16 februari 2012 tot 1 juni 2012.
[getuige] stond vanaf 1 februari 2012 tot en met 27 april 2012 ingeschreven op het woonadres [adres] te [naam plaats] . [adres] was volgens het GBA vanaf 23 december 2011 tot 8/10 mei 2012 tevens het woonadres van [naam persoon] en verdachte. [naam persoon] , voornoemd, heeft begin 2012 [adres] te [naam plaats] bezocht; het betrof een leegstaand winkelpand, waarvan ook de bovenruimte onbewoond was. De verhuurder [naam persoon] vertelde aan [naam persoon] dat [verdachte 3] ooit één aanbetaling had gedaan in februari 2012, om de ruimte boven te kunnen huren. [verdachte 3] had die ruimte daarna nooit gehuurd of in gebruik genomen; het adres was nooit het adres van [naam persoon] of [verdachte 3] geweest.
Medeverdachte [naam persoon] heeft ten aanzien van [naam bedrijf] verklaard dat [verdachte 3] haar rond juli 2011 gevraagd had of zij het bedrijf tijdelijk op haar naam wilde zetten. In het bedrijf zat een schuld, maar dat zou [verdachte 3] gaan afhandelen. [naam persoon] wist niets over de activiteiten van het bedrijf en zij wist niet welke handelsnamen werden gebruikt. Over de bankrekening van de vennootschap heeft [naam persoon] verklaard dat de BV een bankrekening had bij de [naam bank] Bank. [naam persoon] kreeg daarvan het wachtwoord en de inlogcode en op verzoek van [verdachte 3] heeft zij gekeken of die nog werkten; dat was het geval. [verdachte 3] had de bankpas.
[naam persoon] heeft verklaard dat hij op verzoek van [verdachte 3] bestuurder werd. [naam persoon] had met [verdachte 3] afgesproken dat hij iedere maand een bedrag van € 150,-- per bedrijf of stichting zou ontvangen, voor werkzaamheden die hij zou gaan verrichten. Het bleek vooral om loze beloften te gaan. Over de gehele periode heeft [naam persoon] een bedrag van € 400,-- tot € 600,-- ontvangen.
[verdachte 3] heeft aan [naam persoon] niet verteld waarom hij van [naam bedrijf] af wilde. [verdachte 3] zei dat er geen activiteiten werden ontplooid en dat er nog een schuld openstond van ongeveer
€ 10.000,--. [naam persoon] heeft bij de Kamer van Koophandel de gedeponeerde jaarrekeningen opgevraagd. De laatste jaarrekening was van 2009 en [naam persoon] concludeerde dat het ging om een lege onderneming ofwel een ‘plank BV’. [naam persoon] hield daarom ook geen administratie bij. Bij de overdracht vertelde [verdachte 3] hem dat er administratie zou zijn, maar die heeft [naam persoon] nooit ontvangen.
[naam persoon] heeft verklaard niet betrokken te zijn geweest bij activiteiten op naam van de BV, en nooit ‘één vinger naar deze onderneming te hebben uitgestoken’. [naam persoon] heeft niet beschikt over de bankgegevens van [naam bedrijf] of gegevens om in te loggen op de site van de Belastingdienst. Hij heeft ook aan niemand toestemming gegeven om activiteiten te verrichten op naam van de vennootschap en hij heeft van [verdachte 3] nooit facturen ontvangen.
[getuige] heeft verklaard dat hij aan [naam bedrijf] kwam via [verdachte 3] . [verdachte 3] vertelde tegen [getuige] dat geen sprake was van schulden en hij zou de financiering voor activiteiten gaan regelen.
[getuige] heeft verklaard dat hij hoopte via de bedrijven zijn ideeën te kunnen uitwerken en dat [verdachte 3] hem toezegde de financiering daarvoor te regelen. [getuige] verrichtte in werkelijkheid geen activiteiten en was er niet van op de hoogte dat met het bedrijf activiteiten werden ontplooid.
[getuige] heeft verklaard dat hij nooit de beschikking heeft gehad over bankpassen van de bedrijven. Hij was niet op de hoogte van betalingen van de rekening van [naam bedrijf] in relatie tot [naam bedrijf] en/of facturen gericht aan het bedrijf.
Handels- en facturenstromen [naam bedrijf]
Volgens het VIES-systeem heeft [naam bedrijf] in de periode van het vierde kwartaal 2011 tot en met eerste kwartaal 2012 voor een bedrag van in totaal € 5.286. 289,-- aan goederen intracommunautair verworven. In die periode is door diverse buitenlandse bedrijven aangegeven dat zij hebben geleverd aan [naam bedrijf] , waaronder [naam bedrijf] (Bulgarije).
Naar aanleiding van een ‘artikel 5 scac-verzoek’ aan Bulgarije hebben de Bulgaarse autoriteiten een aantal documenten verstrekt waaruit bleek dat [naam bedrijf] oftewel [naam bedrijf] op 6, 9, 18 en 24 januari 2012 een vijftal facturen had verzonden aan [naam bedrijf] , voor totaal € 625.900,--. Middels die facturen waren 2.600 CPU’s Intel 17 en 351 Sony Playstations 3 (PS3- 320GB EU Specs) verhandeld. De goederen werden afgeleverd bij [naam bedrijf] . [naam persoon] ontving hiervoor telkens betalingen van een [naam bedrijf] -bankrekening. Bij de betalingen stond telkens met de pen geschreven: ‘ [naam persoon] ’.
Op 11 juni 2012 hebben de autoriteiten van Malta bij het CPB een ‘artikel 5 Scac-verzoek’ ingediend wegens informatie dat [naam bedrijf] , een Maltese vennootschap, aan [naam bedrijf] goederen had geleverd. Bij het verzoek waren verkoopfacturen en betalingsbewijzen gevoegd waaruit bleek dat in januari 2012 voor een bedrag van € 348.058,-- aan [naam bedrijf] was geleverd en betaald. De betalingen van [naam bedrijf] bleken afkomstig te zijn van [naam bedrijf] . Uit de facturen van [naam bedrijf] en de transportdocumenten bleek dat de goederen telkens werden afgeleverd bij [naam bedrijf] .
Uit deze documenten blijkt dat de gegevens uit het VIES-systeem niet volledig zijn, aangezien in ieder geval nog sprake was van verwervingen vanuit Malta à € 348.058,- in het 1e kwartaal 2012. Dat zou over het 4e kwartaal 2011 en 1e kwartaal 2012 een totaal opleveren van € 5.634.347,- aan intracommunautaire verwervingen.
Ten aanzien van de aangifte omzetbelasting over januari 2012 van [naam bedrijf] [naam bedrijf] werd uitgenodigd tot het doen van aangifte omzetbelasting, maar heeft over januari 2012 geen aangifte omzetbelasting ingediend.
Ten aanzien van de administratieverplichtingen van [naam bedrijf]
[naam persoon] heeft verklaard dat zij hoorde dat [naam persoon] de boekhouding zou gaan doen van alle bedrijven waar verdachte mee te maken had. [naam persoon] heeft nooit administratie van [naam bedrijf] of [naam bedrijf] gezien. [naam persoon] zou de belastingaangiftes gaan doen, in opdracht van verdachte, aldus [naam persoon] .
[naam persoon] heeft verklaard dat hij geen administratie van [naam bedrijf] heeft bijgehouden omdat hij meende dat het een lege BV was. Bij de overdracht vertelde [verdachte 3] hem dat er administratie zou zijn, maar die heeft [naam persoon] nooit ontvangen. [naam persoon] heeft verklaard ook nooit facturen te hebben ontvangen en niet te hebben beschikt over bankgegevens van de BV of gegevens om in te loggen bij de Belastingdienst.
Op 26 oktober 2011 heeft via het IP-adres [IP adres] een inlogpoging plaatsgevonden op het Belastingdienstnetwerk op naam van [naam bedrijf] . Genoemd IP adres stond in de periode 11 oktober 2011 tot en met 18 november 2011 op naam van [naam bedrijf] gevestigd aan de [adres] uit [naam plaats] , een eenmanszaak van [verdachte 3] .
[getuige] heeft verklaard dat de administratie, toen hij bestuurder werd, ongeveer twee jaar achter liep.
De Belastingdienst heeft naar aanleiding van de in het buitenland verworven goederen onderzoek gedaan naar de administratie van [naam bedrijf] . Het lukte echter niet om in contact te komen met vertegenwoordigers van de onderneming. Van [naam bedrijf] kon geen administratie worden achterhaald.
7.4.6. [naam bedrijf]
[naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) is opgericht op 6 januari 2009. [naam bedrijf] handelde ook onder de namen [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] . Enig bestuurder en aandeelhouder van [naam bedrijf] tot 5 februari 2009 was [naam persoon] . Met ingang van 20 september 2011 bestaan de activiteiten uit beheeractiviteiten, im- en export van woon- en decoratieproducten. Het bezoekadres van [naam bedrijf] is [adres] te [naam plaats] . Op 5 februari 2009 droeg [naam persoon] de aandelen van [naam bedrijf] over aan Stichting [naam bedrijf] .
Bestuurders van de Stichting [naam bedrijf] , die als bezoekadres [adres] te [naam plaats] had, waren achtereenvolgens:
- [naam persoon] , vanaf 29 november 2011 tot 15 februari 2012;
- [getuige] , vanaf 15 februari 2012 tot 28 maart 2012;
- [getuige] , vanaf 28 maart 2012.
Op 28 maart 2012 werd het faillissement van [naam bedrijf] uitgesproken.
Tijdens het onderzoek zijn in een woning dan wel opslagplaats van [naam persoon] in Duitsland aan de [adres] (‘pand 1’) digitale gegevens aangetroffen waaronder een overnameovereenkomst gedateerd 15 februari 2012, opgemaakt tussen [naam persoon] en [getuige] , waarbij [getuige] de Stichting [naam bedrijf] overneemt met de aandelen [naam bedrijf] . Volgens de overeenkomst heeft [getuige] de hele boekhouding alsook de bankpassen in ontvangst genomen.
[naam persoon] heeft over [naam bedrijf] verklaard dat dit bedrijf indirect in handen van [verdachte 3] was. Sinds eind 2011 heeft [naam persoon] op verzoek van [verdachte 3] administratieve werkzaamheden verricht voor [naam bedrijf] zoals het boeken van in- en verkopen.
[naam persoon] werd op 29 november 2011 middellijk bestuurder van [naam bedrijf] via de Stichting [naam bedrijf] , omdat de eerdere bestuurder ermee moest stoppen. Het was [verdachte 3] die zei dat hij zich als bestuurder moest laten aanstellen; [verdachte 3] had de touwtjes in handen en besliste. [getuige] zou dat later overnemen van [naam persoon] .
[naam persoon] zag dat bij [naam bedrijf] veel contant gebeurde en dat er voorraden verdwenen, maar [verdachte 3] en [naam persoon] zeiden dat er niets fout ging.
