Direct naar content gaan

Samenvatting

Een echtpaar had in 1988 de echtelijke samenwoning verbroken en leefde sindsdien duurzaam gescheiden. De man was nog in 1988 naar België geëmigreerd en woont daar nog steeds. Het echtpaar was in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en had daarin geen verandering gebracht. Tot die gemeenschap behoorden alle aandelen in een BV waarover de man het bestuur voerde. De aandelen stonden ook op zijn naam. Begin 1996 heeft de man de aandelen verkocht en geleverd. Daarbij werd een winst uit aanmerkelijk belang behaald van fl. 12. 818.000. In het kader van de verkoop van die aandelen verkreeg de man een aantal rentedragende vorderingen waarop hij in 1996 fl. 531.934 rente ontving. De vrouw had weliswaar de helft van de waarde van die vorderingen tot haar vermogen gerekend maar noch aanmerkelijk belangwinst noch rente van die vorderingen tot haar inkomen gerekend. De inspecteur had evenwel de halve aanmerkelijk belangwinst bij haar belast en tevens de helft van de rente op die vorderingen. De Hoge Raad beslist dat gegeven de bijzondere regeling van de aanmerkelijk belangwinst de helft daarvan inderdaad bij de vrouw belast is. De rente is echter geheel bij de man belast omdat hij daarover kan beschikken omdat hij er het bestuur over heeft. Wat de aanmerkelijk belangwinst betreft oordeelde A-G Overgaauw anders.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1996-1997
Instantie
HR
Datum instantie
10 maart 2006
Rolnummer
38.044
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AU2004
ECLI:NL:PHR:2006:AU2004
bwbr0011353&artikel=3.119aa&lid=5,bwbr0011353&artikel=4.6,bwbr0011353&artikel=4.17a&lid=13,bwbr0011353&artikel=4.17a&lid=9

Naar de bovenkant van de pagina