[naam persoon] heeft de administratie en de bankrekening van [naam bedrijf] overgedragen aan [getuige] , zo heeft hij verklaard en hij heeft voornoemde overnameovereenkomst zelf ondertekend. Strikt genomen was het [verdachte 3] die bij [naam bedrijf] de leiding had, aldus [naam persoon] , daar was geen twijfel over mogelijk.
[getuige] heeft verklaard dat [verdachte 3] hem als opvolger had gevraagd, dat hij had verteld dat er geen schulden waren en dat hij financiering zou regelen, maar dat gebeurde niet. In de tijd dat [getuige] bestuurder was gebeurde er niets. [getuige] heeft voor [naam bedrijf] geen werkzaamheden verricht. [getuige] heeft verklaard geen facturen te hebben gezien in relatie tot [naam bedrijf] en [naam bedrijf] .
Ten aanzien van de overnameovereenkomst heeft [getuige] verklaard dat hij die overeenkomst kent en heeft ondertekend op het kantoor van [verdachte 3] . Toen [getuige] [naam bedrijf] overnam van [naam persoon] droeg de laatste de boekhouding ‘juridisch’ aan hem over. De administratie bleef bij [naam persoon] op kantoor; hij zou de administratie verzorgen.
[getuige] heeft een bankpas gekregen van [naam persoon] .
[getuige] heeft verklaard dat hij ervan uitging dat [verdachte 3] de administratie van [naam bedrijf] regelde. [verdachte 3] deed alles. [getuige] ging ervan uit dat met [naam bedrijf] niets gebeurde, omdat verdachte hem dat vertelde.
Handels- en facturenstromen [naam bedrijf]
Uit het VIES-systeem bleek dat [naam bedrijf] in het eerste kwartaal van 2012 voor een bedrag van in totaal € 25.723,-- intracommunautair heeft verworven. Diverse buitenlandse bedrijven hebben aangegeven in het eerste kwartaal van 2012 aan [naam bedrijf] te hebben geleverd.
In de periode maart tot en met mei 2012 heeft [naam bedrijf] doorgeleverd aan buffers [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] .
Administratiekantoor [naam kantoor] voornoemd heeft aan de Belastingdienst in- en verkoopfacturen en de bankafschriften van [naam bedrijf] verstrekt. [naam persoon] , werkzaam bij het administratiekantoor, heeft verklaard dat [verdachte 3] de facturen heeft afgegeven bij het administratiekantoor. Bij de bescheiden zat een verkoopfactuur op naam van [naam bedrijf] - één van de handelsnamen van [naam bedrijf] - gericht aan [naam bedrijf] , van 26 maart 2012. Op de factuur stond dat [naam bedrijf] vijfhonderd Apple iPhone 4S white had geleverd voor de prijs van € 460,-- per stuk. Het nummer van de Kamer van Koophandel, het btw-nummer en de vestigingsplaats stemden overeen met de gegevens van [naam bedrijf] . Het totaalbedrag op de factuur bedroeg € 273.700,-- (€ 230.000,-- verhoogd met € 43.700,-- btw). De factuur is betaald op de Poolse bankrekening van [naam bedrijf] .
Ten aanzien van de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2012 van [naam bedrijf]
[naam bedrijf] werd in 2011 en 2012 uitgenodigd tot het doen van aangifte omzetbelasting.
In de periode 11 oktober 2011 tot en met 18 november 2011 hebben inlogpogingen plaatsgevonden op de site van de Belastingdienst op naam van [naam bedrijf] ( [nummer] ) via het IP-adres [IP adres] , te weten op 19, 26 en 31 oktober 2011 en op 14 en 18 november 2011. Het IP-adres stond in die periode op naam van [naam bedrijf] , de eenmanszaak van verdachte, tot de opheffing ervan op 16 april 2012.
Over het eerste kwartaal van 2012 is door [naam bedrijf] geen aangifte ingediend.
Ten aanzien van de administratieverplichtingen van [naam bedrijf]
Zoals eerder uiteengezet is [naam persoon] voornoemd in de periode eind 2011 tot en met de zomer van 2012 meerdere keren op bezoek geweest bij het administratiekantoor van [naam persoon] . [naam persoon] heeft om informatie gevraagd ter zake van [naam bedrijf] . [naam persoon] had telkens een ander verhaal waardoor geen informatie verstrekt kon worden.
De curator heeft, in het kader van het faillissement van [naam bedrijf] , meermalen vergeefs getracht om de administratie van [naam bedrijf] te bemachtigen. [getuige] en [getuige] hebben op de verzoeken van de curator niet gereageerd. De curator heeft zowel [naam persoon] als [getuige] gesommeerd tot afgifte van de volledige administratie van [naam bedrijf] , maar ook hieraan is geen gehoor gegeven.
7.4.7. [naam bedrijf]
[naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) is opgericht op 12 januari 2009 en hield zich volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel bezig met het verzorgen van interieurverzorging en vanaf 9 maart 2012 een groothandel in (consumenten)elektronica. Vanaf 15 juni 2011 tot 4 april 2012 was [getuige] aandeelhouder.
Bestuurders van [naam bedrijf] waren achtereenvolgens:
- [naam persoon] , tot 15 juni 2011;
- [getuige] , van 15 juni 2011 tot 5 maart 2012;
- Stichting [naam bedrijf] , van 5 maart 2012 tot 4 april 2012;
- [getuige] , van 4 april 2012 tot 3 september 2012;
- [getuige] , vanaf 3 september 2012.
[getuige] heeft ten aanzien van [naam bedrijf] verklaard - verkort weergegeven - dat hij het bedrijf sinds 15 juni 2011 op naam had en van plan was om er een handel mee te gaan opzetten. [getuige] kwam [verdachte 3] tegen en [verdachte 3] zei dat hij wel samen met [getuige] activiteiten wilde beginnen met [naam bedrijf] ; een groothandel in elektronica. [verdachte 3] heeft aan [getuige] voorgesteld dat hij op de loonlijst zou komen en dat de aandelen van [naam bedrijf] na drie maanden naar [verdachte 3] zouden overgaan. Voor de overname werd een bedrag van € 55.000,-- afgesproken. [getuige] sprak verder met [verdachte 3] af dat hij uit [naam bedrijf] een salaris zou ontvangen van € 2.460,-- per maand en dat bij de overdracht van de aandelen het totaal van het uitgekeerde salaris zou worden verrekend.
De aandelen van [naam bedrijf] werden op voorstel van verdachte op 4 april 2012 overgedragen aan Stichting [naam bedrijf] . [getuige] was al bestuurder van die stichting sinds 17 februari 2012.
Rond 1 april 2012 gaf [getuige] de bankpas van [naam bedrijf] , de code van de bankpas voor internetbankieren en een kopie van zijn rijbewijs aan [verdachte 3] .
Na de start van nieuwe activiteiten zou [getuige] de aandelen van [naam bedrijf] overnemen. Verdachte zou hem wekelijks op de hoogte brengen van de voortgang en hem de bankafschriften van [naam bedrijf] laten zien. Eind april vroeg [getuige] aan verdachte hoe het nu met [naam bedrijf] ging. Hij kreeg echter geen informatie en daarom is [getuige] eind mei zelf naar de bank gegaan. Op een uitdraai van de bankrekening zag [getuige] dat op naam van [naam bedrijf] behoorlijk veel transacties hadden plaatsgevonden. [getuige] sprak vervolgens [verdachte 3] hierop aan. [verdachte 3] liet hem daarop een aantal bankafschriften zien, op naam van [naam bedrijf] . [getuige] zag bij een vergelijking van die bankafschriften met de originele bankgegevens, dat met de afschriften die [verdachte 3] liet zien was geknoeid. [getuige] zag een ander lettertype en hij zag dat bepaalde transacties waren weggelaten. Transacties die in [naam plaats] waren gedaan en contante opnames, in [naam plaats] en [naam plaats] gedaan, stonden niet op de bankafschriften die [verdachte 3] liet zien. [verdachte 3] heeft toen tegen [getuige] verteld dat de valse afschriften afkomstig waren van een zekere [verdachte 2] , en dat hij, [verdachte 3] , de bankpas van [naam bedrijf] aan die [verdachte 2] had gegeven. [verdachte 3] zei dat het ging om [verdachte 2] die ook te maken had met de zaak [zaak naam] . [getuige] ging daarop, omstreeks 13 juni 2012, naar de bank, om de bankrekening van [naam bedrijf] te laten blokkeren.
[getuige] heeft verklaard zelf niet met [naam bedrijf] te hebben gehandeld en ook niet te weten in welke goederen werd gehandeld; [verdachte 3] zou daar meer over kunnen vertellen, aldus [getuige] . [getuige] heeft verklaard dat hij als directeur van [naam bedrijf] werd vervangen door [getuige] , met ingang van 1 april 2012. [verdachte 3] droeg [getuige] aan als de nieuwe directeur van [naam bedrijf] . [getuige] was een katvanger, aldus [getuige] . [getuige] heeft nooit administratie en/of in- of verkoopfacturen van [naam bedrijf] gezien.
[getuige] heeft verklaard dat het klopt dat hij vergoedingen op zijn privérekening ontving. Daarbij zat een bedrag van in totaal € 6.500,--, dat [getuige] op verzoek van [verdachte 3] via zijn rekening liet lopen. Die bedragen waren voor [verdachte 3] bestemd. [getuige] is daarvoor een keer of drie met [verdachte 3] naar de bank gegaan. [getuige] nam dan het geld op en [verdachte 3] wachtte in de auto. [getuige] gaf vervolgens het geld contant aan verdachte.
Na zijn verhoor heeft [getuige] aan de Belastingdienst stukken gestuurd. Bij die stukken zat onder meer een door [getuige] en [getuige] getekende overeenkomst, waarin staat dat [getuige] de volledige boekhouding van [naam bedrijf] , inclusief bankpas, inlogcodes van [naam bank] rekening [rekeningnummer] en een kopie van paspoort van [getuige] op 1 april 2012 in ontvangst heeft genomen.
Volgens een inschrijving in de Kamer van Koophandel is [getuige] vanaf 3 september 2012 bestuurder van [naam bedrijf] .
[getuige] heeft over [naam bedrijf] verklaard – verkort weergegeven – dat hij op verzoek van [verdachte 3] slechts op papier bestuurder werd van het bedrijf. [getuige] ging daarvoor met [getuige] naar de Kamer van Koophandel; het uittreksel van de Kamer van Koophandel gaf hij daarna aan [verdachte 3] . [getuige] wist niets van de activiteiten van het bedrijf.
[getuige] is nooit gemachtigd geweest voor de bankrekening van [naam bedrijf] . [verdachte 3] zou alles gaan regelen, rond de handel met [naam bedrijf] . [getuige] was er niet van op de hoogte dat [naam bedrijf] betrokken was (geweest) bij frauduleuze activiteiten. Facturen van [naam bedrijf] heeft [getuige] nooit gezien.
Handels- en facturenstromen [naam bedrijf]
Met het bedrijf [naam bedrijf] is in de periode april tot en met juni 2012 gehandeld binnen een keten van bedrijven waarmee btw-fraude is gepleegd. [naam bedrijf] heeft daarbij als buffer gefungeerd. Plofferbedrijven als [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] hebben aan [naam bedrijf] geleverd.
Aan de hand van bankafschriften van [naam bedrijf] ( [naam bank] [rekeningnummer] ) is een overzicht gemaakt van in- en verkopen in de periode 19 april 2012 tot en met 13 juni 2012. In genoemde periode is sprake geweest van inkoop voor in totaal € 3.993.84 5,-- en verkoop voor in totaal
€ 4.241.369,-- .
De FIOD heeft onderzoek gedaan naar goederenstromen rond een partij Sony Playstations 3 320GB, waar [naam bedrijf] als één van de (buffer-)bedrijven bij betrokken is geweest. Uit de bevindingen bleek dat dezelfde partij goederen meerdere malen werd betrokken in een carrousel.
Uit de administratie van [naam bedrijf] bleek dat [naam bedrijf] betrokken was bij het inkopen en doorvoeren van de partij, in zijn geheel of in delen.
Ten aanzien van één van de transacties is uitgewerkt dat [naam bedrijf] op 7 mei 2012 een bedrag van € 196.200,-- heeft betaald aan [naam bedrijf] . De 900 stuks PS3 320gb werden daarmee verkocht voor de prijs van € 218,-- per stuk. [naam bedrijf] maakte op 7 mei 2012 een bedrag van
€ 201.883,50 over aan [naam bedrijf] . Daarmee werden de 900 stuks PS3 320gb door [naam bedrijf] aan [naam bedrijf] verkocht voor € 188,50 per stuk; ca. 13,5 % onder de inkoopprijs.
In de administratie van [naam bedrijf] werd nog een verkoopfactuur aangetroffen, gedateerd 17 april 2012, van [naam bedrijf] gericht aan [naam bedrijf] . Blijkens de factuur werd de partij van 900 stuks PS3 320gb verkocht aan [naam bedrijf] voor € 204.025,50 (inclusief € 32.575,50 btw). Uit de verkoopfactuur van [naam bedrijf] bleek dat de PS3 320gb voor € 190,50 per stuk waren verkocht.
Uit een overzicht van in- en verkopen met betrekking tot de handel met [naam bedrijf] bleek als volgt:
in de periode 19 april 2012 tot 13 juni 2012 is voor € 4.241.369,74 verkocht aan [naam bedrijf] ;
in de periode 19 april 2012 tot 2 mei 2012 is voor € 793.964,98 gekocht van [naam bedrijf] ;
in de periode 11 mei 2012 tot 13 juni 2012 is voor € 2.148.137,18 gekocht van [naam bedrijf] ;
in de periode 25 april 2012 tot 11 mei 2012 is voor € 927.292,62 gekocht van [naam bedrijf] en
op 12 juni 2012 is voor € 124.450,20 gekocht van [naam bedrijf] .
Ten aanzien van de aangiften omzetbelasting van [naam bedrijf]
[naam bedrijf] heeft over het (…) tweede kwartaal van 2012 geen aangifte omzetbelasting ingediend.
Ten aanzien van de administratieverplichtingen van [naam bedrijf]
[getuige] heeft verklaard geen administratie en/of in- of verkoopfacturen van [naam bedrijf] te hebben gezien. [verdachte 3] zou de onderneming gaan overnemen en kwam later met [getuige] .
Ook [getuige] heeft verklaard dat hij niets wist van de administratie van [naam bedrijf] ; verdachte zou ‘alles regelen’ en hij zou zich verder nergens mee bemoeien.
Een inzichtelijke en deugdelijk gevoerde administratie van [naam bedrijf] is niet aangetroffen.
7.4.8. [naam bedrijf]
[naam bedrijf] is opgericht op 23 augustus 1999. Sinds 14 juni 2011 staan als activiteiten geregistreerd onder meer handel in elektronica, computers, alsmede onderdelen. Handelsnamen waren (met ingang van 31 mei 2011) Bouwbedrijf [naam bedrijf] , (met ingang van 14 juni 2011) tevens [naam bedrijf] en (met ingang van 1 november 2011) [naam bedrijf] .
Bestuurders waren achtereenvolgens:
Stichting [naam bedrijf] , van 31 mei 2011 tot 1 september 2011;
Stichting [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ), van 1 september 2011 tot 1 november 2011. Bestuurders van [naam bedrijf] waren [verdachte 3] (tot 11 augustus 2011, [naam persoon] (tot 15 februari 2012) en [getuige] (vanaf 15 februari 2012) ;
[naam persoon] , van 1 november 2011 tot 6 februari 2012;
[naam persoon] , vanaf 1 november 2011.
[naam bedrijf] is vanaf 9 januari 2012 gevestigd aan [adres] in [naam plaats] , het adres waar [verdachte 3] in de periode 23 december 2011 tot 8 mei 2012 en [naam persoon] van 23 december 2011 tot 10 mei 2012 stonden ingeschreven. [naam persoon] , voornoemd, heeft begin 2012 dit adres bezocht; het betrof een leegstaand winkelpand, waarvan ook de bovenruimte onbewoond was en volgens de verhuurder had [verdachte 3] ooit één aanbetaling gedaan in februari 2012, om de ruimte boven te kunnen huren. [verdachte 3] had die ruimte daarna nooit gehuurd of in gebruik genomen; het adres is nooit het adres van [naam persoon] of [verdachte 3] geweest.
Enig aandeelhouder van [naam bedrijf] was vanaf 31 mei 2011 Stichting [naam bedrijf] . Bestuurders van deze stichting waren achtereenvolgens :
[naam persoon] , van 10 maart 2011 tot 6 juni 2011;
[naam persoon] , vanaf 6 juni 2011.
[naam persoon] heeft aan [naam persoon] , als eerder weergegeven bij [naam bedrijf] , een tweetal overnameovereenkomsten verstrekt betreffende de overdracht van Stichting [naam bedrijf] van [verdachte 3] aan [naam persoon] op 27 februari 2011 en betreffende een overdracht van de Stichting [naam bedrijf] van [naam persoon] aan [naam persoon] , gedateerd 6 juni 2011. Ten tijde van de tweede overeenkomst waren in de Stichting [naam bedrijf] de aandelen ondergebracht van [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] .
Voor de verklaringen van [naam persoon] met betrekking tot deze overeenkomsten wordt verwezen naar hetgeen onder ‘ [naam bedrijf] ’ is beschreven.
[naam persoon] heeft over zijn betrokkenheid bij [naam bedrijf] – verkort weergegeven – als volgt verklaard. Het initiatief voor overname van de aandelen door [naam persoon] van [naam bedrijf] lag bij [verdachte 3] . [naam persoon] werd algemeen directeur, zelfstandig bevoegd en [naam persoon] was technisch directeur. [naam persoon] zou de administratie doen. Al voor de overname heeft [naam persoon] op kantoor bij [naam persoon] de fysieke en digitale administratie ingekeken. [naam persoon] zag dat sprake was van financiële verplichtingen en een risico in verband met een bouwproject.
[naam persoon] heeft verklaard dat het klopt dat [naam bedrijf] en [naam bedrijf] op 6 juni 2011 alweer werden overgedragen aan [naam persoon] . [verdachte 3] zou de verdere overdracht van boekhouding en bankgegevens aan [naam persoon] regelen. [naam persoon] maakte voor die overdracht een overeenkomst op en die gaf hij mee aan verdachte. Hij kreeg van verdachte ondertekende overeenkomsten terug, waarna hij, omstreeks 6 juni 2011, één van de sleutels van de postbus en de gegevens van de bankrekening - bankpas, pincodes en tancodes - aan [verdachte 3] overhandigde; [verdachte 3] zou deze aan [naam persoon] verstrekken.
[naam persoon] had de beschikking over de [naam bank] -rekening [rekeningnummer] ten name van [naam bedrijf] , een bedrijf dat hij vroeger samen met zijn broer had. Nadat de activiteiten van dat bedrijf waren gestaakt - per 1 februari 2010 - was alleen [naam persoon] nog gemachtigd voor de bankrekening [rekeningnummer] . [naam persoon] droeg de gegevens van die bankrekening over, zo had hij begrepen, ten behoeve van een nieuw op te zetten onderneming. [naam persoon] ging ervan uit dat hij daarvan stukken zou krijgen van [verdachte 3] , betreffende de betalingen en ontvangsten, en dat hij die dan zou moeten verwerken. [verdachte 3] bleef hiervoor zijn contactpersoon.
[naam persoon] heeft een overzicht in Excel gemaakt van transacties met betrekking tot verschillende bedrijven via de [naam bank] -rekening [rekeningnummer] over de periode 6 juli 2011 tot en met 25 juli 2011 en heeft bankafschriften geprint. Hij schrok van de transacties en bedragen die hij zag en besprak dit met [verdachte 3] .
[naam persoon] heeft een vragenformulier van 20 juli 2011 van de [naam bank] -bank ingevuld over het gebruik van de rekening [rekeningnummer] van [naam bedrijf] – met betalingen door [naam bedrijf] en afschrijvingen ten name van [naam bedrijf] – maar het was verdachte die hem de antwoorden heeft gesouffleerd. [naam persoon] begreep van verdachte dat [naam bedrijf] het nieuwe bedrijf was - een zelfstandige nieuwe poot van [naam bedrijf] - dat een bankrekeningnummer nodig had en dat zou handelen onder de naam [naam bedrijf] .
[naam persoon] heeft verklaard niet op de hoogte te zijn geweest van het bestaan van facturen op naam van [naam bedrijf] , gericht aan [naam bedrijf] en zich nimmer bezig te hebben gehouden met een goederenstroom op naam van [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] . Van een handel in elektronica op naam van [naam bedrijf] wist hij niets.
Handels- en facturenstromen [naam bedrijf]
Uit meldingen in het systeem VIES bleek ten aanzien van [naam bedrijf] dat over het jaar 2011 intracommunautair voor een bedrag van € 6.492.956,-- (2e kwartaal
€ 508.912,-- , 3e kwartaal € 3.324.942,-- en 4e kwartaal € 2.659.102,--) was verworven. Diverse bedrijven uit andere EU-lidstaten hadden aangegeven in het tweede, derde en vierde kwartaal van 2011 te hebben gehandeld met [naam bedrijf] . Het betroffen onder meer [naam bedrijf] (Tsjechië), [naam bedrijf] (Duitsland), [naam bedrijf] (Duitsland) en [naam bedrijf] (Zweden).
In verband met het onderzoek naar de intracommunautaire leveringen zijn diverse scac- verzoeken om bijstand en uitlevering van gegevens gedaan door EU-lidstaten. Vanuit Nederland werden scac-verzoeken gedaan aan Italië, Oostenrijk, Ierland, Polen, Duitsland en Engeland.
Op grond van de naar aanleiding van deze ‘scac-verzoeken’ verkregen reacties, met daarbij een veelvoud aan bescheiden aan facturen, e-mailberichten, betalingsbewijzen, kopieën van identiteitsbewijzen, bankafschriften en transportgegevens – verkregen vanuit Zweden, Italië, Oostenrijk, Ierland, Polen, Duitsland en Engeland – en in Nederland opgedane bevindingen (onder meer bij [naam bedrijf] ) heeft de FIOD nader onderzoek gedaan naar grensoverschrijdende goederen- en facturenstromen waar [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] bij betrokken is geweest.
Eén van die goederen- en facturenstromen, waar [naam bedrijf] / [naam bedrijf] dan wel [naam bedrijf] bij betrokken is geweest, wordt hierna uitgewerkt, te weten een goederenstroom die zich in of omstreeks september 2011 heeft afgespeeld met betrekking tot een partij Sony PS3 320gb.
Uit de bevindingen van de FIOD bleek dat [naam bedrijf] een partij Sony PS3 320gb bij een buitenlandse onderneming heeft ingekocht, binnen één dag heeft gefactureerd aan een ander bedrijf en dat daarbij sprake was van een onzakelijke prijsval. De goederen kwamen uiteindelijk terecht bij [naam bedrijf] .
In de administratie van het bedrijf [naam bedrijf] werd een verkoopfactuur van [naam bedrijf] aangetroffen, van 9 september 2011, waarop staat dat een partij van 959 stuks PS3 320gb aan [naam bedrijf] is verkocht voor € 202.349,-- (zonder btw), voor € 211,-- per stuk. Uit de verkoopfactuur van [naam bedrijf] van 13 september 2011 gericht aan [naam bedrijf] blijkt dat deze partij werd verkocht aan [naam bedrijf] voor € 204.267,-- (zonder btw), voor € 213,-- per stuk.
Uit de in de administratie van [naam bedrijf] aangetroffen verkoopfactuur van [naam bedrijf] gericht aan [naam bedrijf] , van 13 september 2011, blijkt dat de partij is verkocht aan [naam bedrijf] voor € 211.694,46 (inclusief een bedrag van € 33.799,96 aan btw). Uit deze verkoopfactuur blijkt dat de goederen zijn verkocht voor € 185,50 per stuk. Er is dan sprake van een onzakelijke prijsval van circa 12,9% van de inkoopprijs.
Uit een in de administratie van [naam bedrijf] aangetroffen verkoopfactuur van [naam bedrijf] gericht aan [naam bedrijf] van 13 september 2011 blijkt dat de partij is verkocht voor € 214.547,48 (incl. € 34.255,48 btw). De goederen worden verkocht voor € 188,-- per stuk.
Uit een in de administratie van [naam bedrijf] aangetroffen verkoopfactuur van [naam bedrijf] van 15 september 2011, gericht aan [naam bedrijf] , blijkt dat de partij wordt verkocht voor € 193.718,-- (zonder btw). Op de factuur staat dat de goederen worden verkocht voor € 202,-- per stuk.
Uit de betalingen is gebleken dat de laatste schakel als eerste heeft betaald, waarna de andere schakels hun geld kregen bijgeschreven.
Betaling van [naam bedrijf] aan [naam bedrijf] van € 214.547,48 vond plaats op 13 september 2011 ;
Betaling van [naam bedrijf] aan [naam bedrijf] van € 211.694,46 vond plaats op 14 september 2011 ;
Betaling van [naam bedrijf] aan [naam bedrijf] van € 204.267,-- vond plaats op 14 september 2011.
Uit de administratie van [naam bedrijf] blijkt dat de goederen op 12 september 2011 binnenkwamen bij [naam bedrijf] . De partij werd op 13 september 2011 door [naam bedrijf] gereleased aan [naam bedrijf] en vervolgens diezelfde dag aan [naam bedrijf] . Nog diezelfde dag is de partij alweer verplaatst naar [naam bedrijf] op naam van [naam bedrijf] .
Uit de administratie van [naam bedrijf] blijkt dat deze partij nog op dezelfde dag, 13 september 2011, door [naam bedrijf] werd gereleased aan [naam bedrijf] .
Uit het dossier blijkt dat [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] tijdens de ten laste gelegde periode vaker bij schijnhandel betrokken is geweest, zoals bij een goederen- en facturenstroom rond een partij van 1500 stuks HDD Samsung 2TB HD204UI, waar tevens de bedrijven [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] bij betrokken zijn geweest, in de eerste week van september 2011 en bij een goederen- en facturenstroom rond een partij Playstations PS3 160gb waar de bedrijven [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] bij betrokken zijn geweest, welke stroom zich eveneens in september 2011 heeft afgespeeld.
Ten aanzien van de aangiften omzetbelasting [naam bedrijf]
[naam bedrijf] heeft over de periode april 2011 tot en met oktober 2011 aangiften omzetbelasting ingediend. Bij die aangiften is geen melding gemaakt van intracommunautaire verwervingen en is geen verschuldigde omzetbelasting opgegeven. Dit terwijl op basis van de bankmutaties van de rekening van [naam persoon] / [naam bedrijf] en onder meer de gegevens aangeleverd in verband met de scac-verzoeken is gebleken dat tijdens de ten laste gelegde periode een zeer groot bedrag aan de BV werd gefactureerd.
Op de aangiften over de maanden april tot en met oktober 2011 stond [naam persoon] vermeld als contactpersoon.
De aangifte omzetbelasting over de maand september 2011 werd ingediend op 26 oktober 2011 via het IP-adres [IP adres] . Genoemd IP-adres hoorde, als eerder vermeld, bij het bedrijf [naam bedrijf] te [naam plaats] , de eenmanszaak van [verdachte 3] .
[naam persoon] heeft verklaard dat hij degene is geweest die de aangiften omzetbelasting voor [naam bedrijf] over de maanden april tot en met oktober 2011 heeft ingediend. Hij ging voor de gegevens naar het kantoor van [naam bedrijf] . [naam persoon] heeft verklaard nooit te hebben begrepen dat [naam bedrijf] een link had met het bedrijf [naam bedrijf] , reden waarom de omzet op naam van [naam bedrijf] niet in de aangiftes van [naam bedrijf] is verwerkt, aldus [naam persoon] . Voor het indienen van aangiften omzetbelasting maakte hij gebruik van een KPN-dongel, zo heeft hij verklaard. Hij maakte geen gebruik van andere (internet-)verbindingen.
Ten aanzien van de administratieverplichtingen [naam bedrijf]
Ten aanzien van het niet voldoen aan de administratieverplichtingen door [naam persoon] wordt hier verwezen naar hetgeen onder [naam bedrijf] en [naam bedrijf] reeds is beschreven ten aanzien van de herhaaldelijke pogingen van controleambtenaar [naam persoon] om in contact te treden met [naam persoon] en zijn ontmoetingen met [naam persoon] .
Er werd niet voldaan aan de verplichting tot het voeren van en het overleggen van inzichtelijke administratie aan de Belastingdienst, ten aanzien van [naam bedrijf] , zodat een verdere controle niet mogelijk was. Ook heeft [naam persoon] , zoals bij [naam bedrijf] uiteengezet, een valse overeenkomst verstrekt aan [naam persoon] .
7.4.9. [naam bedrijf]
[naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) is opgericht op 3 mei 2011 en handelt onder de namen [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] . De activiteiten bestaan onder meer uit detailhandel in consumentenelektronica.
Met ingang van 1 mei 2012 is [getuige] bestuurder. [naam bedrijf] is op 14 juni 2013 ontbonden.
[getuige] heeft ten aanzien van zijn rol en betrokkenheid bij [naam bedrijf] en de betrokkenheid van [verdachte 3] verklaard dat hij op verzoek van [verdachte 3] bestuurder werd van [naam bedrijf] . Op diens verzoek heeft hij ook een rekening geopend bij de [naam bank] -bank. [getuige] heeft de bankpas met pincode aan [verdachte 3] afgegeven. [getuige] haalde regelmatig geld van de rekening van [naam bedrijf] . [verdachte 3] ging dan met hem mee naar de bank. [verdachte 3] vertelde hoeveel [getuige] moest opnemen en [getuige] gaf het geld aan [verdachte 3] . Op verzoek van [verdachte 3] heeft [getuige] in totaal een bedrag van ongeveer € 100.000,-- opgenomen. [getuige] heeft voor [naam bedrijf] geen werk verricht, hij haalde alleen geld van de rekening van [naam bedrijf] voor verdachte en hij was alleen op papier bestuurder van [naam bedrijf] . Verdachte had de touwtjes in handen, hield de pincode van de bankrekening en de inloggegevens en hij wist wanneer geld op de rekening was gestort.
Handels- en factuurstromen van [naam bedrijf]
Uit het VIES-systeem blijkt dat [naam bedrijf] in het vierde kwartaal van 2012 voor een bedrag van € 114.500,-- intracommunautair heeft verworven. Het betrof verwervingen afkomstig van het bedrijf [naam bedrijf] uit Ierland.
Uit de opgevraagde bankafschriften van de zakelijke rekening van [naam bedrijf] is gebleken dat [naam bedrijf] in onder meer het derde en vierde kwartaal van 2012 een behoorlijke omzet heeft gehad en € 64.800,-- heeft ontvangen van [naam bedrijf] .
Ten aanzien van de aangiften omzetbelasting van [naam bedrijf]
[naam bedrijf] heeft over het derde en vierde kwartaal van 2012 nihilaangiften ingediend. Dit terwijl in deze periodes sprake is geweest van omzet.
Ten aanzien van de administratieverplichtingen van [naam bedrijf]
[getuige] heeft verklaard dat hij niets wist van de administratie van [naam bedrijf] ; hij is op verzoek van [verdachte 3] bestuurder geworden en [verdachte 3] zou ‘alles regelen’. Verdachte heeft verklaard dat hij enveloppen kreeg van [verdachte 2] met bankafschriften en administratie.
Een inzichtelijke en deugdelijk gevoerde administratie van [naam bedrijf] is niet aangetroffen.
7.4.10. [naam bedrijf]
[naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) is opgericht op 21 december 2011. Als activiteiten staan geregistreerd: beleggingsinstelling in vaste activa en handel in (eigen) onroerend goed. Het bezoekadres van [naam bedrijf] is de [adres] te [naam plaats] , zijnde het adres waarop [verdachte 3] ingeschreven staat sinds 7 augustus 2012. Bestuurder van [naam bedrijf] is sinds 7 juni 2012 Stichting [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ). [naam bedrijf] is met ingang van 5 februari 2013 in staat van faillissement verklaard.
Bestuurders van [naam bedrijf] waren achtereenvolgens:
[getuige] , van 7 juni 2012 tot 1 september 2012;
[getuige] , van 1 september 2012 tot 18 september 2012;
[naam persoon] , van 18 september 2012 tot 5 februari 2013.
Als activiteiten van [naam bedrijf] staan geregistreerd: administratiekantoren voor aandelen en obligaties en het verwerven van aandelen.
[getuige] , bestuurder tot 1 september 2012, heeft over zijn betrokkenheid bij [naam bedrijf] verklaard dat, toen hij een paar weken chauffeur was voor verdachte, verdachte aan hem vroeg om tijdelijk, via een stichting, bestuurder te worden van een vennootschap, [naam bedrijf] , totdat [getuige] terug zou zijn. [getuige] ging daarmee akkoord. Hij ging samen met [verdachte 3] naar de Kamer van Koophandel; [verdachte 3] bleef in de auto zitten. De BV werd overgenomen van [naam persoon] en [verdachte 3] had voor alle papieren gezorgd. Er zou geen probleem zijn, vertelde [verdachte 3] , want [getuige] zou zelf niet tekeningsbevoegd zijn. [getuige] heeft geen onderzoek gedaan naar de activiteiten van de vennootschap en/of de stichting en ook geen activiteiten ontplooid voor [naam bedrijf] . Toen er toch problemen ontstonden zorgde verdachte ervoor dat de onderneming weer van zijn, [getuige] ’, naam werd gehaald.
[getuige] heeft over zijn betrokkenheid bij [naam bedrijf] verklaard dat hij, op verzoek van [verdachte 3] , slechts op papier bestuurder is geworden van de vennootschap. Hij verkeerde destijds in een slechte financiële positie; [verdachte 3] kwam met de oplossing dat [getuige] een paar bedrijven op zijn naam zou zetten, in ruil voor een financiële vergoeding. [getuige] ging met [verdachte 3] naar de Kamer van Koophandel en [verdachte 3] had de benodigde formulieren al ingevuld, maar ging niet mee naar binnen. [getuige] kreeg instructies van [verdachte 3] en [verdachte 3] regelde alles. [getuige] wist verder niets van het bedrijf, de bankrekening en eventuele activiteiten. [verdachte 3] heeft korte tijd later alweer een opvolger geregeld.
Ook uit de verklaring van [naam persoon] blijkt dat hij zich in ruil voor een beloning als katvanger bij de Kamer van Koophandel liet inschrijven als bestuurder. [naam persoon] heeft tijdens zijn verhoor op 6 augustus 2013 verklaard – kort weergegeven – dat hij een jaar eerder door ‘ [naam persoon] ’ werd gevraagd om mee te gaan naar de Kamer van Koophandel om bestuurder te worden van een aantal stichtingen, in ruil voor een geldbedrag. [naam persoon] stemde daarmee in. Van de activiteiten van die stichtingen, waaronder de [naam bedrijf] , wist hij niets. Evenmin was hij op de hoogte van een eventuele handel op naam van [naam bedrijf] .
Mede naar aanleiding van de verklaring van [naam persoon] heeft de FIOD de personen [naam persoon] en [naam persoon] als verdachte gehoord. [naam persoon] heeft verklaard dat de naam [verdachte 3] hem bekend voorkomt en dat hij verdachte ook weleens heeft gezien.
[naam persoon] heeft verklaard dat [naam persoon] , met wie hij naar de Kamer van Koophandel is gegaan, samenwerkte met [verdachte 3] .
Handels- en facturenstromen [naam bedrijf]
Volgens het VIES-systeem heeft [naam bedrijf] over het derde kwartaal van 2012 voor een bedrag van in totaal € 6.792.303,-- intracommunautair verworven.
De volgende bedrijven hebben aangegeven dat zij in het derde kwartaal van 2012 aan [naam bedrijf] hebben geleverd:
[naam bedrijf] (Duitsland) € 14.878,--
[naam bedrijf] (Duitsland) € 3.901.274.--
[naam bedrijf] (Engeland) € 417.201.--
[naam bedrijf] (Ierland) € 701.475,--
[naam bedrijf] (Ierland) € 1.757.475,--
Totaal: € 6.792.303,--
Uit de bankafschriften van [naam bedrijf] ( [rekeningnummer] ) blijkt dat [naam bedrijf] in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 6 februari 2013 een viertal betalingen heeft gedaan via [naam bedrijf] aan [naam bedrijf] voor een bedrag van in totaal van € 378.933,--. De bankafschriften over het derde kwartaal 2012 ontbraken.
Nader onderzoek aan de hand van bescheiden heeft uitgewezen dat in de tweede helft van augustus 2012 sprake is geweest van een goederenstroom met betrekking tot een partij HDD Seagate ST3000DM001, die via [naam bedrijf] in een keten van samenwerkende ondernemingen terechtkwam en is doorgeleverd. De partij ging via logistiek dienstverlener [naam bedrijf] en [naam bedrijf] via [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] naar [naam bedrijf] .
[naam bedrijf] is in een relatief kort tijdsbestek twee keer eigenaar van dezelfde goederen geworden.
Er was sprake van een onzakelijke prijsval en de goederen werden binnen enkele dagen tweemaal door [naam bedrijf] in de Nederlandse keten van handelaren gebracht.
Ten aanzien van de aangifte omzetbelasting over het derde kwartaal van 2012 van [naam bedrijf]
[naam bedrijf] heeft een uitnodiging ontvangen voor het doen van aangifte omzetbelasting over het derde kwartaal van 2012. Over dit kwartaal is via internet op 16 oktober 2012 een aangifte ingediend. Als contactpersoon staat vermeld: [getuige] . [getuige] was op genoemde datum geen bestuurder meer van [naam bedrijf] ; dat was [naam persoon] . In de aangifte wordt een bedrag van € 7.449,-- aan voorbelasting teruggevraagd en er wordt aangegeven dat er geen omzetbelasting verschuldigd is. In de aangifte wordt geen melding gedaan van verwervingen van goederen binnen de EU.
Over het derde kwartaal van 2012 is, gelet op de gegevens met betrekking tot de intracommunautaire verwervingen over dit kwartaal en de beschreven goederentransactie van augustus 2012, een onjuiste aangifte omzetbelasting ingediend.
Ten aanzien van de administratieverplichtingen van [naam bedrijf]
[naam persoon] heeft ten aanzien van de administratie van [naam bedrijf] verklaard dat het de bedoeling was dat hij alleen een paar stichtingen op naam zou zetten, niet dat hij zich ook met administratie zou gaan bezighouden. Hij heeft geen administratie gezien.
Tijdens het onderzoek werd geen administratie aangetroffen.
7.4.11. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
Uit het voorgaande volgt dat [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] opzettelijk geen aangifte omzetbelasting hebben gedaan, alsmede dat [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] opzettelijk onjuist aangifte omzetbelasting hebben gedaan.
Ook volgt hieruit dat [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] gedurende de ten laste gelegde periode niet hebben voldaan aan de administratieverplichtingen in het kader van de Awr (artikel 52 jo. artikel 68 lid 1 Awr en artikel 69 Awr).
7.4.12. Feitelijke leidinggeven
Nu vaststaat dat de aangiften omzetbelasting niet of onjuist zijn gedaan en dat niet aan de administratieverplichtingen is voldaan, dient de rechtbank te beoordelen of de verschillende rechtspersonen als dader van een strafbaar feit kunnen worden aangemerkt en vervolgens of bewezen kan worden dat verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven.
Rechtspersonen kunnen als dader van een strafbaar feit worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede is begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op het voorkomen van de gedraging.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
De hiervoor beschreven vennootschappen hebben geen aangiften omzetbelasting ingediend, dan wel aangiften omzetbelasting ingediend waarbij de opgaven apert onjuist zijn gebleken.
Daarnaast is ten aanzien van voornoemde vennootschappen gebleken dat geen inzichtelijke administratie is gevoerd, en dat - ondanks gerichte en herhaaldelijke verzoeken om de administratie van de vennootschap te overhandigen - aan de Belastingdienst geen administratie werd verstrekt.
Genoemde gedragingen houden verband met een of meer wettelijke verplichtingen op grond van de Algemene wet rijksbelastingen en de Wet op de omzetbelasting en hebben aldus plaatsgevonden binnen de sfeer van de rechtspersoon. Die gedragingen kunnen daarom in redelijkheid aan de vennootschappen worden toegerekend.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of kan worden bewezen dat de verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven.
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte feitelijke leiding heeft gegeven dient niet uitsluitend te worden betrokken de juridische positie, maar ook de feitelijke positie van de verdachte bij de rechtspersoon en het gedrag dat de verdachte heeft vertoond of nagelaten op grond waarvan hij geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven.
Bij het gedrag dat de verdachte heeft vertoond, kan worden gedacht aan actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip feitelijke leiding geven valt, maar ook het algemene door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid waarvan de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is dan wel het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. Als feitelijke leidinggever moet de verdachte ten minste de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Van het bewijs van dergelijke aanvaarding kan – in het bijzonder bij meer structureel begane strafbare feiten – ook sprake zijn indien hetgeen de feitelijke leidinggever bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de tenlastelegging omschreven verboden gedraging. Onder omstandigheden kan aan het voor de feitelijke leidinggever geldende opzetvereiste eveneens zijn voldaan indien hij de werkzaamheden van de onderneming zo heeft georganiseerd dat hij ermee rekening heeft gehouden dat de aan de betrokken werknemers gegeven opdrachten niet konden worden uitgevoerd zonder dat dit gepaard ging met het begaan van strafbare feiten.
Aan de hand van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte ten aanzien van de vennootschappen [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] heeft beschikt over de bedrijfsgegevens van die BV’s en die gegevens telkens heeft verstrekt aan medeverdachte [verdachte 2] , in de wetenschap dat [verdachte 2] met die bedrijven zou gaan handelen. Verdachte heeft verklaard dat [verdachte 2] geen bedrijven op naam kon hebben in verband met zijn strafrechtelijke verleden. Ook is verdachte eerder veroordeeld voor zijn aandeel bij een btw-carrouselfraude, waarbij hij bedrijven ten behoeve van die carrousel heeft aangeleverd. Daarbij heeft verdachte zich intensief beziggehouden met het regelen van katvangers die, veelal wegens gedane toezeggingen, bereid waren om als formeel bestuurder een bedrijf, al dan niet via een stichting, op naam te zetten alsook met de opvolging van die katvangers door weer nieuwe katvangers. [verdachte 3] zorgde er daarbij voor dat hij de beschikking had of kreeg over identiteitsdocumenten van de aan te stellen of reeds aangestelde katvangers, de bankgegevens van vennootschappen/stichtingen en/of de bijbehorende bankpassen en toegangscodes van de rekeningen. [verdachte 3] bleef na de inschrijving bij de Kamer van Koophandel contactpersoon voor de katvangers, hij regelde alles rond (de overdracht van) de vennootschappen en maakte de dienst uit. [verdachte 3] heeft tevens vele malen bemoeienis gehad met de overdracht van de aandelen van de bedrijven alsook het aandragen van diverse stichtingen als bestuur voor de bedrijven.
Het hof overweegt dat deze katvangers slechts op papier bestuurder waren van de vennootschappen en niet of nauwelijks activiteiten hebben verricht. Zij wisten niets van de schijnhandel van de vennootschappen binnen de btw-carrousel. [verdachte 3] vertelde hen ook dat er geen activiteiten plaatsvonden, terwijl de vennootschappen ondertussen volop meedraaiden binnen de btw-carrousel. Katvangers hebben verklaard dat [verdachte 3] sprak over gigantische geldbedragen en allerlei geldtransacties, dat [verdachte 3] in het bezit was van (vervalste) bankafschriften en facturen, dat [verdachte 3] wist wanneer geld op de rekening werd gestort en ook opdracht gaf om (aanzienlijke) contante geldbedragen van de rekening van in ieder geval één vennootschap te pinnen en aan [verdachte 3] af te geven. Van slechts bemiddeling bij de overdracht van vennootschappen is naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake. [verdachte 3] heeft de structuur van de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde vennootschappen telkens zodanig georganiseerd en daarbij ook zodanige uitlatingen gedaan tegenover de katvangers als formele bestuurders, dat het naar het oordeel van het hof niet anders kan zijn dan dat hij wist dat deze vennootschappen niet of niet op juiste wijze aan hun administratie- en belastingverplichtingen op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen konden voldoen. Op grond van het vorenstaande en ook gelet op hetgeen hierna aan bod zal komen ten aanzien van feit 4, is het hof van oordeel dat verdachte eveneens wist dat hij door het ter beschikking stellen van de vennootschappen aan [verdachte 2] een aandeel had in de btw-carrouselfraude.
De rechtbank is van oordeel, gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld ten aanzien van de gedragingen van de verdachte en zijn rol bij de door de rechtspersonen begane strafbare feiten, dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde gedragingen van de vennootschappen [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf] en [naam bedrijf] .
Het hof zal verdachte vrijspreken van de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde periode van na 31 maart 2013, nu niet kan worden bewezen dat verdachte ook na die periode nog betrokkenheid heeft gehad bij de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde vennootschappen.
7.4.13. Ten aanzien van feit 4
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor en hierna ten aanzien van de verschillende bewezen verklaarde feiten heeft overwogen en nog zal overwegen, kan zonder meer de conclusie worden getrokken dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot doel had het plegen van btw-carrouselfraude. Om dat doel te bewerkstelligen werden binnen het samenwerkingsverband herhaaldelijk diverse misdrijven gepleegd. Zo werden facturen valselijk opgemaakt in verband met de schijntransacties, welke facturen in bedrijfsadministraties werden opgenomen. Aangiften omzetbelasting werden niet of onjuist gedaan en de ploffers en buffers voldeden niet aan de fiscale administratieverplichtingen. Door geen dan wel een valse administratie te voeren en gebruik te maken van katvangers, konden enkele ondernemingen na faillissement vervolgens niet voldoen aan de inlichtingen- en administratieplichten zodat er sprake was van bedrieglijke bankbreuk, als bedoeld in artikel 341 onder a sub 4 Wetboek van Strafrecht (oud).
Het hof herhaalt hier zijn eerdere overweging dat een btw-carrousel alleen dan goed kan werken als eenieder binnen die carrousel daarvan op de hoogte is, zodat het risico op doorbreking van die carrousel door een deelnemer is uitgesloten. Tenzij nadrukkelijk anders blijkt gaat het hof er daarom in beginsel vanuit dat de deelnemer aan een goederenstroom in die btw-carrousel weet dat sprake is van vooraf georganiseerde handel, waarbij er in de keten van bedrijven enkel winst kan worden gegenereerd omdat de zogenaamde ploffer de door hem in rekening gebrachte btw niet afdraagt en die deelnemer daarmee onderdeel is van de criminele organisatie.
Binnen dit samenwerkingsverband was sprake van een zekere taakverdeling. De systeembouwers binnen de carrousel waren verdachten [verdachte 3] en [verdachte 2] . Zij leverden bedrijven aan die als ploffer of buffer konden worden gebruikt voor de btw-carrouselfraude. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte 3] daarbij zorgde voor de feitelijke aansturing van diverse katvangers en dat hij de gegevens van de ondernemingen aan [verdachte 2] aanleverde.
[verdachte 3] onderhield daarnaast contacten met anderen binnen het samenwerkingsverband. Uit de verklaring van [getuige] en de verklaring van [verdachte 3] zelf blijkt dat [verdachte 3] meerdere malen op het kantoor aan de [adres] is geweest, vanaf welk kantoor onder andere medeverdachten [verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 2] en [verdachte 6] werkzaamheden verrichtten.
Ook is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier blijkt dat [verdachte 3] via Skype belde met [verdachte 2] (“ [naam skypeaccount] ”) en belde en chatte met [verdachte 1] (“ [naam skypeaccount] ”) . Verdachte [verdachte 5] heeft verklaard ervan uit te gaan dat “ [naam skypeaccount] ” [verdachte 2] is en dat “ [naam skypeaccount] ” [verdachte 1] is . Verdachte [naam persoon] heeft verklaard [verdachte 1] te kennen onder de skypenamen: [naam skypeaccount] en “ [naam skypeaccount] ” . Het skype account [naam skypeaccount] , dat wordt gekoppeld aan [verdachte 6] , gebruikt meerdere malen de naam “ [naam skypeaccount] ” en “ [naam skypeaccount] ” in relatie tot [verdachte 1] .
Bij de doorzoeking van de [adres] in [naam plaats] , het kantooradres van [verdachte 3] , is een computer in beslag genomen, waarvan [verdachte 3] zelf heeft verklaard dat deze van hem is en dat alles wat aan de [adres] plaatsvond in opdracht van [verdachte 3] gebeurde. Op die computer zijn skypeberichten aangetroffen, gedateerd 29 april 2013 tot en met 14 mei 2013, gevoerd vanaf het account [naam skypeaccount] . Op de vraag van de opsporingsambtenaren van de FIOD of [naam persoon] of [naam persoon] , de zoon van [verdachte 3] , in opdracht van [verdachte 3] skypeberichten hebben gestuurd, heeft [verdachte 3] stellig ontkennend geantwoord, waarbij hij heeft verklaard dat niemand in zijn opdracht skypeberichten heeft gestuurd. Het hof gaat er daarom vanuit dat het skypeaccount [naam skypeaccount] van verdachte is en alleen door hem werd gebruikt. Aan de andersluidende verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof, die door verdachte ook niet op enigerlei wijze is onderbouwd, gaat het hof dan ook voorbij.
Uit die skypegesprekken blijkt onder meer het navolgende. Op 13 mei 2013 heeft [naam skypeaccount] geskypet met [naam skypeaccount] over een betaling waarvan [naam skypeaccount] eerst zegt dat die naar de rekening van [naam persoon] (medewerker op kantoor [verdachte 3] ) moet, waarna [naam skypeaccount] aangeeft dat dat niet kan omdat dat geen bedrijf is. [naam skypeaccount] reageert daarop met ‘ok u krijgt zo nummer’, waarna [naam skypeaccount] antwoordt ‘ [naam bedrijf] is niet goed btw nummer’ en daaropvolgend etterbak ‘ [naam bedrijf] ga ik nu achter aan bellen naar de man’. [naam bedrijf] is, zoals hiervoor uiteengezet, één van de ondernemingen die in de fraudeketen betrokken is en aan de gedragingen van welk bedrijf [verdachte 3] feitelijke leiding heeft gegeven.
Kort daarna verstrekt [naam skypeaccount] bankgegevens van [naam bedrijf] (zijnde het bedrijf van de zoon van [verdachte 3] ) aan [naam skypeaccount] voor een deelbetaling. [naam skypeaccount] bericht aan [naam skypeaccount] ‘bericht even als u betaal opdracht heeft gedaan, kan ik dat onze man mededelen’ waarop [naam skypeaccount] reageert ‘spoed maakt niet uit weet je komt uit systeem’. [naam skypeaccount] bericht vervolgens ‘oké, komt goed’ en ‘wat heeft u met spoed nodig – voor of achter’, waarop [naam skypeaccount] reageert ‘achter’ en [naam skypeaccount] vraagt ‘ok mag 1 manszaak of liever LTD of duitse’ en ‘kan morgen 1 man zaak aanbieden compleet D of NL dit ter info’ en ‘bericht even via deze: wat ik voor u moet doen, moet daar wel voor weg namelijk’. [naam skypeaccount] antwoordt: ‘nl’ waarop [naam skypeaccount] antwoordt ‘ok – ga ik zo voor weg, alleen die man heeft KVK en BTW nr NL maar duitsebank…erg Of?’. [naam skypeaccount] bericht ‘geen punt’ en ‘is [naam persoon] ’ en ‘wel alles compleet svp in een keer’. Later op die dag vraagt [naam skypeaccount] aan [naam skypeaccount] om de gegevens van [naam bedrijf] toch niet te gebruiken. [naam skypeaccount] verstrekt de volgende dag de bankgegevens van [naam bedrijf] met bericht ‘op deze firma kunt u geld naar overmaken inzake betalingen welke wij moeten doen, SPOED A.U.B.’ en ‘indien mogelijk kunt u alle tegoeden hier naar overmaken AUB - mijn collega is naar meneer [naam persoon] – zodra alles zo hier is, krijgt u alles compleet aangeleverd’. [naam skypeaccount] antwoordt ‘ok dan boek ik 2200 over’ en [naam skypeaccount] vraagt aan [naam skypeaccount] om de ‘kvk van [naam bedrijf] ’ aan te leveren via [mailadres] . Dit e-mailadres is een e-mailadres van [naam bedrijf] . Op 14 mei 2013 vraagt [naam skypeaccount] aan [naam skypeaccount] ‘draait rb nog een beetje of?’, waarop [naam skypeaccount] antwoordt ‘gaan wel iets doen’, ’22 was rb’ en ‘komt nog meer aan’. De rechtbank begrijpt, in combinatie met de hierna vermelde betaling, dat in dit bericht wordt verwezen naar [naam bedrijf] , een ploffer.
Uit de bankafschriften van [naam bedrijf] , die op het kantooradres van [verdachte 3] zijn aangetroffen , blijkt vervolgens ook dat op 14 mei 2013 een bedrag van € 2.200,-- is overgeboekt vanuit [naam bedrijf] naar [naam bedrijf] met omschrijving ‘ [naam bedrijf] ’. [verdachte 3] heeft zelf verklaard dat hij verantwoordelijk was voor [naam bedrijf] . Medeverdachte [getuige] , die op verzoek van [verdachte 3] op papier bestuurder was van [naam bedrijf] , heeft verklaard dat het bedrag van € 2.200,-- bestemd was voor [verdachte 3] , dat hij, [getuige] , daarvan € 1.000,-- contant heeft opgenomen en aan [verdachte 3] heeft overhandigd en dat van het restant van € 1.200,-- een betaling is gedaan.
De rechtbank concludeert dat uit vorenstaande skypegesprekken niet alleen blijkt dat [verdachte 3] contacten onderhield over het aanleveren van bedrijven aan de voor- en achterkant (ploffers en buffers), maar ook dat hij wetenschap heeft van de btw-carrouselfraude, dat hij zich actief bezighield met betalingen die vanuit het betalingsplatform (‘het systeem’) moeten worden gedaan, alsmede dat vanuit ‘het systeem’ gelden aan hemzelf ter beschikking zijn gesteld.
Medeverdachte [verdachte 2] kreeg zowel van [verdachte 3] als van derden de gegevens van de ondernemingen aangeleverd, welke ondernemingen vervolgens binnen de btw-carrousel werden gebruikt als ploffer en buffer. [verdachte 2] had een aansturende rol, op meer afstand van de katvangers dan [verdachte 3] . [verdachte 2] heeft bij de FIOD op 28 april 2022 erkend dat hij de ondernemingen [naam bedrijf] en [naam bedrijf] heeft gebruikt binnen de btw-carrousel. Hij heeft de communicatie voor de ondernemingen gedaan en verkoopfacturen gemaakt. Van [verdachte 1] of [verdachte 5] kreeg hij instructies over wat hij moest factureren, aan wie en met welke prijzen. Instructies voor de betaling kreeg hij van [verdachte 1] . [verdachte 2] moest de factuur uploaden in [naam bedrijf] , die vervolgens automatisch werd betaald. [verdachte 2] heeft ook de onderneming [naam bedrijf] aangedragen voor de btw-carrousel. Naast dat [verdachte 2] als systeembouwer kan worden aangemerkt, hield hij zich – afgeschermd door katvangers – bezig met schijnhandel binnen de btw-carrousel. Hoewel het voor het hof vaststaat dat [naam bedrijf] en [naam bedrijf] gebruikt zijn binnen de btw-carrousel, zal het hof deze twee eenmansbedrijven niet opnemen in de bewezenverklaring, aangezien het geen (rechts)personen zijn en op grond van artikel 51, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht evenmin als rechtspersoon worden gelijkgesteld. Deze eenmansbedrijven kunnen daarom geen strafbaar feit plegen en als zodanig dan ook geen deelnemer zijn van een criminele organisatie.
Medeverdachte [verdachte 5] hield zich bezig met de transacties van zowel ploffers en buffers als [naam bedrijf] . [verdachte 5] was ook op de hoogte van de prijzen die bij de transacties werden gehanteerd en van het feit dat sprake was van een prijsval. Hij wist van de aansturing van leveringen vanuit [naam bedrijf] op basis van vooraf vastgestelde prijzen en marges voor de handel. Uit skypegesprekken en aangetroffen administratie blijkt dat [verdachte 5] zelf contact had met buitenlandse leveranciers over de inkoopprijzen van goederen, terwijl [naam bedrijf] pas na het tussenschuiven van een ploffer en een of meerdere buffers eigenaar werd van die goederen.
Hij was ook voor logistiek dienstverlener [naam bedrijf] het aanspreekpunt en coördineerde de goederen- en facturenstromen. [verdachte 5] had ook met [naam persoon] van [naam bedrijf] skypecontact over leveringen van partijen vanuit het buitenland aan Nederlandse bedrijven die fungeerden als ploffers. [verdachte 5] werd door [naam persoon] ook aangesproken op het uitblijven van betalingen van leveranciers van [naam bedrijf] . [verdachte 5] werd bij zijn werkzaamheden aangestuurd door en volgde de instructies op van medeverdachte [verdachte 1] . Ook [verdachte 1] hield zich actief bezig met de goederen- en facturenstromen. Uit een skypegesprek blijkt dat [verdachte 1] bemoeienis heeft gehad met facturen- en goederenstromen tussen een buitenlandse leverancier, ploffer en buffer en uiteindelijk [naam bedrijf] , waarbij een prijsval heeft plaatsgevonden. Net als [verdachte 5] deed ook [verdachte 1] de in- en verkopen van [naam bedrijf] . [verdachte 1] deed ook alle betalingen. Binnen [naam bedrijf] was het op enig moment gebruikelijk dat de verkoop al was gerealiseerd nog voordat de inkoop was gedaan. [verdachte 5] kreeg bedrijven aangeleverd van [verdachte 1] en als [verdachte 1] zei dat met een bedrijf zaken moest worden gedaan, dan gebeurde dat. Het excelbestand met inkoopprijzen van enkele ploffers, waarbij een prijsval zichtbaar is en [naam bedrijf] telkens als laatstgenoemde partij de afnemer was, heeft [verdachte 5] op verzoek van [verdachte 1] bijgehouden.
Medeverdachte [verdachte 4] hield zich bezig met de transacties van ploffers en buffers, alsmede van [naam bedrijf] en vanaf 4 juli 2012 van [naam bedrijf] . Ook hij kan als coördinator van de goederen- en facturenstromen worden gekenmerkt. Ook [verdachte 4] had met [naam persoon] van [naam bedrijf] skypecontact over goederen, waarbij opviel dat [naam bedrijf] pas na het tussenschuiven van een ploffer en buffer eigenaar werd van de goederen dan wel [naam bedrijf] in het geheel geen afnemer was van de goederen. [verdachte 4] vroeg vervolgens zijn bericht te wissen. Volgens [getuige] , medewerker bij [naam bedrijf] , kwamen nieuwe elektronica-klanten aanwaaien via [verdachte 5] en [verdachte 4] . [getuige] zag nooit de personen achter de ondernemingen. Als referentie werd vaak [naam bedrijf] of [naam bedrijf] opgegeven en dan was er tussen [naam persoon] en [verdachte 5] of [verdachte 4] contact over de klant. De ondernemingen wisselden snel en er was vaak een probleem met betalingen. [naam persoon] probeerde dan nog betalingen te krijgen via [verdachte 5] of [verdachte 4] . Uit skypegesprekken blijkt voorts dat [verdachte 4] veelvuldig contact onderhield met het skypeaccount ‘ [naam skypeaccount] ’, waarvan [verdachte 1] de gebruiker is geweest.
Voor het verborgen blijven van de btw-carrousel was het gebruik van betalingsplatforms essentieel. Zoals hiervoor overwogen maakten de betalingsplatforms gebruik van meerdere (buitenlandse) bankrekeningen, waar transacties van meerdere ploffers en buffers over liepen. De door de ploffers verrichte betalingen aan [naam bedrijf] betreffen de positieve winstmarges van de niet afgedragen omzetbelasting. Een deel van deze gelden is vervolgens door [verdachte 5] van interne transacties via [naam bedrijf] doorgeboekt. Na stillegging van het betalingsplatform [naam bedrijf] verliepen betalingen via het betalingsplatform [naam bedrijf] . De interne transacties werden bijgehouden via het interne, voor toezichthouders onzichtbare, systeem (‘black box’), waarbij de niet afgedragen btw op de betalingsplatforms is achtergebleven. De gelden werden vervolgens via verschillende bedrijven en bankrekeningen afgeroomd.Medeverdachte [verdachte 6] was beheerder van de betalingsplatforms [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en daardoor in staat om de betalingsplatforms en het betalingsverkeer aan te sturen en de leden van de criminele organisatie te voorzien van gelden. [verdachte 6] was betrokken bij de oprichting/overname van [naam bedrijf] en [naam bedrijf] , hij ontving een deel van de winst van [naam bedrijf] en hij nam samen met [naam persoon] de algemene beslissingen, de ‘managementbeslissingen’, binnen [naam bedrijf] . Verder blijkt uit skypegesprekken dat [verdachte 6] invloed had op waar gelden van betalingsplatforms naartoe gingen alsmede over de communicatie richting de klanten over gewijzigde kosten. Daarnaast had [verdachte 6] bemoeienis met goederenstromen/schijnhandel, waarbij goederen via [naam bedrijf] , een Nederlandse ploffer en buffer weer terecht kwamen bij [naam bedrijf] .
Op grond van het voorgaande en gelet op hetgeen door het hof is overwogen ten aanzien van het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekten tot/verband hielden met de verwezenlijking van het binnen de criminele organisatie bestaande oogmerk. Uit het voorgaande blijkt dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de criminele organisatie. De rechtbank acht zodoende bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.
8. De bewezenverklaring
Het hof acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – wettig en overtuigend bewezen dat:
1 primair.[naam bedrijf] . en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] , in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 maart 2013 in Nederland,
telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2011 ten behoeve van [naam bedrijf] , en
de aangiften omzetbelasting over de maanden januari en februari en maart en april en mei 2011 ten behoeve van [naam bedrijf] , en
de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] , en
de aangifte omzetbelasting over de periode januari 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] , en
de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] , en
de aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] ,
niet hebben gedaan bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
2 primair.[naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] , in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 maart 2013 in Nederland,
telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
de aangiften omzetbelasting over de periode april en mei en juni en juli en augustus en september en oktober 2011 ten behoeve van [naam bedrijf] , en
de aangiften omzetbelasting over het derde en vierde kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] , en
de aangifte omzetbelasting over het derde kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] ,
onjuist hebben gedaan bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende die onjuistheid telkens hierin bestaan dat op de aangiften een onjuist bedrag aan omzet en/of een onjuist bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
3 primair.[naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] , in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 maart 2013 in Nederland,
als administratieplichtigen die ingevolge de belastingwet verplicht waren tot
het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, en
het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en
het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en
het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers,
opzettelijk inlichtingen en/of gegevens onjuist en/of onvolledig heeft/hebben verstrekt, en/of
boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers en/of inhoud daarvan, niet voor raadpleging beschikbaar heeft/hebben gesteld en/of in valse vorm voor dit doel beschikbaar gesteld, en/of
een zodanige administratie niet heeft/hebben gevoerd,
immers hebben voornoemde rechtspersonen,
(telkens) geen administratie gevoerd op zodanige wijze, dat te allen tijde (juist en volledig) hun rechten en verplichtingen, alsmede de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens, hieruit duidelijk konden blijken, en/of, hebben voornoemde rechtspersonen de onderdelen van de bedoelde administratie in valse vorm opgemaakt en/of ter beschikking gesteld, door in de bedoelde administratie valse facturen op te nemen, welke valselijkheid hierin bestond dat op bedoelde facturen telkens valselijk en/of in strijd met de waarheid was vermeld - zakelijk weergegeven - dat tussen de op de facturen genoemde rechtspersoon en de geadresseerde van die facturen een legitieme goederentransactie had plaatsgevonden en (ter zake daarvan) een geldbedrag verschuldigd was, terwijl er in werkelijkheid geen legitieme goederentransactie had plaatsgevonden en/of aan welke facturen geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, en/of terwijl er in werkelijkheid sprake was van schijntransacties,
en/of in vorenbedoelde vorm verstrekt aan de Inspecteur der belastingen,
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
4.
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [verdachte 4] en [verdachte 1] en [verdachte 6] en [verdachte 5] en [naam persoon] en [verdachte 2] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf] en [naam bedrijf]
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk te weten:
valsheid in geschrifte, als bedoeld in artikel 225 Wetboek van Strafrecht, en
het opzettelijk niet en/of onjuist en/of onvolledig doen van bij de belastingwet voorziene aangiften omzetbelasting, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven (btw-carrouselfraude), als bedoeld in artikel 69 eerste en/of tweede lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en
het opzettelijk begaan van feiten als omschreven in artikel 68, eerste lid, onderdeel a en/of b en/of c en/of d en/of e en/of f en/of g, als bedoeld in artikel 69, eerste en/of tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en
bedrieglijke bankbreuk, als bedoeld in artikel 341 Wetboek van Strafrecht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
9. De strafbaarheid van het bewezenverklaardeHet onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Het onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:
ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, deze opzettelijk niet, onjuist of onvolledig verstrekken, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd,
en
ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en deze opzettelijk niet voor dit doel beschikbaar stellen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd,
en
ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en een zodanige administratie opzettelijk niet voeren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
10. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Het hof oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
11. De op te leggen straf of maatregel
11.1. De vordering van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben gesteld dat als uitgangspunt de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie jaar en zes maanden passend is. In verband met een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, hebben de advocaten-generaal gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en twee maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast hebben de advocaten-generaal gevorderd de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
11.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de strafmaat. Wel heeft de raadsman verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis in stand te laten voor zover het hof verdachte zou veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
11.3. De gronden voor een straf of maatregel
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Het hof zal – voor zover het hof de overwegingen van de rechtbank onderschrijft – overwegingen van de rechtbank citeren en die dan gecursiveerd weergeven. Waar in de cursief weergegeven tekst ‘de rechtbank’ is vermeld, moet ‘het hof’ worden gelezen.
Binnen de btw-carrousel werden fictieve handelsstromen vorm gegeven door gebruik te maken van onder andere valse facturen. Doordat binnen de carrousel de ploffers geen omzetbelasting afdroegen, konden de ploffers ruim onder de inkoopprijs doorverkopen aan buffers, welke buffers dan ieder een deel van de ‘winst’ - die enkel kon worden behaald doordat de ploffer geen omzetbelasting afdroeg - konden behouden. Deze gedragingen vonden plaats in het verband van een criminele organisatie. Verdachte heeft een wezenlijke rol gespeeld binnen deze carrousel.
Bewezen is verklaard dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het opzettelijk niet doen van in totaal elf aangiften omzetbelasting van vijf ploffers en één buffer. Daarnaast is bewezen verklaard dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het opzettelijk onjuist doen van in totaal tien aangiften omzetbelasting van drie besloten vennootschappen en het niet voldoen aan de administratieverplichtingen bij al deze negen vennootschappen. De goede werking van het systeem voor de heffing van omzetbelasting staat of valt bij de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van de aangiften. Door opzettelijk niet of onjuist aangiften te doen heeft verdachte bijgedragen aan de ondergraving van het systeem van de heffing van omzetbelasting.
Verdachte heeft bij herhaling ploffers en buffers aangeleverd voor de btw-carrousel en is ook feitelijk binnen die vennootschappen ‘de man aan de knoppen’ geweest door intensieve bemoeienis te houden met het bestuur van die vennootschappen door het regelen van katvangers als formele bestuurders en opvolging van hen door weer nieuwe katvangers. Hierdoor werden personen die deze vennootschappen gebruikten voor schijnhandel binnen de btw-carrousel, waaronder medeverdachte [verdachte 2] , afgeschermd. De katvangers, die slechts op papier formeel bestuurder waren, waren niet op de hoogte van de omvangrijke schijnhandel binnen die vennootschappen en de enorme bedragen die over de rekeningen van die vennootschappen liepen. Verdachte vertelde hen dat er geen activiteiten plaatsvonden binnen de vennootschappen, terwijl ondertussen volop werd “ingekocht en verkocht” binnen de btw-carrousel. Dat de vennootschappen vervolgens niet aan hun belasting- en administratieverplichtingen konden voldoen, was dan ook een onvermijdelijk gevolg van de wijze waarop verdachte het bestuur en de werkzaamheden binnen die vennootschappen heeft georganiseerd. Het hof heeft geoordeeld dat verdachte dat ook wist. Binnen de criminele organisatie, waarbinnen voor honderden miljoenen euro’s werd omgezet, had verdachte dan ook een essentiële rol. Uit het dossier kan worden opgemaakt dat het fiscale benadelingsbedrag alleen al met betrekking [naam bedrijf] en [naam bedrijf] , reeds ruim twintig miljoen euro bedraagt. Zoals hiervoor onder de feiten 1 tot en met 3 is overwogen hebben (twee) katvangers op verzoek van verdachte meermalen grote contante geldbedragen gepind en aan verdachte overhandigd, waarbij het ging om een bedrag van ruim honderdduizend euro.
Het hof houdt bij de straftoemeting in het nadeel van verdachte rekening met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 april 2024. Daaruit volgt dat hij in het verleden diverse malen onherroepelijk is veroordeeld voor fraude gerelateerde strafbare feiten, waaronder btw-carrouselfraude.
Daarnaast neemt het hof de procesopstelling van verdachte in hoger beroep in strafverzwarende zin in aanmerking. Verdachte heeft op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en evenmin spijt betuigd. Verdachte heeft op zeer lichtzinnige wijze tal van katvangers aangesteld bij de vennootschappen, die een beloning in het vooruitzicht werd gesteld. Verdachte wist dat de vennootschappen zouden worden gebruikt binnen de btw-carrousel. De beloning voor de katvangers bleef in veel gevallen uit en verdachte wist ook dat zij door de belastingdienst zouden worden aangesproken op verplichtingen die het zijn van formeel bestuurder van de vennootschappen met zich zouden brengen. Verdachte heeft hen moedwillig in de problemen gebracht. Het hof neemt dit alles verdachte zeer kwalijk.
Het hof heeft bij de straftoemeting verder rekening gehouden met de rechterlijke oriëntatiepunten bij fraude. Bij een benadelingsbedrag van één miljoen euro en hoger is het oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden tot de maximum gevangenisstraf die op grond van het bewezenverklaarde delict kan worden opgelegd. De maximum gevangenisstraf voor het opzettelijk onjuist doen van aangiften omzetbelasting is op grond van artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een gevangenisstraf van zes jaar. Nu sprake is van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, is de maximaal op te leggen straf voor de bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf van acht jaar.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar passend. De door de rechtbank opgelegde en in hoger beroep door de advocaten-generaal passend geachte (lagere) gevangenisstraf doet, gelet op al het vorenstaande, onvoldoende recht aan de ernst van de feiten, aan de rol van verdachte daarin en aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte waarbij het hof met name acht slaat op het feit dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Wat betreft de overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6, eerste lid, EVRM in eerste aanleg overweegt het hof als volgt. Verdachte is op 3 maart 2015 in verzekering gesteld. Op die datum is de redelijke termijn gaan lopen. Op 6 april 2020 heeft de rechtbank vonnis gewezen. Aldus werd pas na vijf jaar en één maand vonnis gewezen. Gedurende deze jaren hebben er bij de rechtbank diverse zittingen, waaronder ook meerdere regiezittingen, plaatsgevonden en is een groot aantal getuigen, waarvan een groot deel in het buitenland verbleef, gehoord. De ingewikkeldheid en omvang van de onderhavige zaak brengt met zich dat een langere duur dan twee jaar in eerste aanleg is gerechtvaardigd. Het hof is van oordeel dat de redelijke termijn in eerste aanleg op drie jaar is te stellen en daarmee de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg op circa vijfentwintig maanden.
Ook in hoger beroep is de redelijke termijn overschreden. Verdachte heeft op 8 april 2020 hoger beroep ingesteld en het hof doet op 6 juni 2024, na vier jaar en circa twee maanden, einduitspraak. Ook in hoger beroep hebben verdachte en de medeverdachten onderzoekswensen geformuleerd die voor een deel zijn toegewezen. Het hof stelt de redelijke termijn in hoger beroep op tweeëneenhalf jaar en daarmee de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep op circa twintig maanden.
Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep zal het hof een strafkorting toepassen van in totaal 25%, te weten 15% procent voor de overschrijding in eerste aanleg en 10% voor de overschrijding in hoger beroep.
Het hof zal, gelet op deze overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep, de in beginsel passend geachte straf van 5 jaren (zijnde 60 maanden) matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
11.4. De voorlopige hechtenis
Het hof heeft de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst met ingang van 2 april 2021 te 12.00 uur onder de voorwaarden zoals eerder door de rechtbank opgelegd. Het hof ziet in de bijzondere ernst van de bij dit arrest bewezenverklaarde, door verdachte gepleegde feiten, aanleiding de eerder bevolen schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Het hof heeft bij die beslissing ook acht geslagen op de persoonlijke belangen van verdachte, maar is van oordeel dat het algemeen belang, dat gediend is met herleving van het bevel tot voorlopige hechtenis, in dit geval dient te prevaleren boven de persoonlijke belangen van de verdachte. Het hof zal om die reden de opheffing bevelen van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het moment dat dit arrest wordt gewezen.
12. De toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 51, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
13. De beslissing
Het hof:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de volgende deelvrijspraken in het vonnis waarvan beroep:
ter zake van het onder 1 tenlastegelegde, te weten:
- het niet doen van de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (vierde gedachtestreepje), en
- het niet doen van de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [naam bedrijf] (zevende gedachtestreepje), en
- het niet doen van aangiften omzetbelasting over het tweede, derde en/of vierde kwartaal 2013 ten behoeve van [naam bedrijf] (achtste gedachtestreepje), en
ter zake van het onder 3 tenlastegelegde, te weten:
- het niet voldoen aan administratieverplichtingen in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ten aanzien van de ondernemingen [naam bedrijf] en [naam bedrijf] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding partieel nietig voor wat betreft:
- het onderdeel ‘en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en)’ onder feiten 1, 2 en 3;
- het onderdeel ‘een groot aantal…waaronder onder meer’ onder feiten 1 en 2.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 (vijfenveertig) maanden .
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Aldus gewezen door mr. M.L. Plas, voorzitter, mr. A. van Maanen en mr. P.L.M. van Gorkom, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. Y.A. Hoekstra, griffier, en op 6 juni 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken. Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 6 juni 2024.